ECLI:NL:RBZLY:2010:BL9735

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
473737 CV 09-6414
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van aanvullende arbeidsvoorwaarden in arbeidszaak met betrekking tot pensioenuitkering na ontslag

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 16 maart 2010, gaat het om een loonvordering van de eisende partij, [eisende partij], tegen Wehkamp B.V. De eisende partij vordert een bedrag van € 9.710,80 bruto aan pensioenuitkering, vermeerderd met wettelijke rente en vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De vordering is gebaseerd op de 'Aanvullende Arbeidsvoorwaarden' van Wehkamp, waarin wordt gesteld dat een medewerker die met pensioen gaat recht heeft op een uitkering. De eisende partij stelt dat hij op 1 februari 2009, de datum waarop zijn arbeidsovereenkomst is ontbonden, de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt en daarom recht heeft op deze uitkering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van de eisende partij is beëindigd wegens bedrijfseconomische omstandigheden en niet omdat hij met pensioen ging. De kantonrechter heeft de uitleg van de aanvullende voorwaarden beoordeeld en geconcludeerd dat de woorden 'met pensioen gaan' in de context van de regeling betekenen dat de medewerker vrijwillig met pensioen gaat, en niet dat hij ontslagen wordt en aansluitend een pensioenuitkering ontvangt. De eisende partij had de mogelijkheid om door te werken, maar heeft uiteindelijk ingestemd met de ontbinding van zijn arbeidsovereenkomst.

De rechtbank heeft de vordering van de eisende partij afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten. De beslissing is genomen op basis van de uitleg van de aanvullende arbeidsvoorwaarden en de omstandigheden van de beëindiging van het dienstverband, waarbij de kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij niet kan worden beschouwd als iemand die met pensioen is gegaan in de zin van de regeling. De uitspraak benadrukt het belang van de context en de bedoeling achter de bepalingen in arbeidscontracten en aanvullende voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 473738 CV 09-6414
datum : 16 maart 2010
Vonnis in de zaak van:
[EISENDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
eisende partij, verder te noemen: ‘[eisende partij]’,
gemachtigde mr. E.J. Bek, verbonden aan Juridische Dienstverlening Nederland B.V. te Apeldoorn,
tegen
de besloten vennootschap WEHKAMP B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partij, verder te noemen: ‘Wehkamp’,
gemachtigde mr. W.M. Limberger, advocaat te Zwolle.
Het verdere verloop van de procedure
Eerder is in deze zaak een tussenvonnis gewezen dat op 8 december 2009 is uitgesproken. Ter uitvoering van dat vonnis heeft op 16 februari 2010 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Het geschil
De vordering van [eisende partij] strekt ertoe dat Wehkamp wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 9.710,80 bruto aan pensioenuitkering, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2009 en te vermeerderen met een bedrag van € 700,00 aan vergoeding van buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Wehkamp in de proceskosten.
Wehkamp heeft de vordering bestreden en de afwijzing daarvan bepleit.
De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.
a. [eisende partij], geboren op [datum], is per [datum] in dienst getreden bij Wehkamp. De laatst door hem uitgeoefende functie is die van ‘Veiligheidscoördinator’. Het laatst door hem verdiende salaris bedraagt € 5.260,00 bruto per maand exclusief emolumenten.
b. In het kader van een reorganisatie is per 1 november 2007 de functie van [eisende partij] komen te vervallen en is [eisende partij] boventallig verklaard. Ingevolge het op 5 oktober 2007 vastgestelde Sociaal Plan is aan [eisende partij], gelet op zijn toenmalige leeftijd van 61 jaar, de keuze voorgelegd tussen pensionering bij het bereiken van de leeftijd van 62 jaar dan wel gebruikmaking van het reguliere bemiddelingstraject gedurende een termijn van 8 maanden, waarna een beëindigingsprocedure zal worden doorlopen. Bij emailbericht van 26 oktober 2007 heeft [eisende partij] aan Wehkamp meegedeeld - geparafraseerd - dat hij niet wil stoppen met zijn werk bij Wehkamp als hij in mei 2008 de leeftijd van 62 jaar bereikt en dat hij zijn werkzaamheden wil voortzetten.
c. [eisende partij] heeft in de periode van november 2007 tot en met juni 2008 zonder succes gebruik gemaakt van het door Wehkamp via een externe derde organisatie aangeboden herplaatsingstraject. Tussen partijen is vervolgens zonder succes onderhandeld over een minnelijke beëindiging van het dienstverband, waarna Wehkamp om ontbinding heeft verzocht van de arbeidsovereenkomst met [eisende partij] wegens bedrijfseconomische omstandigheden. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van dat verzoek is alsnog overeenstemming bereikt, waarna de kantonrechter te Zwolle de arbeidsovereenkomst van partijen heeft ontbonden per 1 februari 2009 onder toekenning van een door Wehkamp aangeboden en door [eisende partij] geaccepteerde vergoeding naar billijkheid.
d. Op de arbeidsovereenkomst is mede toepasselijk de door Wehkamp vastgestelde ‘Aanvullende Arbeidsvoorwaarden’. Artikel 17 daarvan is genaamd ‘overige uitkeringen’. Lid 1 ziet op dienstjubilea, lid 3 op huwelijk, samenlevingsovereenkomst en partnerregistratie en lid 4 op overlijden. Lid 2, genaamd ‘Beëindiging dienstverband’ luidt zover relevant:
‘De medewerker:
- die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en dan met pensioen gaat;
- waarmee de arbeidsovereenkomst wordt beeindigd als gevolg van 2 jaar arbeidsongeschikt-heid, mits de betreffende medewerker op de ontslagdatum 55 jaar of ouder is
ontvangt, ter gelegenheid daarvan (...) bruto weeksalaris (= 1/52 x basissalaris op jaarbasis, gebaseerd op het basissalaris danwel (...) geldend op het moment van het beëindigen van het dienstverband) per dienstjaar met een minimum van 1 week en een maximum van 8 weken. (...)’
e. Bij brief van 16 april 2009 heeft de gemachtigde van [eisende partij] jegens Wehkamp aanspraak gemaakt op uitbetaling van de in artikel 17.2 van de Aanvullende Arbeidsvoor-waarden bedoelde uitkering, welke aanspraak bij brief van 4 mei 2009 door Wehkamp van de hand is gewezen.
De standpunten van partijen
Op wat [eisende partij] aan zijn vordering dan wel Wehkamp aan haar verweer ten grondslag heeft gelegd, zal, voor zover relevant, in het navolgende worden ingegaan.
De beoordeling
1.
Het geschil van partijen of Wehkamp nog aan [eisende partij] een uitbetaling dient te doen conform de Aanvullende Arbeidsvoorwaarden, houdt verband met hun verschil van mening over hoe de hiervoor in de vaststaande feiten sub d. weergegeven bepaling 17.2 van die voorwaarden moet worden uitgelegd.
2.
[eisende partij] heeft aangevoerd dat nu de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2009 is geëindigd, hij op die datum de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt en ook per die datum met pensioen is gegaan, hij nog recht heeft op een uitkering conform artikel 17.2 van de Aanvullende Arbeidsvoorwaarden. Wehkamp heeft daartegen aangevoerd dat uit die regeling voortvloeit dat door het eindigen van de arbeidsrelatie per 1 februari 2009 als gevolg van een ontbinding wegens bedrijfseconomische redenen geen recht bestaat op een pensioenuitkering als bedoeld in dat artikel.
3.
Nu het gaat om de uitleg van een binnen Wehkamp geldende uitkeringsregeling waarover vast staat dat [eisende partij] bij de totstandkoming daarvan niet individueel betrokken is geweest, dient naar het oordeel van de kantonrechter bij de uitleg van die bepaling de in de uitspraak van de Hoge Raad van 20 februari 2004, JAR 2004/83 bedoelde CAO-norm te worden toegepast.
4.
Bij de uitleg van een bepaling als voormeld zijn de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele schriftelijke toelichting daarop, in beginsel doorslaggevend. Het komt daarbij niet aan op de bedoelingen van de bij de totstandkoming van die regeling betrokken partijen voorzover deze niet uit die regeling en de toelichting kenbaar zijn. Het komt niet alleen aan op een grammaticale uitleg van de tekst, maar het gaat om het vaststellen van de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de regeling en de toelichting zijn gesteld. Daarbij dient ook acht te worden geslagen op de kenbare ratio, strekking en systematiek van de regeling waartoe de bepaling behoort en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden tekstinterpretaties zouden leiden.
5.
Zoals blijkt uit het door [eisende partij] bij dagvaarding overgelegde gedeelte van de Aanvullende Arbeidsvoorwaarden is de strekking van de in artikel 17 neergelegde ‘overige uitkeringen’ het doen van bijzondere uitkeringen aan de medewerkers bij majeure gebeurtenissen als bijvoorbeeld het bereiken van een zekere onafgebroken diensttijd, het sluiten van een huwelijk en het met pensioen gaan.
6.
Een verdere verduidelijking is gesteld noch gebleken. Evenmin is toegelicht hoe artikel 17 zich verhoudt tot dan wel samenhangt met andere bepalingen in de Aanvullende Arbeids-voorwaarden.
7.
In lid 2 met aanhef ‘beëindiging dienstverband’ van dat artikel wordt een uitkering in het vooruitzicht gesteld indien een werknemer ‘met pensioen gaat’ dan wel ontslag krijgt wegens meer dan 2 jaar voortgeduurde arbeidsongeschiktheid. Daaruit moet worden afgeleid dat bij een beëindiging van het dienstverband om een andere reden dan pensioen of arbeidsongeschiktheid geen uitkering wordt gedaan. Beide beëindigingsgronden hebben gemeen dat sprake is van een overgang naar inactiviteit, ofwel het niet meer actief willen of kunnen zijn als werknemer, of nog anders gezegd het uit de arbeidsmarkt treden. Dit betekent dat de regeling in lid 2 er toe strekt dat Wehkamp de financiële gevolgen van dat niet meer actief zijn als werknemer enigszins verzacht door het doen van een geldelijke uitkering, waarvan de omvang afhangt van enerzijds de hoogte van het inkomen en anderzijds de duur van het dienstverband.
8.
Naar algemeen spraakgebruik past voormelde betekenis van het niet meer actief willen zijn als werknemer (van Wehkamp) ook bij de bewoordingen ‘met pensioen gaan’ als gebruikt in lid 2 van artikel 17. Volgens Van Dale Groot Woordenboek moet het begrip ‘met pensioen gaan’ (ofwel ‘pensioneren’) geduid worden als het wegens het bereiken van de daarvoor gestelde leeftijd ontslagen worden met genot van pensioen (ofwel een periodieke geldelijke uitkering).
9.
Gelet op de ratio van de regeling, voormelde betekenis van ‘met pensioen gaan’, en de beperking van de regeling in lid 2 tot het doen van een uitkering bij twee specifieke beëindigingsgronden, moeten de woorden ‘De medewerker die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en dan met pensioen gaat’ naar het oordeel van de kantonrechter gelezen worden als ‘De medewerker die om reden van het met pensioen gaan ontslag neemt/krijgt’ en niet ‘de medewerker die - onverschillig de reden - ontslag neemt/krijgt en daarna (aansluitend) een periodieke uitkering van zijn pensioenverzekeraar ontvangt’. De kantonrechter ziet dan ook geen aanknopingspunten voor de stelling van [eisende partij] dat zijn hiervoor in rechtsoverweging 2. weergegeven uitleg tot een aannemelijker rechtsgevolg leidt dan de uitleg van Wehkamp.
10.
Vast staat dat Wehkamp in het kader van een in 2007 ingezette reorganisatie aan [eisende partij] de vraag heeft voorgelegd of hij - onder toekenning van bepaalde faciliteiten - per 1 mei 2008 wilde pensioneren, dat [eisende partij] daar afwijzend op heeft geantwoord, dat Wehkamp vervolgens gedurende een termijn van acht maanden heeft getracht [eisende partij] te herplaatsen en dat Wehkamp na uitblijven van een succesvolle herplaatsing de beëindiging van het dienstverband is gaan nastreven via het doen van een op bedrijfseconomische omstandigheden gegrond verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eisende partij]. In die ontbindingsprocedure is vervolgens tussen partijen in november 2008 een minnelijke regeling bereikt, waarna de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2009 heeft ontbonden.
11.
Uit die feitelijkheden blijkt dat bij [eisende partij] lange tijd de bedoeling heeft voorgezeten om niet met pensioen te gaan doch zijn arbeidscarrière voort te zetten, ook nadat hij per mei 2008 in beginsel voor pensionering in aanmerking kwam als hiervoor bedoeld in rechtsover-weging 8. In dat streven is hij niet geslaagd nu hij alsnog akkoord is gegaan met een ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter per 1 februari 2009. Daar staat tegenover dat vanwege die ontbinding aan [eisende partij] een ontbindingsvergoeding is toegekend. [eisende partij] heeft daarbij niet (voldoende gemotiveerd) weersproken dat die vergoeding hoger was dan de totale som van het loon met emolumenten dat hij tot het bereiken van zijn 65ste levensjaar zou hebben ontvangen. Met die vergoeding is beoogd om voor [eisende partij] de financiële gevolgen van dat ontslag zoveel mogelijk te verzachten. Dat zulks kan worden teruggevoerd op een ingevolge het Sociaal Plan op Wehkamp rustende verplichting doet daaraan niet af of toe.
12.
Met een en ander staat in voldoende mate vast dat niet [eisende partij]s voornemen om - vanwege zijn leeftijd - uit de arbeidsmarkt te treden beslissend was voor de beëindiging van het dienstverband met Wehkamp doch de bij haar optredende bedrijfseconomische omstandigheden. Dit onderschrijft [eisende partij] ook nu hij erkent dat Wehkamp hem niet heeft verplicht tot het aanvragen van een pensioenuitkering bij zijn pensioenfonds per 1 februari 2009 en dat die aanvraag, althans die ingangsdatum, enkel voortkomt uit hem betreffende financiële redenen. Aan de omstandigheid dat [eisende partij] na het eindigen van het dienstverband per 1 februari 2009 als gevolg van bedoelde ontbinding, aansluitend de aan hem toekomende pensioenuitkeringen heeft doen ingaan, kan dan ook niet het gewicht worden toegekend zoals hij nu bepleit.
13.
Nu de slotsom uit het voorgaande is dat [eisende partij] om bedrijfseconomische reden is ontslagen, is daardoor de conclusie onontkoombaar dat hij niet - vanwege een daartoe strekkende wens - vanuit zijn dienstverband met Wehkamp met pensioen is gegaan als bedoeld in lid 2 van artikel 17 van de Aanvullende Arbeidsvoorwaarden. Daarbij komt dat in de financiële gevolgen voor [eisende partij] van dat ontslag al via een andere regeling - het Sociaal Plan - is voorzien. Een en ander brengt mee dat [eisende partij] geen aanspraak kan gelden op een uitbetaling van een uitkering als bedoeld in die Aanvullende Arbeids-voorwaarden. De daarop steunende vordering met de daaraan verbonden nevenvorderingen is mitsdien niet voor toewijzing vatbaar.
14.
[eisende partij] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden verwezen als nader te melden.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van [eisende partij] af;
- veroordeelt [eisende partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Wehkamp begroot op € 500,00 voor salaris gemachtigde (2 punten × tarief € 250,00);
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 16 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.