RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.400246-09
Uitspraak: 16 december 2009
(verdachte)
geboren (geboorteplaats),
wonende te (adres)
thans verblijvende in de P.I. Overijssel, Huis van Bewaring te Zwolle.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 2 december 2009. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.L.E.M. Krauth , advocaat te Zwolle.
De officier van justitie, mr. G.C. Pol, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte terzake onder het primair ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 september 2009 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (benadeelde partij), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, één of meer stekende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van het lichaam van die (benadeelde partij ) en/of (daarbij) die (benadeelde partij ) in en/of ter hoogte van diens heup heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2009 te Zwolle opzettelijk mishandelend een persoon (te weten (benadeelde partij )), met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in en/of ter hoogte van diens heup heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De rechtbank acht wettig en overtuigende bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op 16 september 2009 te Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd (benadeelde partij ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, stekende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van het lichaam van die (benadeelde partij ) en daarbij die (benadeelde partij ) ter hoogte van diens heup heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank leidt het opzet van verdachte om (benadeelde partij ) zwaar lichamelijk letsel toe te brengen daaruit af dat verdachte - naar uit de bewijsmiddelen, met name de verklaringen van het slachtoffer (benadeelde partij ) bij zijn aanhouding (p.v. van aanhouding nr. 2009054667-6) en van de getuige (naam getuige) (p.v. van verhoor getuige nr. 2009054667-4), blijkt - door met een mes meerdere malen gericht stekende bewegingen te maken in de richting van het (onder)lichaam van die (benadeelde partij ), zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans, en (daarmee) naar het oordeel van de rechtbank die aanmerkelijke kans ook welbewust heeft aanvaard, dat die (benadeelde partij ) aldus zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Primair
Poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
De rechtbank passeert het betoog van de raadsman dat sprake is geweest van noodweer c.q. noodweerexces.
De rechtbank is op grond van het onderzoek van oordeel dat geenszins aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte, waaraan hij zich op geen andere wijze kon onttrekken dan door het uitoefenen van geweld. De rechtbank merkt in dit verband –wellicht ten overvloede- nog op dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte op een gegeven moment het gebouw –wederom- heeft verlaten en die (benadeelde partij ) vervolgens tegemoet is gelopen, waarmee hij zelf de (hernieuwde) confrontatie heeft opgezocht.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 oktober 2009.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het primair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Aldus gewezen door mr. H.H.J. Harmeijer , voorzitter, mr. H. Heins en mr. M. Willemse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 december 2009.
Mr. Harmeijer voornoemd was verhinderd dit vonnis mede te ondertekenen.