ECLI:NL:RBZLY:2010:80

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
13 januari 2010
Publicatiedatum
26 april 2013
Zaaknummer
157515 / HA ZA 09-663
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot veroordeling van gedaagden in verband met eerdere procedure tegen ABN AMRO Bank

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, vorderden eisers, wonende te Almere, veroordeling van gedaagden tot betaling van bedragen die voortvloeien uit een eerdere procedure tegen ABN AMRO Bank. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.A.J. van Putten, stelden dat gedaagden zich op basis van een op 19 maart 2008 gesloten overeenkomst hadden verplicht om diverse schulden van eisers over te nemen. Deze overeenkomst betrof een lening van EUR 21.000,- waarvoor eisers een woning in Marokko als onderpand hadden gegeven. Eisers stelden dat zij een bedrag van EUR 7.000,- van een familielid hadden geleend en dit bedrag contant aan gedaagde 1 hadden betaald, naast andere betalingen aan gedaagde 1 voor gemaakte kosten en verleende diensten.

Gedaagde 1, vertegenwoordigd door advocaat mr. B. Bijlsma, verweerde zich door te stellen dat hij geen partij was bij de overeenkomst en dat hij de schuld van eisers bij ABN AMRO Bank niet had overgenomen. Gedaagde 2, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.S. Boedhoe, voerde aan dat de overeenkomst was ontbonden en dat hij geen zaken meer wilde doen met gedaagde 1. De rechtbank constateerde dat er onduidelijkheid bestond over de gang van zaken tussen partijen en de rol van gedaagden in de overeenkomst.

De rechtbank besloot een comparitie te bevelen om inlichtingen te vragen en te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling konden komen. De zitting zou plaatsvinden op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd, waarbij partijen in persoon aanwezig moesten zijn. De rechtbank hield verdere beslissingen aan en wees partijen erop dat zij bij niet verschijnen ter comparitie de gevolgen konden ondervinden. Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en openbaar uitgesproken op 13 januari 2010.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 157515 / HA ZA 09-663
Vonnis van 13 januari 2010
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te Almere,
2.
[eiser 2],
wonende te Almere,
eisers,
advocaat mr. P.A.J. van Putten,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. B. Bijlsma,
2.
[gedaagde 2] H.O.D.N OPEN LEERCENTRUM ALMERE,
wonende te Almere,
gedaagde,
advocaat mr. F.S. Boedhoe.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en gedaagden dan wel afzonderlijk [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusies van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusies van dupliek
  • de akte van eisers
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eisers] c.s. vordert samengevat - veroordeling van gedaagden tot al hetgeen waartoe [eisers] c.s. wordt veroordeeld in de procedure tegen ABN AMRO Bank, bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer 152297 / HA ZA 08-1507, met veroordeling van gedaagden in de kosten.
2.2.
Gedaagden voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[eisers] c.s. stelt dat gedaagden zich op grond van een op 19 maart 2008 gesloten overeenkomst, waarin [eisers] c.s. onder meer tot zekerheid van een door [gedaagde 2] aan hem verstrekte lening van EUR 21.000,- een woning te Marokko in “onderpand” heeft gegeven, hebben verplicht de betaling van diverse schulden van [eisers] c.s. tot een maximaal bedrag van EUR 21.000,- over te nemen. [eisers] c.s. heeft daartoe voorts een bedrag van
EUR 7.000,- van een familielid (mevrouw [naam] – bedoeld zal zij [naam] - te Amsterdam) geleend en contant aan [gedaagde 1] voldaan, naast diverse andere bedragen (in totaal EUR 4.591,00) die [eisers] c.s. aan [gedaagde 1] heeft voldaan wegens gemaakte kosten en verleende diensten. Het bedrag van EUR 7.000,- zou in een later stadium aan [eisers] c.s. worden teruggegeven. [eisers] c.s. heeft daartoe van gedaagden een cheque ontvangen die hij nimmer heeft kunnen innen, vanwege een niet batig saldo.
3.2.
[gedaagde 1] verweert zich tegen de vordering van [eisers] c.s. door te stellen dat hij geen partij is bij de overeenkomst van 19 maart 2008. Hij heeft de schuld van [eisers] c.s. bij de ABN AMRO Bank niet overgenomen. Wel is hij benaderd door [eisers] c.s. of hij een schuldsanering wilde doen en daarvoor gelden beschikbaar wilde stellen. Hij heeft hiervoor zijn bereidheid uitgesproken maar wilde als tegenprestatie de beschikking krijgen over een huis in Marokko. In afwachting daarvan heeft hij voorbereidingshandelingen in de schuldsanering gedaan waartoe hij een borg (in de vorm van een cheque) heeft afgegeven en wat correspondentie heeft gevoerd met schuldeisers van [eisers] c.s. Toen duidelijk werd dat het huis in Marokko niet op naam van [gedaagde 1] werd gesteld heeft hij de borg ingetrokken en verdere saneringsactiviteiten gestaakt.
3.3.
[gedaagde 2] verweert zich met het betoog dat [eisers] c.s., na het sluiten van de overeenkomst van 19 maart 2008, hem hebben medegedeeld dat het geleende bedrag van EUR 21.000,00 overgemaakt diende te worden aan [gedaagde 1]. [eisers] c.s. gaf aan dat [gedaagde 1] naast het aflossen van hun schulden tevens andere zaken voor hen zou afhandelen. [gedaagde 2] stelt onmiddellijk te hebben aangegeven geen zaken meer te willen doen met [gedaagde 1], daar deze weigert de opstaande vorderingen van [gedaagde 2] te voldoen. Vervolgens is de overeenkomst van 19 maart 2008 in onderling overleg ontbonden. Partijen waren overeengekomen de overeenkomst te legaliseren bij het Marokkaanse consulaat. Omdat deze is ontbonden heeft legalisatie niet plaatsgevonden.
3.4.
Het is de rechtbank nog niet duidelijk wat de gang van zaken is geweest tussen partijen en wat de afzonderlijke of gemeenschappelijke rol van gedaagden daarin is geweest.
Zo betwist [eisers] c.s. dat de overeenkomst d.d. 19 maart 2008 is ontbonden, maar hij stelt wel dat op 19 april 2008 een nadere overeenkomst is gesloten. Hij verwijst daartoe naar de door hem in het geding gebrachte productie 5. Dit betreft een “voorstel tot dienstverlening” dat (kennelijk) door [eisers] c.s. voor akkoord is getekend. Hoe dit stuk zich verhoudt tot de overeenkomst van 19 maart 2008 is echter niet duidelijk, nu [eisers] c.s. daaromtrent niets heeft gesteld en [gedaagde 2] bij dupliek over dit stuk geheel het zwijgen doet.
3.5.
Ook de gang van zaken aangaande het door [gedaagde 1] gestelde ten aanzien van de borg (de door hem afgegeven cheque) en de gang van zaken aangaande de door [eisers] c.s. gestelde betaling van EUR 7.000,00, is onduidelijk. Bij dagvaarding heeft [eisers] c.s. gesteld dat hij een bedrag van EUR 7.000,00 aan [gedaagde 1] heeft betaald (zie 3.1). In punt 8 van zijn conclusie van repliek stelt [eisers] c.s. echter dat het bedrag van EUR 7.000,00 door [naam] aan [gedaagde 1] is verstrekt in het kader van een (door [naam] aan [gedaagde 1] verstrekte) lening die uiteindelijk door [eisers] c.s. aan [naam] is terugbetaald daar de cheque (door [gedaagde 1] borg genoemd) telkenmale ongedekt bleek te zijn.
Het door [gedaagde 1] bij dupliek gestelde brengt op dit punt ook geen opheldering, nu - behoudens een toegevoegde zin in punt 3 van deze conclusie - de inhoud van deze conclusie een kopie lijkt te zijn van de conclusie van antwoord.
3.6.
Nu [gedaagde 1] het door [eisers] c.s. gestelde in de punten 10 en 11 van de conclusie van repliek niet heeft betwist zal de rechtbank als vaststaand aannemen dat [eisers] c.s. de daar gestelde bedragen ten titel als in die punten is omschreven aan [gedaagde 1] heeft betaald, te weten een totaalbedrag van EUR 4.591,00.
3.7.
De rechtbank zal een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
3.8.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. J. van der Hulst in het gerechtsgebouw te Zwolle aan de Luttenbergstraat 5 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
4.2.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
27 januari 2010voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden februari tot en met april 2010, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
4.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
4.5.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
4.6.
wijst partijen er op, dat voor de zitting anderhalf uur zal worden uitgetrokken,
4.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2010.