vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 167907 / KG ZA 10-80
Vonnis in kort geding van 31 maart 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.M.M. Erbel te Venlo,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WAVIN NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hardenberg,
gedaagde,
advocaat mr. F.M. van Hasselt te Zwolle.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Wavin genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6
- de bij faxberichten van respectievelijk 15 en 16 maart 2010 overgelegde producties 1 tot en met 13 van de zijde van Wavin
- de mondelinge behandeling op 17 maart 2010
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van Wavin.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In december 1996 is [eiseres] met [A] (later onderdeel van Wavin) overeengekomen dat zij voor de duur van drie jaar, ingaande op 1 januari 1997, aan [A] zes auto’s met chauffeur ter beschikking zal stellen. Na ommekomst van de looptijd van de overeenkomst is de samenwerking tussen partijen voortgezet.
2.2. Op 26 juni 2001 zijn partijen tarieven overeengekomen voor het jaar 2001 en hebben zij gesproken over de voortzetting van de samenwerking in de toekomst.
2.3. Partijen zijn op 23 januari 2002 een overeenkomst aangegaan voor de duur van vijf jaar, ingaande op 1 maart 2002 en eindigend op 28 februari 2007. In de overeenkomst is (onder meer) bepaald dat [eiseres] aan Wavin acht vrachtwagenchassis met chauffeur ter beschikking zal stellen die geschikt zijn voor het vervoer van goederen die in een afzetbak worden aangeleverd.
In de overeenkomst van 23 januari 2002 is een prijs overeengekomen waarbij is bepaald dat eventuele prijsaanpassingen zullen geschieden conform de prijsontwikkelingen voor het beroepsgoederenvervoer op de weg, alsmede naar de door TLN, NEA en EVO gepubliceerde richtlijnen. Voorts is bepaald dat eventuele prijsaanpassingen ingaan per 1 januari van een jaar.
2.4. [eiseres] heeft in 2002 zogenaamde klantspecifieke, dat wil zeggen op Wavin gerichte, investeringen gedaan.
2.5. Per juli 2005 is laatstgenoemde overeenkomst vervangen door een nieuwe overeenkomst die door partijen in januari 2006 is ondertekend. In deze overeenkomst is onder meer bepaald:
“Deze overeenkomst wordt effectief per juli 2005 en eindigt van rechtswege op 31 mei 2007. Ruimschoots voor terminatie van deze overeenkomst biedt Wavin aan [eiseres] de gelegenheid om een nieuwe aanbieding te maken voor de door Wavin benodigde diensten als middels dit contract vastgelegd, of tenminste een deel daarvan.
Tarieven:
De tarieven treft u aan in de bijlage “Tarieven”.
Prijsaanpassingen gaan in per 1 januari van elk jaar, waarbij uitgegaan wordt van de cijfers zoals gepubliceerd door NEA”
2.6. Na 31 mei 2007 is, zonder dat dit in een schriftelijk stuk werd vastgelegd, de samenwerking tussen partijen voortgezet. Daarbij werden jaarlijks prijsafspraken gemaakt.
2.7. In 2008 zijn de vrachtwagens voorzien van roetfilters.
2.8. [eiseres] heeft, na daarom door Wavin te zijn verzocht, bij e-mail van 17 juni 2009 een voorstel gedaan tot aanpassing van de dienstverlening die zou leiden tot efficiency voordelen.
2.9. Op 4 november 2009 heeft Wavin mondeling meegedeeld de samenwerking te beëindigen per 1 februari 2010. Deze opzegging is bevestigd in een e-mail van 6 november 2009.
3.1. [eiseres] vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair Wavin zal veroordelen om, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis haar verplichtingen op grond van de tussen partijen geldende duurovereenkomst na te komen;
2. subsidiair Wavin zal veroordelen om tot 1 mei 2010 haar verplichtingen op grond van de tussen partijen geldende duurovereenkomst na te komen,
3. ten aanzien van het primair en subsidiair gevorderde zal bepalen dat Wavin een dwangsom van EUR 5.000,00 per dag zal verbeuren voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan dit vonnis uitvoering te geven;
4. Wavin zal veroordelen in de proceskosten.
3.2. Wavin voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De spoedeisendheid vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2. De voorzieningenrechter zal vooreerst beoordelen of de samenwerking tussen partijen moet worden aangemerkt als een (duur)overeenkomst voor bepaalde tijd, te weten tot en met 31 december 2009, dan wel als een (duur)overeenkomst voor onbepaalde tijd.
4.3. De vraag of de overeenkomst na 31 mei 2007 is voortgezet als een overeenkomst voor onbepaalde tijd moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Hierbij is van belang op welke wijze partijen de samenwerking na die datum hebben voortgezet.
4.4. In dit kader heeft Wavin aangevoerd dat ieder jaar onderhandelingen over de prijs zijn gevoerd, hetgeen door [eiseres] niet is betwist. Als vaststaand moet dan ook worden aangenomen dat aanpassing van de prijs tot stand kwam door onderhandeling en niet door hantering van een bepaald systeem (bijvoorbeeld door aan te sluiten bij de cijfers zoals gepubliceerd door NEA zoals in de overeenkomst van januari 2006 was geregeld). Dit brengt met zich dat de samenwerking tussen partijen op een wezenlijk onderdeel - te weten de prijs, dan wel de aanpassing daarvan - niet ongewijzigd is voortgezet. Het maken van jaarlijkse prijsafspraken impliceert voorts dat de samenwerking na het lopende jaar zal eindigen als partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over de prijs. Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat de relatie tussen partijen na 31 mei 2007 niet ongewijzigd is voortgezet en dat ieder jaar een nieuwe overeenkomst tot stand kwam met een geldigheidsduur van één jaar, ingaande op 1 januari van het volgend jaar en laatstelijk eindigend op 31 december 2009.
4.5. Partijen hebben voor het jaar 2010 geen nieuwe prijsafspraken gemaakt zodat voor dat jaar geen nieuwe overeenkomst tot stand is gekomen. Dit brengt met zich dat Wavin niet gehouden was de samenwerking met [eiseres] na 1 januari 2010 voort te zetten. Dit geldt, logischerwijze, evenzeer voor voortzetting van de samenwerking na 1 februari 2010. De vorderingen van [eiseres] zullen dan ook, reeds hierom, worden afgewezen
4.6. Niettegenstaande het voorgaande overweegt de voorzieningenrechter nog dat, ook wanneer zou moeten worden aangenomen dat de samenwerking tussen partijen aangemerkt zou moeten worden als een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd, de vorderingen van [eiseres] zullen moeten worden afgewezen. Hierbij neemt zij het volgende in aanmerking.
4.7. De vraag of opzegging het beoogde rechtsgevolg heeft gehad moet worden beantwoord aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval. De eisen van redelijkheid en billijkheid kunnen in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat.
4.8. Niet in geschil is dat Wavin als gevolg van de economische crisis te maken heeft met teruglopende omzetten en met een teruglopende hoeveelheid te vervoeren vracht. In verband hiermee heeft Wavin [eiseres] in het voorjaar van 2009 verzocht een voorstel te maken voor aanpassing van de wijze van dienstverlening en tariefstructuur. [eiseres] heeft op 17 juni 2009 een voorstel gedaan waarin enige efficiencywinst is voorzien door het combineren van vracht van Wavin met vracht van andere opdrachtgevers. Het voorstel van [eiseres] biedt echter slechts een beperkte efficiencywinst op het punt van de zogenaamde lengtevracht (buizen en dergelijke). Dit heeft te maken met de omstandigheid dat lengtevracht voor [eiseres], zoals zij ter zitting heeft erkend, moeilijk te combineren is met vracht van andere opdrachtgevers. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] bereid - en in staat - zou zijn geweest het vervoer voor Wavin goedkoper uit te voeren dan in haar voorstel van 17 juni 2009 is aangegeven. Dit brengt met zich dat toen Wavin een vervoerder vond die, anders dan [eiseres], de veel voorkomende lengtevracht van Wavin kon combineren met lengtevracht van andere opdrachtgevers en daarmee het vervoer efficiënter en dus goedkoper kon verzorgen dan [eiseres], voor deze laatste voldoende zwaarwegende grond bestond voor opzegging van de overeenkomst.
4.9. Ten aanzien van de vraag of een opzegtermijn van (bijna) drie maanden ondanks de relatief lange duur van de samenwerking tussen partijen en de door [eiseres] gedane investeringen redelijk is wordt het volgende overwogen.
4.10. De door [eiseres] in 2002 gedane klantspecifieke investeringen zijn gedaan in de wetenschap dat de overeenkomst waar alstoen sprake van was een geldigheidsduur had tot en met 28 februari 2007. Zoals ter zitting namens haar is aangegeven heeft [eiseres] deze beperkte geldigheidsduur van vijf jaar met het oog op de te plegen investeringen redelijk geacht en zijn na ommekomst van deze termijn, behoudens de in 2008 geplaatste roetfilters, geen grote investeringen meer gedaan. De door [eiseres] ter uitvoering van de in 2002 gesloten overeenkomst gedane investeringen moeten dan ook worden geacht te zijn terugverdiend in de vijf jaar die aanvankelijk tussen partijen was overeengekomen, zodat deze investeringen niet aan een opzegging per 1 februari 2010 in de weg staan. Ook de omstandigheid dat [eiseres] in 2008 nog roetfilters heeft geplaatst teneinde te voldoen aan milieuvoorschriften voor het afleveren van goederen in binnensteden, staat aan een relatief korte opzeggingstermijn niet in de weg. In dit verband is van belang dat [eiseres] niet heeft gesteld dat zij geen andere opdrachtgevers heeft die vrachten in de (binnen)steden afgeleverd wensen te hebben en dat de installatie van de roetfilters daarmee waardeloos is geworden.
4.11. Gezien de teruglopende omzetten van Wavin die ook voor [eiseres] duidelijk merkbaar waren en het verzoek van Wavin om met een voorstel te komen tot aanpassing van dienstverlening en tariefstructuur, moet het er voorts voor worden gehouden dat [eiseres] sinds het voorjaar van 2009 wist - of kon weten - dat ongewijzigde voortzetting van de overeenkomst per 1 januari 2010 niet waarschijnlijk was. Zij had dan ook reeds vanaf dat moment rekening kunnen houden met de mogelijkheid dat de overeenkomst tegen het einde van 2009 zou worden opgezegd en hierop kunnen anticiperen, bijvoorbeeld door op zoek te gaan naar nieuwe opdrachtgevers dan wel het inkrimpen van het personeelsbestand door natuurlijk verloop. Dat Wavin niet heeft gereageerd op het voorstel van 17 juni 2009 maakt niet dat [eiseres] op grond daarvan mocht vertrouwen op voortzetting van de overeenkomst. Dat zij dat ook niet deed blijkt overigens uit de omstandigheid dat zij, zoals namens haar ter zitting is aangegeven, toen Wavin de afspraak maakte voor de bespreking op het kantoor van [eiseres] op 4 november 2009 uitdrukkelijk rekening hield met de mogelijkheid dat Wavin de samenwerking zou beëindigen.
4.12. Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat - uitgaande van een duurovereenkomst voor onbepaalde tijd - de opzegging op 4 november 2009 het rechtsgevolg heeft dat de overeenkomst met ingang van 1 februari 2010 is geëindigd.
4.13. Zoals hiervoor onder 4.5 en 4.6 reeds is aangegeven zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen.
4.14. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wavin worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal EUR 1.167,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Wavin tot op heden begroot op EUR 1.167,00.