ECLI:NL:RBZLY:2009:BK4818

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630239-06
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.A.M. Heeregrave
  • M.A. Wijnands-Veninga
  • G.E.A. Neppelenbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van vermeende loverboypraktijken

In de zaak met parketnummer 07/630239-06 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van loverboypraktijken. De verdachte was ten laste gelegd dat hij een slachtoffer had geworven, vervoerd of gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting. De zitting vond plaats op 5 juni 2008, 4 september 2009 en 9 november 2009, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. van Stratum. De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, eiste een gevangenisstraf van 31 dagen en een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.

De verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en dat vrijspraak gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte met het oogmerk van uitbuiting had gehandeld. Er was geen sprake van een ongelijkwaardige machtsverhouding of dwang, zoals kenmerkend voor loverboypraktijken. De rechtbank concludeerde dat het slachtoffer niet tegen haar wil in de prostitutie was gedwongen door de verdachte.

Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen achtte. De uitspraak werd gedaan door de rechters C.A.M. Heeregrave, M.A. Wijnands-Veninga en G.E.A. Neppelenbroek, in aanwezigheid van griffier mr. M. Nijhuis. Mr. Neppelenbroek was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.630239-06
Uitspraak: 23 november 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte),
geboren op ’(geboortejaar),
wonende te (adres).
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2008, 4 september 2009 en 9 november 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Stratum, advocaat te ‘s-Gravenhage.
De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 31 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een werkstraf van 60 uur subsidiair 30 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting d.d. 5 juni 2008 gewijzigd).
BEWIJS
Door de verdediging is ten aanzien van het ten laste gelegde als verweer gevoerd dat vrijspraak zou moeten volgen aangezien – kort samengevat – het bewijs ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat – in tegenstelling tot de officier van justitie – in onvoldoende mate is komen vast te staan dat verdachte met het oogmerk van uitbuiting (naam slachtoffer) heeft geworven, vervoerd of gehuisvest. Evenmin is komen vast te staan dat verdachte (naam slachtoffer) zou hebben gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. Ook is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om een oogmerk van uitbuiting te veronderstellen. Van een ongelijkwaardige machtsverhouding dan wel dwang, in ruime zin begrepen – kenmerkend voor zogenaamde “loverboy-praktijken” – tussen enerzijds verdachte en zijn medeverdachte en anderszijds (naam slachtoffer) is geen sprake geweest. Er is niet gebleken dat (naam slachtoffer) door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte tegen haar (kennelijke) wil in de prostitutie is gaan werken.
Derhalve dient verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
BESLISSING
Het ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Aldus gewezen door mr. C.A.M. Heeregrave, voorzitter, mrs. M.A. Wijnands-Veninga en G.E.A. Neppelenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2009.
Mr. Neppelenbroek voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.