ECLI:NL:RBZLY:2009:BK7258

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/630005-09
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit en ontucht met minderjarigen, kinderpornografie en de gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 28 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bezit van kinderporno en ontucht met minderjarigen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen met een minderjarige, die onder zijn zorg viel, en aan het bezit van kinderpornografisch materiaal. De feiten vonden plaats tussen 1991 en 2009, waarbij de verdachte gebruik maakte van zijn positie van vertrouwen om de minderjarige te misbruiken.

De rechtbank vond het bewezen dat de verdachte in de periode van 1 december 1991 tot en met 31 december 1991 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, en dat hij in de periode van 23 september 2008 tot en met 14 januari 2009 in bezit was van 144 multimediafiles met kinderpornografisch materiaal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk naar kinderporno zocht en dat hij zich bewust was van de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van 5 jaar en de verplichting tot reclassering.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en oordeelde dat de verdachte een gevaar voor de maatschappij vormde. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 2.790,00 aan schadevergoeding. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere strafblad en de ouderdom van de feiten, maar vond dat de ernst van de misdrijven een substantiële straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07/630005-09
Uitspraak: 28 oktober 2009
Vonnis in de zaak van:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
geboren (geboorteplaats),
wonende te (adres)
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H. van Meurs, advocaat te Kampen.
De officier van justitie, mr. B.C. van Haren, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaar, onder oplegging van de bijzondere voorwaarden (waaronder een verplicht reclasseringscontact) zoals vermeld in het adviesrapport van de stichting Reclassering Nederland van 29 september 2009.
De officier van justitie heeft voorts de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten bedrage van € 6.245,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor voornoemd bedrag.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 31 december 1991
in de gemeente Kampen, met (benadeelde partij), geboren [...] 1983 die toen de
leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, één of meermalen één of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die (benadeelde partij), hebbende
verdachte een of meerdere vingers en/of tong in/tegen de vagina van die (benadeelde partij) geduwd/gebracht;
2. hij in of omstreeks de periode 01 december 1991 tot en met 31 december 1991 in
de gemeente Kampen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of
waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (benadeelde partij), geboren op [...]
1983, immers heeft hij toen die (benadeelde partij) bij hem logeerde meermalen,
althans eenmaal één of meerdere ontuchtige handelingen gepleegd bestaande uit
het duwen/brengen van een of meerdere vingers en/of tong in/tegen de vagina
van (benadeelde partij), het ontuchtig kussen van, strelen van, aaien over en/of
likken aan de vagina en/of schaamlippen van (benadeelde partij) en/of die (benadeelde partij) zijn penis laten betasten;
3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 1989 tot
16 mei 1994 in de gemeente(n) Kampen en/of Borculo en/of Groningen, althans in
Nederland met (benadeelde partij), geboren op [....] 1983, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans eenmaal een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het duwen/brengen van
een of meerdere vingers en/of tong in/tegen de vagina van (benadeelde partij), het
ontuchtig kussen van, strelen van, aaien over en/of likken aan en/of over de
vagina en/of de schaamlippen van die (benadeelde partij) en/of die (benadeelde partij)
zijn penis laten betasten;
4. hij in of omstreeks de periode van 23 september 2008 tot en met 14 januari
2009 te (plaatsnaam), gemeente (naam gemeente), in elk geval in Nederland, 144
multimediafiles, althans een hoeveelheid gegevensdragers, bevattende één of
meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde
afbeeldingen een persoon of personen die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren
betrokken, heeft vervaardigd en/of in bezit heeft gehad, zulks terwijl
verdachte van bovenomschreven feit een gewoonte heeft gemaakt, bestaande die
afbeeldingen en/of gegevensdragers ondermeer hierin:
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 4 en 8 jaar met een naakt
onderlichaam, die met haar hand een stijve penis vasthoudt (nummer 1:
04.25.01.04.01.01),
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 9 en 15 jaar, die de penis van een man
in haar mond heeft (nummer 2: 04.29.01.04.01.01),
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
naakt meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 3 en 7 jaar, die met haar benen
uit elkaar ligt (nummer 3: 04.29.01.04.01.01),
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 3 en 7 jaar, met een naakt
onderlichaam, waarop een man ejaculeert (nummer 4: 04.29.01.04.01.01),
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van twee
jongens en een meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 11 en 16 jaar, waar een
jongen met zijn tong de vagina van het meisje likt en de andere jongen zijn
penis door het meisje laat vasthouden (nummer 5: 04.29.01.04.01.01),
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
jongen en een meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 10 en 14 jaar, die
vaginale gemeenschap met elkaar hebben (nummer 7: 04.29.01.04.01.01)
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
volwassen man en een meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 10 en 15 jaar,
die vaginale of anale gemeenschap met elkaar hebben (nummer 8:
04.29.01.04.01.01)
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van twee
meisjes, kennelijk in de leeftijd tussen 4 en 10 jaar, waar het ene meisje de
vagina likt van het andere meisje (nummer 9: 04.29.01.04.01.01)
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
een meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 12 en 16 jaar, met een gezicht vol
sperma (nummer 10: 04.29.01.04.01.01)
BEWIJS
De verdachte dient van het onder 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Door de verdediging is ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde feit geconcludeerd tot vrijspraak en daartoe - zakelijk weergegeven - als verweer gevoerd dat geen sprake is van het in het bezit hebben van afbeeldingen met kinderporno aangezien uit het proces-verbaal van politie is gebleken dat de in de tenlastelegging vermelde afbeeldingen zijn aangetroffen in de “temporary internet files” van de computer van verdachte dan wel met behulp van speciale forensische software als “lost files” en “recovered folders” op die computer zijn opgespoord.
De rechtbank overweegt daaromtrent het navolgende
Uit het proces-verbaal van politie, d.d. 17 februari 2009 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], blijkt onder meer dat bij onderzoek van de harde schijf van de Acer computer van verdachte 70 bestanden met kinderpornografisch beeldmateriaal zijn aangetroffen in de directory “lost files”, dat 72 bestanden met kinderpornografisch beeldmateriaal zijn aangetroffen in de directory “temporary internet files” en dat 2 bestanden met kinderpornografisch beeldmateriaal zijn aangetroffen in de directory “recovered folders”.
Van voornoemde bestanden met kinderpornografisch beeldmateriaal is een negental omschreven in de dagvaarding.
Uit het proces-verbaal van politie, d.d. 24 februari 2009 opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], blijkt dat vijf van de voornoemde bestanden zijn aangetroffen in de directory “lost files”, te weten:
- nummer 1: 04.25.01.04.01.01,
- nummer 3: 04.29.01.04.01.01,
- nummer 5: 04.29.01.04.01.01,
- nummer 7: 04.29.01.04.01.01,
- nummer 8: 04.29.01.04.01.01,
terwijl de overige vier bestanden zijn aangetroffen in de directory “temporary internet files”, te weten:
- nummer 2: 04.29.01.04.01.01,
- nummer 4: 04.29.01.04.01.01,
- nummer 9: 04.29.01.04.01.01,
- nummer10: 04.29.01.04.01.01.
Dat de aangetroffen bestanden kinderpornografisch beeldmateriaal bevatten en dat die op de harde schijf van de Acer computer van verdachte zijn aangetroffen, is niet in geschil. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde is voorts noodzakelijk dat kan worden vastgesteld dat verdachte in de ten laste gelegde periode het opzet op het bezit van de in de dagvaarding genoemde bestanden met kinderpornografisch beeldmateriaal heeft gehad.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het vereiste opzet op het bezit van de bestanden die verwijderd waren maar die als “lost files”en “recovered folders” van de computer van verdachte zijn teruggehaald, niet kan worden bewezen. Hierbij is van belang dat uit het eerder genoemde proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1]blijkt dat die bestanden met speciale forensische software zijn opgespoord in door die software zelf aangemaakte virtuele mappen (“lost files”dan wel “recovered folders”). Niet is komen vast te staan dat verdachte op zijn computer over vergelijkbare software beschikte. Daarmee kan dan ook niet worden gezegd dat verdachte nog op enigerlei wijze beschikkingsmacht had over die bestanden. Nu die beschikkingsmacht ontbreekt, wordt niet voldaan aan het opzetvereiste ten aanzien van het bezit van die bestanden, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Dat ligt naar het oordeel van de rechtbank echter anders ten aanzien van de in de dagvaarding bedoelde bestanden met kinderpornografisch beeldmateriaal die zijn aangetroffen in de “temporary internet files”.
Hierbij is van belang dat verdachte heeft verklaard dat hij op het internet doelbewust op zoek is naar kinderporno en daarbij ook afbeeldingen bekijkt. Verdachte heeft verklaard dat hij geen kinderporno (meer) downloadt. Uit de verklaringen die verdachte bij de politie en ook ter zitting heeft afgelegd blijkt echter zonneklaar dat verdachte zich er terdege van bewust is dat door hem bekeken kinderpornografische afbeeldingen terecht komen in de “temporary internet files”. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke bestanden op een computer voor de gemiddelde computergebruiker over het algemeen eenvoudig zijn terug te vinden en vervolgens zonder ingewikkelde bewerkingen kunnen worden geopend. Tegen deze achtergrond acht de rechtbank van belang dat verdachte, gelet op onder meer zijn verklaringen tegenover de politie en zijn verklaring ter terechtzitting alsook op de verklaring van zijn eigen zuster, over een meer dan gemiddelde computerkennis beschikt. In dat verband verdient opmerking dat op de Acer computer het zogeheten Kremlin programma voorkomt, waarmee bestanden kunnen worden beveiligd dan wel versleuteld, en dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dit programma ook te gebruiken.
In het licht van het voorgaande hecht de rechtbank verder bijzondere betekenis aan het feit dat uit het politie-onderzoek naar voren is gekomen dat op de Acer computer van verdachte onder meer het softwareprogramma “Eusing Window Washer” is aangetroffen. Dit programma was ingesteld op handmatig opstarten, dat wil zeggen dat het niet automatisch op bepaalde tijdstippen en/of bij het opstarten of afsluiten van de computer onafhankelijk van een nadere handeling van verdachte werd opgestart. In de in het dossier gevoegde overzichten van de instellingen van dat programma valt te constateren dat een dergelijke automatische opschoningsfunctie wèl kan worden ingeschakeld en dat in de aangetroffen instellingen de optie “ask before cleaning the item” was aangevinkt. Uit deze instellingen volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte tot aan het moment waarop hijzelf de verwijdering van bestanden accordeert, beschikkingsmacht heeft over die bestanden.
In aanmerking genomen
a. het feit dat verdachte op internet doelbewust en met enige regelmaat naar kinderporno zoekt en afbeeldingen bekijkt èn
b. dat verdachte zich terdege bewust is van het feit dat dergelijke bekeken afbeeldingen als temporary internet file op zijn computer terecht komen èn
c. het feit dat dergelijke bestanden voor de gemiddelde computergebruiker over het algemeen eenvoudig zijn terug te halen èn
d. het feit dat verdachte zelf beschikt over een meer dan gemiddelde kennis van computers èn
e. dat de instellingen van het op verdachtes computer aangetroffen opschoningsprogramma (Eusing Window Washer) bij de inbeslagname waren zoals hiervoor is vermeld,
is de rechtbank van oordeel dat in dit geval gezegd moet worden dat verdachte in elk geval vanaf het moment waarop hij de afbeelding bekeek tot aan het moment waarop hij zijn computer de opdracht tot opschonen gaf, beschikkingsmacht had over de betreffende bestanden en wel zodanig dat daarmee is voldaan aan het voor “bezit” in de zin van artikel 240b Sr vereiste opzet.
De rechtbank komt voor wat betreft de als temporary internet files aangetroffen bestanden dan ook tot bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2, 3 en 4 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
2. hij in de periode 01 december 1991 tot en met 31 december 1991 in de gemeente Kampen ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige (benadeelde partij), geboren op [...] 1983, immers heeft hij toen die (benadeelde partij) bij hem logeerde meermalen ontuchtige handelingen gepleegd bestaande uit
het brengen van een of meerdere vingers tegen de vagina van (benadeelde partij), het ontuchtig kussen van, strelen van, aaien over de vagina en schaamlippen van (benadeelde partij)en die (benadeelde partij) zijn penis laten betasten;
3. hij op tijdstippen in de periode van 16 mei 1989 tot 16 mei 1994 in de gemeenten Borculo en Groningen met (benadeelde partij), geboren op [...] 1983, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het strelen van, aaien over de vagina en/of de schaamlippen van die (benadeelde partij);
4. hij de periode van 23 september 2008 tot en met 14 januari 2009 te (plaatsnaam), gemeente (naam gemeente), in elk geval in Nederland, een hoeveelheid gegevensdragers, bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen een persoon of personen die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren betrokken, in bezit heeft gehad, bestaande die afbeeldingen en/of gegevensdragers ondermeer hierin:
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 9 en 15 jaar, die de penis van een man
in haar mond heeft (nummer 2: 04.29.01.04.01.01),
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 3 en 7 jaar, met een naakt
onderlichaam, waarop een man ejaculeert (nummer 4: 04.29.01.04.01.01),
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van twee
meisjes, kennelijk in de leeftijd tussen 4 en 10 jaar, waar het ene meisje de
vagina likt van het andere meisje (nummer 9: 04.29.01.04.01.01)
- een hard disk, waarop een afbeelding stond of afbeeldingen stonden van een
een meisje, kennelijk in de leeftijd tussen 12 en 16 jaar, met een gezicht vol
sperma (nummer 10: 04.29.01.04.01.01).
Van het 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 2:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4:
Een afbeelding, een voorwerp of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding – van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in het bezit hebben, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank rekent de verdachte met name de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zwaar aan. Verdachte is daarbij naar het oordeel van de rechtbank uitsluitend gericht geweest op zijn eigen behoeftenbevrediging en heeft met het seksueel misbruiken van zijn toen achtjarige nichtje in een door haar zonder meer als veilig veronderstelde omgeving
- namelijk bij verdachte, haar oom, thuis - op een zeer verwerpelijke wijze misbruik gemaakt van haar vertrouwen en heeft haar lichamelijke en psychische integriteit op ernstige wijze aangetast. Verdachte heeft dat seksueel misbruik in de daarop volgende ruim twee jaren meerdere malen herhaald - nota bene bij zijn nichtje thuis en in het huis van haar oma - zodra daartoe de gelegenheid aanwezig was.
Dergelijke feiten veroorzaken grote maatschappelijke onrust en hebben veelal een negatieve invloed op de ontwikkeling van het slachtoffer in kwestie. In de onderhavige zaak is voldoende aannemelijk geworden dat het handelen van verdachte op het verdere leven van het toen nog zeer jeugdige slachtoffer een grote impact heeft gehad. Ook valt niet uit te sluiten dat het slachtoffer in haar verdere toekomst nog nadelige invloed zal ondervinden van het bewezen verklaarde handelen van verdachte. De omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten tussen 1991 en 1994 zijn gepleegd doet aan de ernst van het bewezen
verklaarde niet af.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat mede in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, waarbij seksuele handelingen van onder meer jonge kinderen onderling en/of met volwassenen zijn afgebeeld. De rechtbank rekent de verdachte zwaar aan dat hij door zijn handelen, zij het indirect, betrokken is bij en medeverantwoordelijk is voor het grove misbruik van deze kinderen, die worden gedwongen tot het poseren voor dergelijke afbeeldingen en/of tot het meewerken aan dan wel ondergaan van handelingen die op ernstige wijze inbreuk maken op hun lichamelijke integriteit. De verdachte heeft een bijdrage geleverd aan het in stand houden van de vraag naar deze beelden. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat kinderen door genoemd misbruik psychische schade kunnen oplopen, hetgeen ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank heeft bij haar afwegingen ten nadele van de verdachte laten meewegen dat verdachte de ernst van zijn grensoverschrijdend gedrag slechts tot op zeer beperkte hoogte lijkt te willen inzien, dat hij niet kan of wil inzien dat seksuele contacten tussen een volwassene en een kind maatschappelijk volstrekt niet worden geaccepteerd en dat zij schadelijk kunnen zijn voor het slachtoffer in kwestie.
Het feit dat verdachte ervoor uitkomt dat hij pedofiel is en dat hij vindt dat er met zijn seksuele gevoelens rekening gehouden moet worden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet wegnemen dat seksueel contact tussen volwassenen en kinderen in de thans geldende maatschappelijke orde in het geheel niet getolereerd wordt. Verdachte zal daarnaar dienen te handelen, hoe zwaar dat voor hem wellicht ook is.
Vanwege de pedofiele geaardheid van de verdachte en ook vanwege de woede en frustraties die de verdachte zegt te ervaren op grond van de beoordeling en veroordeling van pedofilie door de maatschappij kan recidivegevaar naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten.
Anderzijds heeft de rechtbank, ten voordele van verdachte, laten meewegen dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten als de thans bewezen verklaarde feiten. Voorts heeft rechtbank de ouderdom van de bewezen verklaarde feiten in aanmerking genomen.
De rechtbank is, alle omstandigheden afwegende, van oordeel dat het opleggen van een (substantiële) onvoorwaardelijke gevangenisstraf thans een te zwaar vergeldingsmiddel is.
De rechtbank zal daarom aan de verdachte de maximale werkstraf van 240 uur opleggen.
Daarnaast acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 1 jaar noodzakelijk, waarbij in het kader van de proeftijd een verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde zal worden gesteld teneinde de verdachte de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling(en) te bieden en teneinde op die wijze het recidivegevaar te minimaliseren.
De rechtbank heeft bij het voorgaande tevens in aanmerking genomen dat het uitvoeren van de 240 uren taakstraf in combinatie met het volgen van de noodzakelijk geachte begeleiding en behandeling(en) door de verdachte van hem zeer zware inspanningen zullen vergen met aanzienlijke gevolgen voor zowel zijn werk als zijn privé-leven.
Ten aanzien van de op te leggen proeftijd overweegt de rechtbank het volgende.
In de reclasseringsrapportage valt te lezen dat het delictgevaar ligt besloten in het feit dat er bij verdachte sprake is van woede richting de maatschappij en dat er kans is op een (ernstig) (zeden)delict als hij die woede niet onder controle houdt. Verdachte heeft daar tegenover gesteld dat een dergelijk delict niet per se een zedendelict hoeft te zijn, maar dat kan naar het oordeel van de rechtbank niet wegnemen dat in die rapportage wordt gemeld dat er sprake is van een voortdurende onderdrukking van verdachtes gevoelens voor minderjarigen en dat verdachte zelf had verteld dat er, gezien zijn geaardheid, altijd gevaar op een delict is.
Tegen die achtergrond is de rechtbank van oordeel dat er voldoende grond is om aan te nemen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dit in aanmerking genomen acht de rechtbank, mede met het oog op eventuele langdurige begeleiding en hulpverlening van/aan de verdachte, het opleggen van een proeftijd van 5 jaar noodzakelijk.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank (onder meer) rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 28 augustus 2009;
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 29 september 2009 uitgebracht door de stichting Reclassering Nederland;
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij (benadeelde partij) (feit 2 en feit 3)
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij mevrouw (benadeelde partij), wonende te (plaatsnaam), rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de ten laste van verdachte onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten.
De hoogte van die schade is, gelet op de inhoud van het “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” en gelet op hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen, genoegzaam komen vast te staan tot een totaalbedrag van € 2.790,00 (bestaande uit een bedrag van € 290,00, ter zake van geleden materiële schade en een bedrag van € 2.500,00 ter zake van geleden immateriële schade), vermeerderd met de kosten die -tot op heden- worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar. De rechtbank overweegt daaromtrent dat voldoende is komen vast te staan dat de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten een grote impact hebben gehad op de benadeelde partij en hebben geleid tot psychische schade bij haar, in ieder geval in de vorm van gederfde levensvreugde. Nu echter naar het oordeel van de rechtbank de exacte omvang van de psychische schade onvoldoende uit de beschikbare stukken kan worden afgeleid acht de rechtbank termen aanwezig om de geleden immateriële schade vooralsnog vast te stellen op een bedrag van € 2.500,00.
De rechtbank acht, gelet op de aard van de bewezen verklaarde feiten en de naar voren gekomen feiten en omstandigheden, termen aanwezig om de wettelijke rente toe te kennen met ingang van de datum van aangifte, te weten 7 april 2008.
De vordering van de benadeelde partij is naar het oordeel van de rechtbank voor wat het meer gevorderde betreft niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering voor dat deel niet ontvankelijk is en dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De rechtbank zal voorts ter zake van de onder 2 en 3 bewezen verklaarde feiten aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 2.790,00 ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde partij).
BESLISSING
Het onder 1 ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten een werkstraf van 240 uren.
De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf .
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 5 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften en aanwijzingen mogen ook inhouden dat de verdachte gedurende de proeftijd een of meer ambulante behandeling(en) zal volgen bij de forensische psychiatrische polikliniek Kairos te Arnhem of een soortgelijke (behandel)instelling.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij (benadeelde partij), wonende te [woonplaats], van een bedrag van € 2.790,00 (zegge: zevenentwintighonderdnegentig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds 7 april 2008, tot die van de voldoening.
De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 2.790,00, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde partij), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 43 dagen hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij (benadeelde partij) voor wat het meer gevorderde betreft in haar vordering niet ontvankelijk is en dat zij zijn/haar vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mrs. L.J.C. Hangx en J.E. van den Steenhoven-Drion, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2009.
Mrs. Hangx en Van den Steenhoven-Drion voornoemd waren buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.