ECLI:NL:RBZLY:2009:BK7923
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Kort geding
- J.W.F. Houthoff
- Rechtspraak.nl
Vordering tot contactverbod in het kader van mentorschap afgewezen
In deze zaak hebben [eiseres] en [eiser] als mentoren van hun zoon [A] een vordering ingesteld tot het opleggen van een contactverbod aan [gedaagde]. De procedure begon met een dagvaarding op 26 augustus 2009, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 september 2009, waarbij [A] als informant werd gehoord. De ouders van [A] stelden dat de relatie tussen [A] en [gedaagde] ongezond was en dat [gedaagde] [A] in een kwetsbare positie zou brengen door hem te betrekken in zijn slechte financiële situatie en in de drugs- en prostitutiescene. De ouders baseerden hun vordering op artikel 1:453 van het Burgerlijk Wetboek, dat de rol van mentoren in de verzorging en begeleiding van hun kind regelt.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering niet toewijsbaar is. Tijdens de zitting heeft [A] zelf bezwaar gemaakt tegen het contactverbod, wat volgens de rechtbank een belangrijke factor is. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het contactverbod noodzakelijk was om ernstig nadeel voor [A] te voorkomen. De rechtbank wees erop dat de zorgen van [eiseres] en [eiser] over het welzijn van [A] begrijpelijk zijn, maar dat dit niet voldoende was om de vordering te honoreren. De rechtbank concludeerde dat voor een dergelijke verstrekkende maatregel als een contactverbod nader onderzoek nodig was, wat niet mogelijk is in een kort geding.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van [eiseres] en [eiser] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde], die zijn begroot op EUR 1.166,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.W.F. Houthoff op 18 september 2009.