ECLI:NL:RBZLY:2009:BM0813

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
9 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
152324 - HA ZA 08-1517
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Zomer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en verduistering door werkneemster bij juwelier met onrechtmatige daad

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, staat de verduistering van sieraden door een werkneemster centraal. De eiser, eigenaar van een juwelierszaak, heeft de gedaagde, die als verkoopster werkzaam was, aangeklaagd voor diefstal van sieraden ter waarde van bijna EUR 80.000,00. De procedure begon met een tussenvonnis op 11 maart 2009, gevolgd door een comparitie op 20 april 2009. De eiser heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder voorraadlijsten, waaruit blijkt dat de gedaagde voor een inkoopwaarde van ten minste EUR 70.000,00 aan sieraden heeft ontvreemd. De gedaagde heeft echter betwist dat zij meer dan EUR 30.000,00 heeft verduisterd en stelt dat haar eerdere verklaringen onder druk zijn afgelegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de mogelijkheid heeft om tegenbewijs te leveren tegen de vordering van de eiser. De rechtbank heeft de gedaagde in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren, hetzij door middel van getuigen, hetzij door het overleggen van bewijsstukken. De zaak is vervolgens op de rol gezet voor verdere behandeling op 23 september 2009. De rechtbank heeft ook richtlijnen gegeven voor het oproepen van getuigen en het indienen van bewijsstukken. Het vonnis is uitgesproken door mr. M. Zomer op 9 september 2009, waarbij de rechtbank de verdere beslissingen heeft aangehouden tot de gedaagde haar bewijs heeft geleverd.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 152324 / HA ZA 08-1517
Vonnis van 9 september 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. G.M. Volkerink,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.W. Bongers.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 maart 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 20 april 2009 met de ter zitting genomen akte houdende producties van [eiser]
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] is eigenaar van een juwelierszaak met de handelsnaam [juwelier] aan de [adres] te [woonplaats]. Vanaf 1998 werkt De [gedaagde] krachtens een arbeidsovereenkomst als verkoopster bij [eiser] in deze juwelierszaak.
2.2. Eind oktober 2008 constateert [eiser] dat diverse sieraden uit de bedrijfsvoorraad ontbreken. Hij stelt zelf onderzoek in en schakelt op 27 oktober 2008 [X] Bedrijfsrecherche in om nader onderzoek te doen naar de verdwenen voorraad. Op 29 oktober 2008 spreekt De [gedaagde] met twee medewerkers van [X] en verklaart onder meer: “Ja, nu heb ik wel sieraden meegenomen…Wanneer ik ermee begonnen ben? Dit jaar. Ja toch? Misschien ben ik er toch iets eerder mee begonnen. Misschien was het al eind vorig jaar….
U vraagt hoe vaak ik gouden sieraden meenam. Heel vaak. Ik deed dat bijna iedere werkdag…..
U vraagt of ik een idee heb hoeveel ik totaal in geld uitgedrukt heb weggenomen…. Misschien is het wel EUR 50.000,00….U zegt dat is vastgesteld dat er voor EUR 70.000,-- inkoopwaarde aan sieraden weg is. Oh, dat kan. Ik heb geen flauw idee. Dan heb ik inderdaad heel veel meegenomen. Dat klopt.”
2.3. Op 3 november 2008 doet [eiser] bij de politie aangifte van verduistering door De [gedaagde]. Bij de politie verklaart zij op 13 november 2008 dat zij sieraden heeft verduisterd bij haar werkgever, maar dat het “zo’n groot bedrag” is, kan zij zich niet voorstellen en : “Ik denk zelf aan zo’n 35.000 euro.”.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert samengevat – na vermeerdering van eis veroordeling van De [gedaagde] tot betaling van EUR 79.977,07, vermeerderd met een in goede justitie te bepalen bedrag wegens gederfde winst en vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten, processuele (na)kosten en beslagkosten.
3.2. De [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Als erkend staat vast dat De [gedaagde] voor een inkoopwaarde van EUR 30.000,00 aan sieraden heeft weggenomen. Partijen verschillen van standpunt over de (inkoop)waarde van de door De [gedaagde] verduisterde sieraden en de hoogte van de door haar aan [eiser] te betalen schadevergoeding.
4.2. [eiser] stelt, met overlegging van producties zoals voorraadlijsten, dat De [gedaagde] het gevorderde bedrag van bijna EUR 80.000.00 heeft verduisterd. Hij wijst op haar verklaring bij de bedrijsrechercheurs waarin zij erkent dat zij mogelijk voor EUR 70.000,00 heeft gestolen. Hij heeft bovendien winst gederfd omdat hij een aantal keren nee heeft moeten verkopen aan potentiële klanten.
4.3. De [gedaagde] voert daartegenover aan dat zij slechts voor ongeveer EUR 30.000,00 aan sieraden heeft weggenomen en dat haar verklaring bij de bedrijfsrecherche onder stress is afgelegd en daarom onjuist was. Klanten en andere werknemers kunnen en zullen ook sieraden hebben ontvreemd, aldus De [gedaagde]. Zij betwist ook dat [eiser] inkomsten is misgelopen.
4.4. De rechtbank acht op grond van vooral de verklaring van De [gedaagde] bij de bedrijfsrechercheurs van [X], maar ook de door [eiser] overgelegde voorraadlijsten en andere producties voorshands bewezen dat zij voor een bedrag van tenminste EUR 70.000,00 aan sieraden heeft weggenomen. Nu De [gedaagde] aanvoert dat dit minder is, is het aan haar tegenbewijs te leveren en de rechtbank zal haar daartoe in de gelegenheid stellen.
4.5. Omdat De [gedaagde] steeds gemotiveerd heeft betwist meer ontvreemd te hebben, dient [eiser] te bewijzen dat zij het thans gevorderde bedrag van EUR 79.977,07 heeft ontvreemd, althans meer dan het net genoemde bedrag van EUR 70.000,00. Ook dient [eiser] te bewijzen dat hij omzet heeft gederfd en hoeveel, c.q. in welke orde van grootte dat loopt. De [gedaagde] betwist dat immers gemotiveerd en uit de thans overgelegde stukken blijkt dat onvoldoende; ook voor de gevorderde schatting is de nu aanwezige informatie onvoldoende. Met name dat klanten helemaal geen sieraad bij [eiser] hebben gekocht omdat juist het sieraad dat zij wel hadden willen kopen door De [gedaagde] was ontvreemd en dus niet voorhanden was, lijkt vergezocht.
4.6. Het is aan De [gedaagde] eerst bewijs te leveren. Slaagt zij daarin, dan staat vast dat het ontvreemde bedrag slechts het door haar erkende bedrag van EUR 30.000,00 beloopt. [eiser] wordt dan uiteraard niet in de gelegenheid gesteld bewijs van zijn stelling, dat De [gedaagde] bijna EUR 80.000,00 heeft weggenomen, te leveren. Dat gebeurt alleen in het geval De [gedaagde] niet in het bewijs slaagt. [eiser] dient in beide gevallen bewijs te leveren ten aanzien van de gederfde winst, maar de rechtbank zal die bewijsopdracht pas geven als duidelijk is of De [gedaagde] erin is geslaagd het tegenbewijs te leveren.
4.7. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. laat De [gedaagde] toe het tegendeel te bewijzen van de stelling van [eiser] dat zij, De [gedaagde], voor een bedrag van tenminste EUR 70.000,00 (inkoopwaarde) aan sieraden heeft weggenomen
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 23 september 2009 voor uitlating door De [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat De [gedaagde], indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat De [gedaagde], indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden december 2009 tot en met februari 2010 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. M. Zomer in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Luttenbergstraat 5,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Zomer en in het openbaar uitgesproken op 9 september 2009.