ECLI:NL:RBZLY:2009:BK4825
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.A.M. Heeregrave
- M.A. Wijnands-Veninga
- G.E.A. Neppelenbroek
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende uitbuiting en prostitutie
In de zaak voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, die op 23 november 2009 werd behandeld, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het werven, vervoeren of huisvesten van een slachtoffer met het oogmerk van uitbuiting. De zitting vond plaats op 3 maart 2009 en 23 november 2009, waarbij de verdachte op de eerste zitting aanwezig was, maar niet op de tweede. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Kwakman, voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De officier van justitie, mr. A.J. de Loor, eiste een gevangenisstraf van 31 dagen en een werkstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte met het oogmerk van uitbuiting had gehandeld. Er was geen bewijs dat de verdachte het slachtoffer had gedwongen of bewogen om zich beschikbaar te stellen voor prostitutie. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een ongelijkwaardige machtsverhouding of dwang, zoals kenmerkend voor zogenaamde 'loverboy-praktijken'.
Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast gelastte de rechtbank de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 1880,- aan de verdachte, aangezien dit bedrag niet vatbaar was voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. De uitspraak werd gedaan door de rechters C.A.M. Heeregrave, M.A. Wijnands-Veninga en G.E.A. Neppelenbroek, met mr. M. Nijhuis als griffier.