RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07/400162-09 (P)
Uitspraak: 10 december 2009
(verdachte),
geboren op (geboortejaar),
wonende te (adres)
thans in voorarrest verblijvende in (verblijfplaats)
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg op 3 september 2009 en 26 november 2009.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. G.C. Pol, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht. De verdachte is in persoon verschenen.
De verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 3 september 2009 ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 08 juni 2009 in de gemeente gemeente Zwolle opzettelijk
mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten (naam slachtoffer), één
of meermalen, althans eenmaal in het gezicht, tegen het hoofd en/of tegen het
lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of met een mes in de hand heeft
gestoken en/of (nadat zij uit het raam en/of van de dakgoot naar beneden was
gesprongen) buiten de woning aan de haren over de grond heeft gesleept,
althans aan de haren heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2. hij op of omstreeks 08 juni 2009 in de gemeente Zwolle (naam slachtoffer) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gericht
en/of gericht gehouden naar die(naam slachtoffer) en/of (daarbij) deze dreigend de
woorden toegevoegd : "Ik vermoord jou", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2008
tot 07 juni 2009 in de gemeente Zwolle meermalen opzettelijk mishandelend zijn
echtgenote, althans een persoon, te weten (naam slachtoffer), in het gezicht, tegen
het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of aan de
haren getrokken en/of met een stok op de arm heeft geslagen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4. hij op of omstreeks 22 april 2009 in de gemeente Zwolle, (naam slachtoffer 2) heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (naam slachtoffer 2)
dreigend de woorden toegevoegd :"Kom maar hier, kom maar hier dan steek ik je
neer.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
(vervolgens) opzettelijk dreigend met een mes, althans een (scherp) voorwerp,
stekende bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van die (naam slachtoffer 2) en/of
(daarbij) dreigend de woorden toegevoegd :"Kom maar dichterbij dan steek ik
je.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; (parketnummer
07/460294-09)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5. hij op of omstreeks 19 februari 2009 in gemeente Zwolle met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoontoestel, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Mediamarkt, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
gevolgd van bedreiging met geweld tegen (naam slachtoffer 3), de bedrijfsleider van de
Mediamarkt, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met
geweld hierin bestond(en) dat verdachte zijn rechterhand schuin in zijn jas stak in
de richting van zijn broeksband en/of tegen die (naam slachtoffer 3) heeft geroepen of gezegd:
"Ik heb een pistool, moet ik je neer schieten";
(parketnummer 07/400067-09)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging enkele kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde, te weten - kort gezegd - het (meermalen) mishandelen van zijn levenspartner/echtgenote (naam slachtoffer), het bedreigen van die (naam slachtoffer), het bedreigen van (naam slachtoffer 2) en diefstal met geweld ten aanzien van (naam slachtoffer 3).
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde aangegeven dat een bewezenverklaring mogelijk is. Ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak op grond van het ontbreken van de overtuiging. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman geconcludeerd tot bewezenverklaring van de diefstal en tot vrijspraak van de ten laste gelegde geweldscomponent.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1, 2, 3 4 en 5 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. De hierna volgende bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 en feit 2:
Aangeefster .(naam slachtoffer) heeft op 8 juni 2009 tegenover de politie verklaard dat zij die avond door haar man (naam verdachte) is geslagen, waarna zij zich heeft opgesloten in de douche en het dakraam is uitgeklommen toen haar man het slot wilde open maken. Aangeefster is naar beneden gesprongen toen haar man haar achterna kwam en is weer geslagen door haar man nadat hij ook naar beneden was gesprongen.
Aangeefster heeft verklaard dat haar man haar op 8 juni 2009 ’s avonds tijdens een onderlinge ruzie hard met zijn vuist in haar gezicht heeft geslagen. Zij voelde dat haar man haar op haar rechter oog, haar neus en haar mond sloeg hetgeen erg veel pijn deed. Vervolgens heeft hij haar omhoog getrokken en heeft hij haar weer met zijn vuisten hard in haar gezicht geslagen. Hij begon vervolgens te schreeuwen: “ik vermoord je”. Daarna is aangeefster in haar hand gestoken met een mes dat haar man uit de keuken had gepakt. Aangeefster is toen naar boven gerend en heeft zich opgesloten in de badkamer.
Verdachte heeft tegenover de politie erkend zijn vrouw op 8 juni 2009 meerdere malen met zowel de vlakke hand als met de vuist hard in haar gezicht te hebben geslagen. Verdachte hoorde dat zijn vrouw de badkamer inliep.
Verdachte heeft voorts tegenover de politie verklaard dat het zou kunnen dat hij tijdens de ruzie met zijn vrouw op 8 juni 2009 uit woede tegen zijn vrouw heeft geroepen: “ik vermoord je”.
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard dat hij zijn vrouw op 8 juni 2009 drie klappen in het gezicht heeft gegeven, alsmede dat hij haar met een “swiffer”heeft geslagen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij tijdens deze ruzie met zijn vrouw een schroevedraaiermesje in zijn hand heeft gehad en dat hij met dat schroevedraaiermesje bewegingen richting zijn vrouw heeft gemaakt.
Blijkens de d.d. 24 juni 2009 opgemaakte letselverklaring van de GGD betreffende aangeefster (naam slachtoffer) zijn bij het lichamelijk onderzoek op 10 juni 2009 vastgesteld:
- meerdere blauwe plekken in het gezicht duidend op onderhuidse bloedingen passend bij fysiek geweld van buitenaf
- een forse blauwe plek rond het rechter oog duidend op een onderhuidse bloeding
- een forse blauwe plek onder de onderlip duidend op een onderhuidse bloeding
- meerdere lichte blauwe plekken op de linker gelaatshelft duidend op onderhuidse bloedingen en meerdere kleine krasvormige verwondingen
- meerdere blauwe plekken op de linker onderarm duidend op onderhuidse bloedingen, passend bij fysiek geweld van buitenaf
- meerdere blauwe plekken op de handrug van de linkerhand, passend bij fysiek geweld van buitenaf
- een snijwond van circa 4 centimeter op de zijkant van de rechterhand aan de pinkzijde, welke moet zijn veroorzaakt door een hard scherp voorwerp zoals een mes.
Aangeefster (naam slachtoffer) heeft tegenover de politie verklaard dat zij door haar man (naam verdachte) stelselmatig is mishandeld sinds de geboorte van hun zoon (naam) op (geboortejaar). Aangeefster denkt dat zij 10 tot 15 keer door haar man is mishandeld. Hij deed dat door hard aan haar haren te trekken, door haar stelselmatig met zijn tot hand gebalde vuist opzettelijk met kracht in haar gezicht te slaan en door haar te schoppen.
Verdachte heeft tegenover de politie erkend zijn vrouw drie maal eerder mishandeld te hebben na onderlinge ruzies. Verdachte heeft erkend dat hij zijn vrouw twee keer eerder in het gezicht heeft geslagen met zowel de vlakke hand als de vuist, tengevolge waarvan ze blauwe plekken in het gezicht had. Verdachte heeft voorts erkend dat hij zijn vrouw eenmaal met de stok van de vloermop hard op haar arm heeft geslagen. Volgens verdachte kwamen de klappen wel aan bij haar en ging het er niet zachtjes aan toe. Hij heeft voorts verklaard de eerste mishandeling van zijn vrouw in december 2008 gepleegd te hebben en haar ook een keer in februari 2009 mishandeld te hebben, terwijl de slag met de vloermop volgens verdachte ongeveer 5 weken geleden was.
(naam slachtoffer 2) heeft aangifte gedaan van bedreiging met de dood door verdachte op 22 april 2009, terwijl aangever zich in de achtertuin van zijn woning aan de (adres) bevond. Aangever heeft verklaard dat hij naar buiten is gelopen toen verdachte vanuit de achtertuin tegen aangever (naam slachtoffer 2) bleef schreeuwen. Verdachte ging door met schreeuwen en zei tegen aangever (naam slachtoffer 2): “Kom maar hier, kom maar hier dan steek ik je neer” of soortgelijke woorden. Toen aangever (naam slachtoffer 2) vervolgens op verdachte afliep, die achter de schutting stond welke de achtertuin van elkaar scheiden, zag hij dat verdachte een vleesmes in een van zijn handen hield. Aangever (naam slachtoffer 2) zag vervolgens dat verdachte met een van zijn schouders op de bovenkant van de schutting hing en dat hij met de hand waarin hij het mes vast had stekende bewegingen maakte in zijn richting. Tijdens het maken van die stekende bewegingen zei verdachte: “Kom maar dichterbij dan steek ik je”. Omdat aangever (naam slachtoffer 2) zich bedreigd voelde deed hij direct daarop een stap naar achteren.
Deze verklaring vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in meerdere getuigenverklaringen, waaronder de op 23 april 2009 door (naam slachtoffer) afgelegde verklaring, uit de inhoud waarvan onder meer blijkt dat zij op 22 april 2009 heeft gezien dat haar man (naam verdachte)achter het huis op de schutting hing en met een groot vleesmes dreigende, stekende bewegingen maakte in de richting van aangever (naam slachtoffer 2).
De rechtbank hecht daarnaast waarde aan de verklaring van de getuige (naam getuige) en (naam slachtoffer 2) die hebben verklaard gezien te hebben dat verdachte opeens met een mes boven de schutting uit kwam en daarmee stekende bewegingen in de richting van aangever maakte, alsmede aan de verklaring van de getuige (naam getuige 2), die heeft verklaard gezien te hebben dat verdachte ineens boven de schutting uit kwam, terwijl hij met iets zwaaide.
De omstandigheid dat de getuige (naam slachtoffer) blijkens de inhoud van de tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2009 aan de rechtbank overgelegde brief haar verklaring omtrent het gebeurde op 22 april 2009 inmiddels heeft gewijzigd doet aan haar verklaring van 23 april 2009 naar het oordeel van de rechtbank niet af, nu voornoemde brief moet worden bezien in het licht van de relatie met verdachte en de op 23 april 2009 afgelegde verklaring als het meest authentiek dient te worden aangemerkt.
Het verweer van de verdediging dat voornoemde getuigenverklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en wordt daarom verworpen.
Aangever (naam slachtoffer 3) heeft verklaard dat hij op19 februari 2009 aan het werk was als bedrijfsleider bij de Mediamarkt te Zwolle en omstreeks 17.20 uur werd gebeld door een medewerker van de beveiliging met de mededeling dat er zojuist een diefstal was gepleegd door een manspersoon. Aangever kreeg het signalement door van deze man en is vervolgens naar buiten gelopen, waar hij bij de poortjes van de uitgang de man zag komen aanlopen. Aangever heeft de man aangesproken en hem gevraagd om even mee te lopen. De man wilde dit niet en liep de winkel weer uit, waarop aangever achter hem aangelopen is. Buiten gekomen draaide de man zich om en stak gelijktijdig zijn rechter hand in zijn jas. Aangever zag dat de man zijn rechter hand schuin in zijn jas stak in de richting van zijn broeksband. Aangever hoorde dat de man zei: “ik heb een pistool, moet ik je neer schieten”.
Aangever voelde zich daardoor bedreigd en deed enkele stappen terug.
De getuige (naam getuige 3) heeft verklaard dat hij zich op 19 februari 2009 iets na 17.00 uur buiten de Mediamarkt te Zwolle bevond toen hij voor zich een man hoorde schreeuwen. Hij hoorde de man zeggen dat hij een pistool had en dat hij hem door de kop zou schieten. Vervolgens keek hij achterom en zag hij zijn collega (naam slachtoffer 3) lopen. Hij begreep toen wel dat de man aangehouden moest worden. Hij zag dat de man zijn hand in zijn jas had.
Verdachte heeft erkend dat hij op 19 februari 2009 bij de Mediamarkt te Zwolle een gsm-telefoon heeft weggenomen. Hij heeft voorts erkend dat hij buiten enige bedreigende woorden heeft gezegd tegen een medewerker van de Media-markt, maar ontkent de hem verweten bedreiging te hebben geuit. De rechtbank heeft geen redenen om aan de juistheid van voornoemde verklaringen van (naam getuige) en(naam getuige 3) te twijfelen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dan ook ongeloofwaardig.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. hij op 08 juni 2009 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend zijn echtgenote (naam slachtoffer), een of meermalen, in het gezicht, tegen het hoofd en tegen het lichaam heeft gestompt en met een mes in de hand heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2. hij op 08 juni 2009 in de gemeente Zwolle (naam slachtoffer) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes gericht
en gericht gehouden naar die(naam slachtoffer) en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd : "Ik vermoord jou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op tijdstippen in de periode van 01 december 2008 tot 07 juni 2009 in de gemeente Zwolle meermalen opzettelijk mishandelend zijn echtgenote (naam slachtoffer), in het gezicht, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of aan de
haren getrokken en/of met een stok op de arm heeft geslagen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4. hij op 22 april 2009 in de gemeente Zwolle, (naam slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (naam slachtoffer 2)
dreigend de woorden toegevoegd :"Kom maar hier, kom maar hier dan steek ik je
neer.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en vervolgens opzettelijk dreigend met een mes,stekende bewegingen gemaakt in de richting van die (naam slachtoffer 2) en
daarbij dreigend de woorden toegevoegd :"Kom maar dichterbij dan steek ik
je.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5. hij op 19 februari 2009 in gemeente Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoontoestel, toebehorende aan de Mediamarkt, welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen (naam slachtoffer 3), de bedrijfsleider van de
Mediamarkt, gepleegd om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk temaken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte zijn rechterhand schuin in zijn jas stak in de richting van zijn broeksband en tegen die (naam slachtoffer 3) heeft geroepen of gezegd: "Ik heb een pistool, moet ik je neer schieten";
Van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 1:
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote,
strafbaar gesteld bij artikel 300 juncto artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3:
Mishandeling, meermalen gepleegd (voorzover betrekking hebbende op de periode van 1 december 2008 tot 22 januari 2009),
en
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd (voorzover betrekking hebbende op de periode van 22 januari 2009 tot 7 juni 2009),
telkens strafbaar gesteld bij artikel 300 juncto artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 5:
Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten.
Verdachts is daarom strafbaar voor wat te zijnen laste bewezen is verklaard.
OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat
- de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden met aftrek van voorarrest;
- dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte primair bepleit om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van het voorarrest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een langdurig voorarrest en dat verdachte zelf zijn problematiek inmiddels had onderkend en bezig was om daarvoor behandeling aan te vragen bij een verslavingskliniek. Volgens de raadsman zijn de eventueel bewezen verklaarde feiten niet tbs-waardig.
De raadsman heeft subsidiair bepleit om, ingeval de rechtbank het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging aangewezen acht, de behandeling van de zaak aan te houden ten behoeve van het uitbrengen van aanvullende rapportage omtrent de eventueel aanwezige mogelijkheden voor het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf of maatregel die aan de verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport d.d. 2 september 2009 uitgebracht
door Tactus Verslavingszorg;
- een de verdachte betreffend betreffend psychologisch onderzoeksrapport d.d. 31
augustus 2009 uitgebracht door mevrouw D. Breuker, gz-psycholoog;
- een de verdachte betreffend betreffend psychiatrisch onderzoeksrapport d.d. 31
augustus 2009 uitgebracht door de heer drs. H.A. Gerritsen, forensisch psychiater
Genoemde rapporten houden als gezamenlijke conclusies van de gedragsdeskundigen – kort gezegd – onder meer in dat bij verdachte sprake is van ernstige persoonlijkheidspathologie in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een groot aantal narcistische en borderline trekken. Tevens is bij verdachte sprake van psychopathie en afhankelijkheid van verschillende verslavende middelen. Deze stoornissen waren ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten aanwezig.
Vanwege de bij verdachte vastgestelde meervoudige problematiek, welke zich kenmerkt door ernstige stoornissen in de impulscontrole en de neiging tot het aangaan van instabiele relaties, kunnen de feiten hem in verminderde mate worden toegerekend.
De kans op recidive is vanwege de ernstige psychopathologie in de zin van verslavingsproblematiek en de persoonlijkheidsstoornis sterk verhoogd, mede gelet op het zeer omvangrijke strafblad van de verdachte, de vele mislukte behandelpogingen binnen het verslavingscircuit en de slechte sociaal-maatschappelijke inbedding van verdachte. De risicofactor is vooral gelegen in de forse problemen met de impulscontrole en het feit dat verdachte niet in staat is om met oplopende spanningen en emoties adequaat om te gaan, mede omdat hij de problematiek en zijn eigen aandeel daarin ontkent.
Om de kans op recidive in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken wordt een langdurige en intensieve klinische behandeling noodzakelijk geacht. Behandeling en begeleiding in een voorwaardelijk kader lijkt wat duur en controle betreft onvoldoende mogelijk in relatie tot de ernst van de problematiek en het delictgedrag een groot gevaar voor anderen. Verdachte is in het verleden meermalen te onbetrouwbaar en onvoorspelbaar gebleken. Het risico is groot dat verdachte behandeling en begeleiding in vrijwillig kader te vroeg zal afbreken en de problematiek wederom zal onderschatten, zoals eerder is voorgekomen. Behandeling van verdachte in een dwingend kader wordt daarom noodzakelijk geacht. Omdat verdachte niet in staat blijkt te zijn om zich aan afspraken en voorwaarden te houden wordt een behandeling van verdachte in het kader van een TBS met dwangverpleging geadviseerd.
De gedragsdeskundige Breuker heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 26 november 2009 aanvullend verklaard dat op grond van de zeer ernstige persoonlijkheidsstoornis in combinatie met het middelengebruik en het zich bij herhaling niet hebben kunnen houden aan de gestelde voorwaarden thans de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging de enige overblijvende optie voor behandeling van verdachte is. Bij het bepalen van die keuze heeft het gebrek aan ziekte-inzicht bij verdachte absoluut een rol gespeeld. Door zijn gebrek aan ziekte-inzicht ervaart verdachte namelijk vaak minder lijdensdruk dan zijn omgeving.
De behandeling van verdachte dient met name gericht te zijn op de anti-sociale component of het middelenprobleem en het borderline-aspect van de stoornis, in verband met de vele spanningen in de huwelijksrelatie en daarmee gepaard gaande agressie van de zijde van verdachte. Gelet op de eerdere slechte ervaringen met verdachte ten aanzien van de uitvoering van een ISD-maatregel vormt het opnieuw opleggen van die maatregel volgens de gedragsdeskundige Breuker thans geen alternatief meer.
De rechtbank neemt voormelde conclusies op de in de rapporten daarvoor bijeengebrachte gronden over en maakt het oordeel van de gedragsdeskundigen tot het hare.
De rechtbank concludeert dat er bij verdachte kan worden gesproken van een zekere mate van verwijtbaarheid van de door hem gepleegde feiten, hetgeen er ook toe heeft geleid de verdachte strafbaar te achten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een – 32 pagina’s tellend - de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 september 2009, waaruit volgt dat verdachte reeds vele malen eerder voor vermogens- en (soortgelijke als de onderhavige) geweldsdelicten is veroordeeld
De rechtbank is daarnaast, op grond van rapportages van de gedragsdeskundigen en hetgeen tijdens het onderzoek door de gedragsdeskundige Breuker naar voren is gebracht, van oordeel dat er, als gevolg van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, bij verdachte sprake is van een zodanig gevaar voor herhaling van soortgelijke gewelddadige delicten ten opzichte van personen, dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte en een in dat kader te realiseren intensieve klinische behandeling van verdachte eist. De rechtbank geeft daarom ook een last tot verpleging van overheidswege, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
7 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Aldus gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mrs. H. Heins en M.A. Wijnands-Veninga, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2009.