ECLI:NL:RBZLY:2009:BL5762

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
132387 / HA ZA 07-668
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Zomer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor verzakkende aanbouw en constructief gebrek

In deze zaak vorderden eisers, wonende te [woonplaats], van de besloten vennootschap AANNEMINGSBEDRIJF [gedaagde] B.V., gevestigd te [woonplaats], schadevergoeding wegens een constructief gebrek aan de aanbouw van hun woning. De eisers stelden dat de aannemer aansprakelijk was voor de verzakkingen die waren ontstaan na de verbouwing van hun woning in 1998. De rechtbank onderzocht de oorzaak van de scheurvorming en verzakking, waarbij rapporten van verschillende deskundigen werden ingeroepen. De deskundigen concludeerden dat de fundering van de aanbouw niet voldeed aan de wettelijke eisen en dat de aannemer onvoldoende onderzoek had gedaan naar de bodemgesteldheid. De rechtbank oordeelde dat de aannemer niet had aangetoond dat de scheurvorming het gevolg was van externe factoren, zoals werkzaamheden aan de nabijgelegen tunnel in de IJsselallee. De rechtbank wees de vordering van eisers toe en veroordeelde de aannemer tot herstel van de gebreken en betaling van de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat de eisers tijdig hadden gereclameerd en dat de verjaringstermijn niet was overschreden. De uitspraak benadrukte het belang van een deugdelijke fundering en de verantwoordelijkheden van aannemers in het kader van bouwprojecten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 132387 / HA ZA 07-668
Vonnis van 4 november 2009
in de zaak van
1. [eisers],
wonende te [woonplaats],
2. [eisers],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. M. van Dijk,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AANNEMINGSBEDRIJF [gedaagde] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. A. Ben Daoued.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 13 augustus 2008
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte van [eisers] c.s.
- de antwoordakte van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. [gedaagde] voert in of omstreeks 1998 in opdracht en voor rekening van [eisers] c.s. een verbouwing aan hun woning aan de [adres A] uit waarbij zij een uitbouw aan de woonkamer plaatst. De aanneemsom bedraagt fl. 22.000,00 exclusief BTW. Zij doet dat ook voor meer dan tien buren, waaronder [buur B] ([adres B]), [buur C] ([adres C]) en [buur D] ([adres D]).
1.4. Ongeveer een jaar na de oplevering bemerken [eisers] c.s. scheurvorming in de overgang van de bestaande bouw naar de nieuwe bouw. Zij informeren [gedaagde] daarover en deze bekijkt de situatie en deelt [eisers] c.s. mee sprake was van werking en/of zetting en dat de scheurvorming binnen de marges valt. In volgende jaren klagen ook andere bewoners, waaronder de hierboven genoemde, bij [gedaagde] over scheurvorming als gevolg van verzakking in of bij de aanbouw.
1.5. In 1999 tot 2002 vinden werkzaamheden aan een tunnel in de IJselallee plaats. Ten behoeve van de werkzaamheden is de grondwaterstand tijdelijk verlaagd, waarbij het uitgepompte grondwater elders in de omgeving weer in de bodem is gebracht (zogenaamde retourbemaling). De afdeling Pre-Risk van de maatschap [Maatschap 1] heeft in opdracht en voor rekening van de opdrachtgever van de werkzaamheden, de gemeente Zwolle, gecontroleerd of en zo ja in hoeverre de omliggende gebouwen daardoor schade hebben geleden.
1.6. In 2004 dicht [gedaagde] een aantal scheuren. In 2005 gaat het dakleer in de aanbouw bobbelen en komen de scheuren terug. [eisers] c.s. dringen in twee brieven van september 2005 bij [gedaagde] aan op herstel en zij schakelen hun rechtsbijstandverzekeraar in.
1.7. In opdracht van hun rechtsbijstandsverzekeraar doet Compander B.V. in aanwezigheid van [gedaagde] onderzoek naar de scheurvorming in die woning.
In het rapport van Compander B.V. van 22 mei 2006 staat onder meer:
“Aangenomen mag worden dat er door de wederpartij geen berekeningen zijn gemaakt of een plan is opgesteld met betrekking tot de aangebrachte boorpalen. Hoe de wederpartij bepaald heeft tot op welke diepte hij de boorpalen moest aanbrengen is daarmee onduidelijk. De aangebrachte boorpalen kunnen zich hooguit op een diepte van 2 à 3 meter bevinden. Vanuit de sondering van de woning, welke ontvangen werd van cliënt, komt naar voren dat de grondlagen tot een diepte van 3 meter te onsamenhangend zijn om de aanbouw te kunnen dragen. Pas op een diepte tussen de 5 en 10 meter bevinden zich de grondlagen met voldoende draagkracht…
Uit de inmiddels ontstane zetting is te herleiden dat de fundering niet voldoet aan de wettelijke eisen. Wat de exacte oorzaak van de verzakking is, kan in redelijkheid niet worden achterhaald. Hiervoor is vergaand onderzoek nodig.
De door de wederpartij gesuggereerde oorzaak van de verzakking, namelijk; “de werkzaamheden bij tunnel van de IJselallee,” wordt als niet aannemelijk geacht. Dit kan beargumenteerd worden met de volgende feiten. De afstand tussen de onderhavige woning en de tunnel zijn zodanig ver dat dergelijk effecten kunnen worden verwaarloosd. Bij het toegepaste ontwateringsysteem heeft men het onttrokken grondwater direct teruggebracht in de nabijheid van de bouwput, waardoor de grondwaterdaling zich over een relatief klein gebied heeft kunnen voordoen.”
Compander B.V. komt tot de volgende conclusie:
“Het is aannemelijk dat de scheuren worden veroorzaak( rb: t) door een ondeugdelijke funderingsconstructie.”
1.8. De hierboven genoemde [buur B] geeft [Maatschap 1a] Expertises, een ander onderdeel van de maatschap [Maatschap 1] (verder: [Maatschap 1a]) opdracht onderzoek te doen aan de woning [adres B]. De conclusie van [Maatschap 1a] in haar rapport van 2 januari 2006 luidt onder meer:
“Gelet op de thans bekende gegegevens gaan wij er vanuit dat de uitbreiding is gefundeerd op een te slappe grondslag met onvoldoende draagvermogen en dat de aangetroffen (doorgaande) verzakking daardoor veroorzaakt wordt”.
Een verband met de werkzaamheden voor de tunnel aan de IJsselallee acht [Maatschap 1a] “in geen geval aannemelijk”.
1.9. In een aantal brieven van oktober 2006 en januari 2007 sommeert de rechtsbijstandsverzekeraar van [eisers] c.s. en later, in februari 2007, hun advocaat [gedaagde] tot herstel. Zij stellen [gedaagde] in die brieven aansprakelijk voor de schade wegens een constructief gebrek.
1.10. In een aanvullend rapport van 12 december 2007 bevestigt Compander B.V. de bevindingen en conclusie uit haar eerdere rapport.
1.11. De V.O.F. Adviesbureau voor Bouwconstructies [Adviesbureau] ( verder: [Adviesbureau]) heeft in juni 2007 op verzoek en in opdracht van [gedaagde] vier woningen ( [adres A], [adres B], [adres C] en [adres D]) geïnspecteerd. Deze constateert scheuren in die woningen en noemt als oorzaak het “zetten” van de boorpalen en het briefrapport, ruim 1 bladzijde, vermeldt verder:
“In het metselwerk treden altijd krimp- en uitzettingspanningen op
T.p.v. kozijnopeningen kunnen scheuren ontstaan t.g.v. spanningsverschillen.”
1.12. [Maatschap 1a] reageert in een brief van 5 maart 2009 aan de advocaat van [buur B] kritisch op het rapport van [Adviesbureau] en schrijft daarin onder meer:
“Zoals uit ons rapport van 2 januari 2006 opgemaakt kan worden, was er op dat moment al sprake van 18 millimeter verzakking aan de achterzijde van de aanbouw. Een dergelijk mate van zakking kan niet meer aangeduid worden als het gebruikelijke “zetten van de boorpalen”. Er is duidelijk sprake van “zakken van de boorpalen”….
Het is juist dat bij de overgang van bestaande bouw en een latere uitbreiding de kans bestaat op scheurvorming, echter in die gevallen waar dat optreedt gaat het normaliter om beperkte scheurvorming. De aangetroffen scheurvorming en de mate van zakking is echter veel groter en kan in geen geval gezien worden als “normaal”. …
De metingen van Pre-Risk hadden juist tot doel om de bij de bouw (van de tunnel) betrokken partijen inzicht te geven of het verlagen van de grondwaterstand van invloed was op de bebouwde omgeving en zo ja dat partijen op dat moment hun werkwijze zouden kunnen aanpassen. In het licht van het voorgaande dient er overigens opgemerkt te worden dat er als gevolg van de werkzaamheden aan de tunnel in het geheel geen afwijkingen zijn aangetroffen of zich schademeldingen hebben voorgedaan die duiden op een invloed van de bronbemaling, zelfs niet bij direct omwonenden van de tunnel.”
1.13. [eisers] c.s. betalen aan Compander B.V. EUR 2.042,50 voor haar rapportages.
Het geschil
1.14. [eisers] c.s. vordert samengevat – primair veroordeling van [gedaagde] om binnen drie maanden na dagtekening van het vonnis haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst na te komen, inhoudende de noodzakelijke herstelwerkzaamheden te verrichten, zodanig dat een stabiele situatie ontstaat, de verzakking wordt weggenomen en esthetisch herstel plaatsvindt, op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,00 per dag en subsidiair machtiging van [eisers] c.s. om zelf de noodzakelijk herstelwerkzaamheden te (laten) verrichten, waarbij tevens wordt bepaald dat [gedaagde] op eerste aangeven van [eisers] c.s. de daarmee gemoeide kosten moet voldoen, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de kosten van de deskundige ad EUR 2.042,50, EUR 904,00 aan buitengerechtelijke kosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, en de proceskosten.
1.15. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2. De beoordeling
2.1. De eerste verweren tegen de vordering zijn dat de vordering is verjaard dan wel dat [eisers] c.s. niet binnen “bekwame tijd” als bedoeld in artikel 6: 89 Burgerlijk Wetboek bij [gedaagde] hebben gereclameerd. Het gebrek was al in 1999 bekend en zij hebben pas in oktober 2006 voor het eerst in gebreke gesteld, aldus [gedaagde].
[eisers] c.s. voeren daartegenover onder meer aan dat zij pas door het rapport van Compander B.V. op de hoogte kwamen van het constructieve gebrek aan de fundering.
2.2. De verjaringstermijnen van 7:761 en 3:307 of 3: 310 en de vervaltermijn van artikel 6: 89 BW beginnen te lopen nadat de schuldeiser het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken. Het gestelde gebrek, waar het in deze procedure om gaat, is een gebrekkige fundering van de aanbouw. Het enkele feit dat in de woning sprake is van zichtbare scheurvorming is daarvoor onvoldoende. Dit zijn vaak alleen maar gebruikelijke zetscheuren, zoals ook [gedaagde] betoogt, en dergelijke scheurvorming hoeft niet te wijzen op een gebrek in het bouwwerk. Bovendien mag een ondeskundige particuliere opdrachtgever, die al wel heeft geconstateerd dat het opgeleverde werk een gebrek vertoont, in redelijkheid onderzoek door een deskundige laten uitvoeren, mits met de nodige voortvarendheid, om zich een beter beeld te kunnen vormen van de aard, ernst en oorzaak van de gebreken. Dat geldt te meer als diens wederpartij, net als [gedaagde], zich op het standpunt stelt dat er geen gebrek is en/of haar geen verwijt valt te maken.
De termijn gaat lopen als de schuldeiser een voldoende gefundeerd oordeel heeft kunnen vormen omtrent de aard, ernst en oorzaak van het gebrek.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet is verjaard en dat [eisers] c.s. tijdig hebben gereclameerd. Hoewel [gedaagde] betoogt dat zij al in 1999 een deskundige hadden moeten inschakelen, valt niet in te zien waarom daar toen al aanleiding voor was. Hun aannemer, die in de verhouding met [eisers] c.s. als de meer deskundige mag worden beschouwd, stelde zich immers toen en ook nu nog op het standpunt dat alleen van de gebruikelijke krimp- en zetscheuren sprake was. Pas door het rapport van Compander B.V. van mei 2006 ontdekten zij het constructieve gebrek aan de fundering en konden zij zich het bovengenoemde gefundeerde oordeel vormen.
2.4. [gedaagde] betwist dat de scheurvorming aan haar valt te verwijten. Er zou slechts sprake zijn van zet- en/of krimpscheuren, zoals ook [Adviesbureau] rapporteert. Als in dit geval toch sprake is van andere scheurvorming, dan is deze te wijten aan de verlaging van het grondwaterpeil ten behoeve van de werkzaamheden aan de tunnel in de IJsselallee, aldus [gedaagde]. Compander B.V. geeft ook aan dat de exacte oorzaak zonder verder onderzoek niet is vast te stellen.
2.5. Ook het verweer dat slechts sprake is van zetscheuren verwerpt de rechtbank. Door de rapportages van [Maatschap 1a] en Compander blijkt voldoende van de ernst van de scheurvorming. Vooral het aanvullende briefrapport van [Maatschap 1a] is overtuigend ( 2.9.).
2.6. In hun rapportage gaan zowel [Maatschap 1a] als Compander er van uit dat [gedaagde] de bodem onder de aanbouw niet heeft gesondeerd en dat deze boorpalen van ten hoogste 2,5 meter heeft gebruikt. [gedaagde] betwist deze twee uitgangspunten niet, zodat de rechtbank daar ook van uit gaat.
2.7. Ook heeft [gedaagde] niet betwist dat (latere) sondering van de grond onder de aanbouw uit heeft gewezen dat pas op minstens 5 meter diepte grondlagen met voldoende dragend vermogen lagen.
2.8. De conclusie van [Maatschap 1a] en Compander dat [gedaagde] dus te korte boorpalen heeft gebruikt, lijkt dan ook juist. Daarmee lijkt ook de conclusie voor de hand te liggen dat de scheurvorming door de fout in fundering van de aanbouw is veroorzaakt en dat deze aan [gedaagde] valt toe te rekenen. Onder die omstandigheden had het op de weg van [gedaagde] gelegen aan te voeren waarom de door haar toegepaste bouwwijze toch juist was of niet tot de geconstateerde scheurvorming en verzakking heeft geleid. [gedaagde] verwijst echter alleen naar een mogelijke niet bij haar gelegen oorzaak: de hierna te bespreken grondwaterdaling ten behoeve van de aanleg van de IJselallee.
2.9. Ten aanzien van de grondwaterdaling bij de aanleg van de IJselallee deelt de rechtbank het standpunt van [eisers] c.s. Deze wijzen naar de rapportages van Compander B.V. en [Maatschap 1a]. [Maatschap 1a] schrijft dat er als gevolg van de werkzaamheden aan de tunnel in het geheel geen afwijkingen zijn aangetroffen of zich schademeldingen hebben voorgedaan die duiden op een invloed van de bronbemaling, zelfs niet bij direct omwonenden van de tunnel. Ook Compander acht deze oorzaak niet aannemelijk en motiveert ook waarom. [gedaagde] betwist dat alles niet gemotiveerd en in het licht van genoemde rapportages had zij haar verweer, dat die werkzaamheden wel oorzaak van de scheurvorming kunnen zijn, nader moeten onderbouwen. Nu zij dat niet heeft gedaan faalt ook dit verweer.
2.10. De rechtbank zal dus de primaire vordering toewijzen, waarbij zij echter niet van de dagtekening, zoals gevorderd, maar van de betekening uitgaat omdat een dwangsom is gevorderd en zal worden opgelegd. Ook de gevorderde vergoeding van de kosten van het onderzoek door Compander B.V. is toewijsbaar. De rechtbank komt niet toe aan de subsidiair gevorderde machtiging van [eisers] c.s. de werkzaamheden op kosten van [gedaagde] te laten uitvoeren. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
2.11. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zal de rechtbank afwijzen omdat slechts enkele sommatiebrieven zijn verzonden en dit een verrichting is waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden.
2.12. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] c.s. worden, inclusief 1,5 punt voor het incident, begroot op:
- dagvaarding EUR 84,32
- vast recht 251,00
- salaris advocaat 1.808,00 (4,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 2.143,31
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [gedaagde] om binnen drie maanden na betekening van het vonnis haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst na te komen, inhoudende de noodzakelijke herstelwerkzaamheden te verrichten, zodanig dat een stabiele situatie ontstaat, de verzakking wordt weggenomen en esthetisch herstel plaatsvindt,
3.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 5.1. bepaalde, aan [eisers] c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 500,00 tot een maximum van EUR 30.000,00,
3.3. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van EUR 2.042,50,
3.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] c.s. tot op heden begroot op EUR 2.143,31,
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Zomer en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2009.