ECLI:NL:RBZLY:2009:BK7923

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
161424 - KG ZA 09-421
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot contactverbod in het kader van mentorschap afgewezen

In deze zaak hebben [eiseres] en [eiser] als mentoren van hun zoon [A] een vordering ingesteld tot het opleggen van een contactverbod aan [gedaagde]. De procedure begon met een dagvaarding op 26 augustus 2009, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 september 2009, waarbij [A] als informant werd gehoord. De ouders van [A] stelden dat de relatie tussen [A] en [gedaagde] ongezond was en dat [gedaagde] [A] in een kwetsbare positie zou brengen door hem te betrekken in zijn slechte financiële situatie en in de drugs- en prostitutiescene. De ouders baseerden hun vordering op artikel 1:453 van het Burgerlijk Wetboek, dat de rol van mentoren in de verzorging en begeleiding van hun kind regelt.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering niet toewijsbaar is. Tijdens de zitting heeft [A] zelf bezwaar gemaakt tegen het contactverbod, wat volgens de rechtbank een belangrijke factor is. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het contactverbod noodzakelijk was om ernstig nadeel voor [A] te voorkomen. De rechtbank wees erop dat de zorgen van [eiseres] en [eiser] over het welzijn van [A] begrijpelijk zijn, maar dat dit niet voldoende was om de vordering te honoreren. De rechtbank concludeerde dat voor een dergelijke verstrekkende maatregel als een contactverbod nader onderzoek nodig was, wat niet mogelijk is in een kort geding.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van [eiseres] en [eiser] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], die zijn begroot op EUR 1.166,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.W.F. Houthoff op 18 september 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 161424 / KG ZA 09-421
Vonnis in kort geding van 18 september 2009
in de zaak van
1. [eiseres],
2. [eiser],
in hun hoedanigheid van mentoren van hun zoon [A],
beide wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. F. Bonefaas te Leiden,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. B. Bijlsma te Almere.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 augustus 2009
- de mondelinge behandeling van 8 september 2009, waarbij [A] als
informant is gehoord
- de pleitnota van [eiseres] en [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] en [eiser] zijn ouders van [A].
2.2. [gedaagde] kent [A] negen jaar, waarbij de laatste jaren sprake is van een seksuele relatie.
2.3. [A], thans 33 jaar oud, woont zelfstandig te [woonplaats], heeft werk en wordt ondersteund door [eiseres] en [eiser]. Bij [A] is in het verleden een IQ vastgesteld van 71.
2.4. Bij brief van 20 oktober 2006 heeft MEE IJsseloevers te [woonplaats] in antwoord op een door [eiseres] gedane aanvraag voor psycho-diagnostisch onderzoek van [A] onder meer het volgende meegedeeld:
“Uit onderzoek van 2000/2001 blijkt dat de heer [A] functioneert op moeilijk lerend niveau. Dit betekent dat hij in zijn verstandelijke ontwikkeling een achterstand laat zien en deze ook niet zal inhalen. Hoewel het rapport een beperkte geldigheidsduur heeft, kan over het algemeen worden aangenomen dat er bij volwassenen weinig verschil zal zijn wanneer de cliënt opnieuw getest wordt en in de tussentijd nauwelijks scholing heeft gehad of anderszins begeleiding heeft gehad waarbij een duidelijke groei in de ontwikkeling is waar te nemen. Een herhaald psycho-diagnostisch onderzoek betekent over het algemeen een extra psychische belasting voor de cliënt. Hij functioneert ongeveer op het niveau van een kind in de basisschoolleeftijd. Hij is daarom beïnvloedbaar en heeft een beperkt zicht op oorzaak-gevolg relaties. In het dagelijkse leven is hij aangewezen op ondersteuning.”
2.5. Bij beschikking van 28 februari 2008 van deze rechtbank, sector kanton, locatie Lelystad (386071 BM VERZ 08-35), is een bewind ingesteld over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [A]. [eiseres] en [eiser] zijn benoemd tot bewindvoerders.
2.6. Bij beschikking van 22 januari 2009 van deze rechtbank, sector kanton, locatie Lelystad (432447 MS VERZ 08-73) is een mentorschap ingesteld ten behoeve van [A] en zijn [eiseres] en [eiser] benoemd tot mentoren.
2.7. Art. 1: 453 BW luidt:
“1. Tenzij uit wet of verdrag anders voortvloeit, is de betrokkene tijdens het mentorschap onbevoegd rechtshandelingen te verrichten in aangelegenheden betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.
2. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde rechtshandelingen vertegenwoordigt de mentor de betrokkene in en buiten rechte, tenzij op grond van wet of verdrag vertegenwoordiging uitgesloten is. De mentor kan de betrokkene toestemming verlenen deze rechtshandelingen zelf te verrichten.
3. Ten aanzien van andere handelingen dan rechtshandelingen betreffende de in het eerste lid genoemde aangelegenheden treedt de mentor, voor zover de aard van de desbetreffende handeling dit toelaat, in plaats van de betrokkene op.
4. De mentor geeft aan de betrokkene raad in hem betreffende aangelegenheden van niet-vermogensrechtelijke aard en waakt over diens belangen ter zake.
5. Verzet de betrokkene zich tegen een handeling van ingrijpende aard in aangelegenheden als in het tweede en derde lid bedoeld, dan kan die handeling slechts plaatsvinden indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de betrokkene te voorkomen.”
3. Het geschil
3.1. [eiseres] en [eiser] vorderen samengevat - dat het [gedaagde] wordt verboden contact met [A] op te nemen.
3.2. [eiseres] en [eiser] hebben ter zitting meegedeeld hun vordering juridisch te gronden op het bepaalde in art. 1:453 BW. [eiseres] en [eiser] stellen dat zij - in het kader van de begeleiding als bedoeld in art. 453 lid 1 BW - als mentoren van [A] recht op en spoedeisend belang hebben bij toewijzing van het gevraagde contactverbod.
3.3. Feitelijk hebben [eiseres] en [eiser] aan hun vordering ten grondslag gelegd dat de relatie van [A] met [gedaagde] ongezond en onwenselijk is. Zij stellen dat [gedaagde] [A] meetrekt in zijn slechte financiële schuldenpositie en in de drugs-, gay- en prostitutiescene. Volgens [eiseres] en [eiser] dient de positie van [A], die een ontwikkelings- en belevingsniveau van een 12-jarige heeft, te worden vergeleken met die van meisjes die in handen zijn gevallen van loverboys.
3.4. [gedaagde] voert verweer.
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Gelet op de dagvaarding van 26 augustus 2009 hebben [eiseres] en [eiser] de vordering op persoonlijke titel aanhangig gemaakt. Uit hetgeen [eiseres] en [eiser] ter zitting naar voren hebben gebracht begrijpt de voorzieningenrechter dat zij de vordering slechts in hun hoedanigheid van mentoren van [A] wensen in te stellen. [gedaagde] heeft desgevraagd geen bezwaren geuit om [eiseres] en [eiser] in hun hoedanigheid van mentoren als eisende partij in deze zaak aan te merken. Onder deze omstandigheid zal er van uit worden gegaan dat [eiseres] en [eiser] de vordering in vorenbedoelde hoedanigheid hebben ingesteld.
4.2. [eiseres] en [eiser] hebben hun vordering gebaseerd op art. 1:453 BW. Vraag is echter of het aan [gedaagde] op te leggen contactverbod is aan te merken als een in dat artikel genoemde handeling in aangelegenheden betreffende de verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding van [A]. Maar ook als daarvan zou worden uitgegaan, dan geldt nog het volgende. Ter zitting heeft [A] als informant gemeld zich niet te kunnen vinden in de door de [eiseres] en [eiser] als mentoren gevorderde maatregel. [A] heeft zijn bezwaar gemotiveerd naar voren gebracht. Gelet op het bepaalde in lid 5 van art. 1: 453 BW is de vordering derhalve slechts toewijsbaar indien en voor zover dit kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor [A] te voorkomen. Dat daar sprake van is, is op grond van het navolgende onvoldoende gebleken.
4.3. [eiseres] en [eiser] hebben ter onderbouwing van hun vordering zich met name beroepen op het rapport van de Stichting Criminaliteitsbestrijding Nederland van 20 november 2008 en de door [B], ambulant hulpverlener, opgestelde (persoonlijke?) verklaring van 21 augustus 2009. Een aan [gedaagde] op te leggen contactverbod is echter een zeer verstrekkende maatregel, zeker nu [A] zelf bezwaar heeft tegen zo’n verbod. Onder deze omstandigheid mag verwacht worden dat het gestelde ernstig nadeel grondig onderbouwd wordt. Voormeld rapport van een zelfverklaarde in criminaliteitsbestrijding gespecialiseerde stichting en de (op persoonlijke titel?) opgestelde verklaring van 21 augustus 2009 zijn daarvoor ontoereikend. Bovendien geldt dat ook het in beide bescheiden geschetste beeld (in de relatie tussen [gedaagde] en [A] is sprake van een ten nadele van [A] bestaande ongelijkwaardig niveau van denken en handelen, er is sprake van een financieel zwakke positie van [gedaagde], van een gay-uitgaanscircuit en van (incidenteel) drugsgebruik) onvoldoende is om te oordelen dat een verstrekkende maatregel als een aan [gedaagde] op te leggen contactverbod kennelijk noodzakelijk is om ernstig nadeel voor [A] te voorkomen. Voor toewijzing van de vordering is derhalve nader onderzoek noodzakelijk en daar leent een kort geding zich niet voor. Dat [eiseres] en [eiser] zich, mede op grond van voormelde bescheiden, zorgen maken om het welzijn van [A] is begrijpelijk, maar leidt niet tot een ander oordeel.
4.4. Slotsom is dat de vordering niet toewijsbaar is.
4.5. [eiseres] en [eiser] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 262,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.166,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] en [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 1.166,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2009.