2.6
Ter beantwoording van de vraag of tussen Kippa en [verwerende partij] in de periode tussen augustus 1989 en 1 april 2002 een overeenkomst van opdracht dan wel een arbeidsovereenkomst heeft bestaan, dient bepaald te worden hetgeen Kippa en [verwerende partij] bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen heeft gestaan, mede in aanmerking genomen de wijze waarop Kippa en [verwerende partij] feitelijk aan de overeenkomst uitvoering hebben gegeven, in welk verband mede tot uitgangspunt dient te worden genomen dat voor de beoordeling of er sprake is van een arbeidsovereenkomst niet één enkel kenmerk beslissend is, maar dat de verschillende rechtgevolgen die partijen aan hun verhouding hebben verbonden in hun onderlinge verband moeten worden bezien, gelet op alle terzake dienende omstandigheden.
Vaststaat dat tussen [verwerende partij] en Kippa in elk geval vanaf 1 augustus 1979 tot augustus 1989 een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De bedoeling van Kippa en [verwerende partij], bij aanvang van zijn werkzaamheden voor Kippa door [verwerende partij], was dan ook dat [verwerende partij] op basis van een arbeidsovereenkomst voor Kippa werkzaam zou zijn.
De wijze waarop Kippa en [verwerende partij] vanaf augustus 1989 tot 1 april 2002 uitvoering hebben gegeven aan hun overeenkomst duidt echter veeleer op het bestaan van een overeenkomst van opdracht dan op het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Zo heeft [verwerende partij] vanaf augustus 1989 totdat hij in dienst kwam bij ANP steeds facturen aan Kippa gestuurd op naam van zijn eenmanszaak, waarbij hij tevens BTW in rekening bracht (en die [verwerende partij] ook heeft afgedragen). Deze betaling aan de hand van facturen hoort bij een freelanceverhouding en kan naar het oordeel van de kantonrechter niet gelden als een voor de arbeidsovereenkomst kenmerkende wijze van beloning. Ook het feit dat op de facturen steeds melding gemaakt werd van de door [verwerende partij], althans door Foto Studio [verwerende partij] gehanteerde algemene voorwaarden, laat zich moeilijk rijmen met het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Dit duidt veeleer op een overeenkomst van opdracht. Algemene voorwaarden dienen er immers toe om het ondernemersrisico van de gebruiker ten opzichte van de klanten te beperken. Dat [verwerende partij], naar hij heeft betoogd, zich in zijn relatie tot Kippa nimmer op die algemene voorwaarden heeft beroepen, doet hier niets aan af. Verder staat vast dat Kippa -anders dan bij een normaal dienstverband het geval is- vanaf augustus 1989 geen loonbelasting en sociale premies voor [verwerende partij] heeft betaald. Dit duidt ook niet op het bestaan van een arbeidsovereenkomst; net zomin als de omstandigheid dat [verwerende partij] door Kippa bij ziekte niet werd doorbetaald. Dat in de volgens [verwerende partij] tussen hem en Kippa overeengekomen dagprijs een tegemoetkoming voor ziektekosten verdisconteerd was, maakt dit niet anders. De omstandigheid dat [verwerende partij], naar ANP niet, althans onvoldoende betwist, heeft gesteld, niet alleen werkzaam is geweest voor Kippa, maar ook voor derden, wijst eveneens meer op het bestaan van een overeenkomst van opdracht, dan op een arbeidsovereenkomst, hoe gering de inkomsten uit de voor die derden verrichte werkzaamheden volgens [verwerende partij] dan ook geweest mogen zijn.
Voorts heeft [verwerende partij] dan wel gesteld dat hij ook na 1 augustus 1989 nog steeds de door ([J] van) Kippa gewezen aanwijzingen moest opvolgen, maar dit hoeft, gelet op het bepaalde in artikel 7:402 BW, aan het bestaan van een overeenkomst van opdracht niet in de weg te staan.
Ook de aard van de door hem voor Kippa verrichte werkzaamheden (het voeren van de dagelijkse leiding voor wat fotografie en planning betreft) hoeft, anders dan door [verwerende partij] is bepleit, daar niet aan in de weg te staan. Evenmin de omstandigheden dat hij fulltime aanwezig was en dat hij geen beloningscomponenten ontving die -volgens hem- bij freelancers gebruikelijk zijn, zoals bijvoorbeeld vergoedingen voor bepaalde verzekeringen.
Met name gelet op de hiervoor omschreven wijze waarop Kippa en [verwerende partij] in de periode tussen augustus 1989 tot 1 april 2002 inhoud hebben gegeven aan hun onderlinge arbeidsrelatie, is de kantonrechter van oordeel dat tussen hen in die periode een overeenkomst van opdracht heeft bestaan. Tot dit oordeel is mede redengevend het betoog van [verwerende partij] dat hij factureerde teneinde gefaciliteerd te worden om meer netto-inkomsten te krijgen. Door het versturen van facturen zou hij een zelfstandigenaftrek kunnen genieten en bepaalde beroepskosten kunnen aftrekken. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verwerende partij] hiermee feitelijk te kennen gegeven dat hij na augustus 1989 als zelfstandige -en dus als opdrachtnemer- zijn werkzaamheden voor Kippa heeft verricht. Als werknemer in loondienst genoot hij die fiscale voordelen immers niet. Ook [verwerende partij] zelf -anders dan hij thans wil doen voorkomen- is er vanuit gegaan dat hij werkzaamheden op basis van een overeenkomst van opdracht verrichtte. Zo staat in zijn aangifte-biljet inkomsten belasting 1989 opgenomen: “P.M. in 1989 dienstverband geheel beëindigd.” Verder wordt in dit verband gewezen op pagina 4 van het jaarrapport 2002 van de eenmanszaak Foto Studio [verwerende partij]. Daar staat: “het bedrijf van een van de grote opdrachtgevers is overgenomen door het ANP”. Tenslotte kan uit de door [verwerende partij] overgelegde loonlijst van Kippa over periode 11 van 1990 worden afgeleid dat ook Kippa er van uitging dat [verwerende partij] na augustus 1989 werkzaam was op basis van een overeenkomst van opdracht. Daarop staan -naar ANP onweersproken heeft gesteld- alle namen van de in die periode bij Kippa in dienst zijnde werknemers vermeld, maar niet die van [verwerende partij].