ECLI:NL:RBZLY:2009:BL7181

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
156391 - HA ZA 09-495
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij tenaamstelling factuur op basis van visitekaartje

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om een geschil tussen een Duitse rechtspersoon, eiser, en een gedaagde die een hotelboeking had gemaakt voor een groot gezelschap. De eiser vorderde betaling van een openstaande factuur van EUR 7.325,56, die voortkwam uit de hotelovernachtingen en dinerarrangementen die door de gedaagde waren geboekt. De gedaagde had zijn visitekaartje overhandigd voor de tenaamstelling van de factuur, maar stelde later dat hij niet namens zichzelf, maar namens de failliete vennootschap Actsperience BV had gehandeld. De rechtbank moest beoordelen of de eiser gerechtigd was om de gedaagde als contractspartij aan te merken, ondanks de vermelding van de bedrijfsnaam op het visitekaartje.

De rechtbank oordeelde dat de eiser op basis van het visitekaartje en de gedragingen van de gedaagde mocht aannemen dat de gedaagde in persoon de contractspartij was. De gedaagde had geen duidelijke aanwijzingen gegeven dat hij namens een rechtspersoon handelde. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde aansprakelijk was voor de betaling van de factuur, omdat de eiser niet gehouden was om verder onderzoek te doen naar de identiteit van de contractspartij. De vordering van de eiser werd toegewezen, met inbegrip van de wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank veroordeelde de gedaagde tot betaling van EUR 6.557,56, vermeerderd met rente, en wees het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis, gewezen door mr. J.W.F. Houthoff, benadrukt het belang van duidelijke communicatie en identificatie bij het aangaan van contractuele verplichtingen, vooral in situaties waar meerdere partijen betrokken zijn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 156391 / HA ZA 09-495
Vonnis van 9 december 2009
in de zaak van
de rechtspersoon naar Duits recht
[eiser],
gevestigd te [woonplaats], Duitsland,
eiseres,
advocaat mr. L. Kuiper,
tegen
[gedaagde sub a],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.D. Vorstman.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde sub a] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 april 2009 waarbij de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard en de zaak, in de stand waarin deze zich bevond, heeft verwezen naar de civiel sector van deze rechtbank
- de akte overlegging producties van de zijde van [gedaagde sub a]
- de antwoordakte tevens akte overlegging producties van de zijde van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] exploiteert in [woonplaats] het “Sport und Tagungshotel De Poort“.
2.2. Op 15 januari 2008 heeft [gedaagde sub a] bij [eiser] per e-mail een boekingsreservering gemaakt voor een reisgezelschap van ongeveer 100 personen. Dit betrof een diner en overnachting op 23 mei 2008 in 40 tweepersoonskamers en 20 eenpersoonskamers.
2.3. Op 23 en 24 mei 2008 heeft [gedaagde sub a] met zijn gezelschap daadwerkelijk gebruik gemaakt van de hotelfaciliteiten van [eiser]. Afgesproken is dat de hotelrekening niet, zoals te doen gebruikelijk, bij het uitchecken moest worden voldaan, maar dat deze uiterlijk binnen 10 dagen na het uitchecken zou worden voldaan.
2.4. [gedaagde sub a] heeft vervolgens zijn visitekaartje afgegeven in verband met de tenaamstelling van de factuur. Op zijn visitekaartje stond behalve de naam van [gedaagde sub a] ook “Actsperience buitengewoon beleven” vermeld en een zaaksadres aan de [adres] te [woonplaats].
2.5. [eiser] heeft op 24 mei 2008 een factuur van EUR 6.208,10 naar het zaaksadres van [gedaagde sub a] gestuurd.
2.6. [eiser] heeft, ondanks meerdere schriftelijke en telefonische betalingsherinneringen, geen betaling ontvangen van [gedaagde sub a].
2.7. Begin november 2008 ontving [eiser] van mr. Boitelle te [woonplaats] een namens een niet nader genoemde aandeelhouder verzonden mededeling die inhield dat Actsperience BV per 31 oktober 2008 zou zijn ontbonden en dat de “vordering op Actsperience BV” maar beter afgeboekt kon worden.
2.8. Op 2 december 2008 heeft [eiser] [gedaagde sub a] aangeschreven op zijn woonadres en hem gesommeerd tot betaling van de openstaande factuur over te gaan, vermeerderd met rente en kosten.
2.9. Op 4 december 2008 heeft [gedaagde sub a] aan [eiser] laten weten:
- dat [gedaagde sub a] geen opdracht heeft gegeven namens zichzelf of een andere vennootschap dan Actsperience BV;
- dat een visitekaartje geen briefpapier is en dat het overigens uitsluitend het zaakadres van Actsperience BV vermeldt;
- dat inmiddels het faillissement van Actsperience BV is aangevraagd.
2.10. Op 9 december 2008 is Actsperience BV failliet verklaard.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert, samengevat, [gedaagde sub a] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van EUR 7.325,56 vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde sub a] voert verweer. Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De hoogte van het factuurbedrag en van de vordering wordt niet betwist door [gedaagde sub a]. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde sub a] bij het aangaan van deze verplichting voor zichzelf is opgetreden, of namens de besloten vennootschap Actsperience BV.
4.2. [eiser] heeft ter onderbouwing van haar vordering het volgende aangevoerd.
[gedaagde sub a] heeft het hotel zelf geboekt. [eiser] heeft niet uit uitlatingen of gedragingen van [gedaagde sub a] moeten of kunnen begrijpen dat [gedaagde sub a] namens Actsperience BV of een andere rechtspersoon handelde.
Zo er al een onderzoeksplicht op [eiser] rust, meent [eiser] daar aan voldaan te hebben. Zij is afgegaan op de door [gedaagde sub a] verschafte gegevens ter identificatie van de contractuele wederpartij van [eiser]. Verder moet in aanmerking worden genomen dat [eiser] een buitenlandse vennootschap is.
Op grond van de informatie die [eiser] van [gedaagde sub a] heeft gekregen was niet op relatief eenvoudige en betrouwbare wijze vast te stellen wie, in plaats van [gedaagde sub a], dan wel de contractspartij van [eiser] zou zijn. Op het visitekaartje en in de door [gedaagde sub a] verstuurde e-mails stond geen handelsregisternummer.
De door [gedaagde sub a] gebruikte handelsnaam blijkt, volgens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, ook gebruikt te worden door [gedaagde sub b] en in het verleden door 4x4 Events BV. Volgens [eiser] zou het hoe dan ook onduidelijk zijn geweest voor wie [gedaagde sub a] optrad, als al aangenomen zou moeten worden dat [gedaagde sub a] niet voor zichzelf handelde. Naar de mening van [eiser] moet dit voor rekening en risico van [gedaagde sub a] blijven, die de onduidelijkheid heeft veroorzaakt.
4.3. [gedaagde sub a] heeft daartegen het volgende aangevoerd.
Het raadplegen van de website die op het visitekaartje staat vermeld zou [eiser] al direct naar de juiste rechtspersoon hebben geleid.
Op het zaaksadres in [woonplaats] is enkel Actsperience BV gevestigd geweest. [gedaagde sub a] noch [gedaagde sub b] zijn daar gevestigd geweest.
[gedaagde sub a] heeft, voordat hij de boeking namens Actsperience BV deed, eerst een inspectie reis gemaakt naar het hotel. Betalingen die hij toen heeft verricht zijn gedaan met een creditcard van Asterismos Holding BV. Uit de website van Actsperience BV blijkt duidelijk dat zij onderdeel uitmaakte van de Asterismos-groep. Volgens [gedaagde sub a] heeft niets er op gewezen dat hij destijds voor zichzelf handelde.
4.4. In reactie op de stellingen van [gedaagde sub a] heeft [eiser] nog het volgende gesteld.
Zij was niet gehouden om aan de hand van de website onderzoek te doen naar de identiteit van haar wederpartij. Als de website overigens geraadpleegd wordt, komt men op een introductiepagina terecht en is zeker niet duidelijk dat de onderneming wordt gedreven door Actsperience BV.
Dat [gedaagde sub a] bij een eerder bezoek met een creditcard van de rechtspersoon Asterismos Holding BV zou hebben betaald, maakt niet dat [eiser] daaruit de gevolgtrekking had moeten maken dat [gedaagde sub a] bij de onderhavige boeking optrad voor Actsperience BV, nota bene een andere rechtspersoon.
4.5. De rechtbank wil het volgende vooropstellen. De vraag of [gedaagde sub a] namens zichzelf handelde dan wel namens [gedaagde sub b] hangt af van hetgeen [gedaagde sub a] en [eiser] daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (art. 3:35 BW; HR 16-04-1982 NJ 1983, 309 met noot CJHB).
4.6. [eiser] heeft onweerssproken gesteld, dat [gedaagde sub a] zijn visitekaartje heeft afgegeven in verband met de tenaamstelling van de factuur. Uit deze gedraging mocht [eiser] afleiden, dat de factuur naar de persoon gestuurd moest worden die op dat visitekaartje vermeld stond. Op het visitekaartje stond de naam van [gedaagde sub a] vermeld, niet [gedaagde sub b]. Verder stond op het visitekaartje ook ‘Actsperience buitengewoon beleven’ vermeld en een zaaksadres aan de [adres] te [woonplaats]. Door zijn eigen visitekaartje te verstrekken mocht [eiser] er in beginsel –tenzij er indicaties waren van het tegendeel- vanuit gaan dat [gedaagde sub a] in persoon haar opdrachtgever was.
Door [gedaagde sub a] is niet betwist dat hij, zowel bij de boeking als bij het contact met medewerkers van [eiser] in het hotel zelf en bij het maken van de afspraak later te betalen, niet heeft vermeld dat hij namens de besloten vennootschap Actsperience optrad.
Dat in een e-mailbericht en op een visitekaartje “Actsperience buitengewoon beleven” staat vermeld, betekent geenszins dat namens een rechtspersoon wordt gehandeld. Het kan, zoals [eiser] terecht betoogt, immers ook de handelsnaam van de eenmanszaak van [gedaagde sub a] betreffen.
Naar het oordeel van de rechtbank had [eiser] geen aanleiding om uit te gaan van een andere contractspartij dan [gedaagde sub a] in persoon. Ook het eerdere bezoek van [gedaagde sub a], waarbij hij met een creditcard op naam van Asterismos Holding BV, heeft betaald, maakt dit oordeel niet anders. Het gaat daar ook nog eens om een andere rechtspersoon.
4.7. [gedaagde sub a] heeft nog bewijs aangeboden van de stelling dat [eiser] bij een enkel telefoontje naar het op het visitekaartje vermelde telefoonnummer direct naar de juiste rechtspersoon (Actsperience BV) zou zijn geleid. Dit bewijs zou volgens [gedaagde sub a] geleverd kunnen worden door het horen van de secretaresse van Actsperience BV, die destijds klanten per telefoon te woord stond.
De rechtbank zal dit bewijsaanbod passeren, nu [eiser] niet gehouden was een dergelijk onderzoek naar de identiteit van haar contractspartij te verrichten. Voor het overige heeft [gedaagde sub a] geen bewijs aangeboden van zijn stellingen.
4.8. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat [gedaagde sub a] heeft te gelden als de contractspartij van [eiser] en dat de vordering van [eiser] derhalve moet worden toegewezen.
4.9. [eiser] vordert blijkens punt 9 van de dagvaarding behalve het factuurbedrag en rente ook buitengerechtelijke incassokosten. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen, nu [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat meer of andere kosten zijn gemaakt dan die gebruikelijk zijn ter inleiding van de procedure.
4.10. [gedaagde sub a] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 77,80
- vast recht 313,00
- salaris advocaat 1.152,00 (factor 3 x tarief EUR 384,-)
Totaal EUR 1.542,80
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde sub a] om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 6.557,56 (zegge: zesduizend vijfhonderd zevenenvijftig euro en zesenvijftig cent), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex art. 119a BW over het nog niet betaalde deel vanaf 3 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [gedaagde sub a] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.542,80,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2009.