ECLI:NL:RBZLY:2009:BK4818
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.A.M. Heeregrave
- M.A. Wijnands-Veninga
- G.E.A. Neppelenbroek
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van vermeende loverboypraktijken
In de zaak met parketnummer 07/630239-06 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van loverboypraktijken. De verdachte was ten laste gelegd dat hij een slachtoffer had geworven, vervoerd of gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De zitting vond plaats op 5 juni 2008, 4 september 2009 en 9 november 2009, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. van Stratum. De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, eiste een gevangenisstraf van 31 dagen en een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat vrijspraak gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte met het oogmerk van uitbuiting had gehandeld. Er was geen sprake van een ongelijkwaardige machtsverhouding of dwang, zoals kenmerkend voor loverboypraktijken. De rechtbank concludeerde dat het slachtoffer niet tegen haar wil in de prostitutie was gedwongen door de verdachte.
Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen achtte. De uitspraak werd gedaan door de rechters C.A.M. Heeregrave, M.A. Wijnands-Veninga en G.E.A. Neppelenbroek, in aanwezigheid van griffier mr. M. Nijhuis. Mr. Neppelenbroek was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.