RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnr. : 07.440100-09 + 07.440193-09 + 07.440188 (vtvv) (P)
(07.540881-08 ad informandum gevoegd)
Uitspraak: 16 maart 2010
(verdachte)
(geboorteplaats)
(adres)
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Zwolle.
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2009, 10 december 2009, 25 februari 2010 en 2 maart 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J. Morra advocaat te Amsterdam.
Als officier van justitie was aanwezig mr. A.E. Postma.
De verdachte is onder paketnummer 07.440100-09 ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals op 2 maart 2010 ter terechtzitting is gewijzigd)
1.
hij op of omstreeks 01 april 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen schoenen, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 1), in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer flessen shampoo, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 2), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 28 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk en
wederrechtelijk een (hang)lamp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan (benadeelde partij 3), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door tegen die lamp te duwen en/of slaan en/of schoppen;
De verdachte is onder paketnummer 07.440193-09 ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 augustus 2009 in de gemeente Deventer ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee en/of geld, geheel
of ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 4), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die (benadeelde partij4), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, tegen die (benadeelde partij 4) heeft gezegd: "Ik krijg geld
van je", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of
vervolgens die (benadeelde partij 4) met de rug tegen de muur heeft gedrukt/geduwd en/of
(vervolgens) die (benadeelde partij 4) bij de keel/hals heeft vastgegrepen;
(incident 2)
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 augustus 2009 in de gemeente Deventer ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld (benadeelde partij 4) te dwingen tot de afgifte van een portemonnee en/of geld, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die (benadeelde partij 4), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft hij,
verdachte, tegen die (benadeelde partij 4) heeft gezegd: "Ik krijg geld van je", althans
woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of vervolgens die
(benadeelde partij 4) met de rug tegen de muur heeft gedrukt/geduwd en/of (vervolgens) die
(benadeelde partij 4) bij de keel/hals heeft vastgegrepen, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 24 augustus 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) 65 euro, in elk
geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (banedeelde partij 5), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(incident 1)
3.
hij op of omstreeks 31 augustus 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk en
wederrechtelijk een stoel en/of een muur en/of een deur, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan de (benadeelde partij 6), in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt, door die stoel tegen de muur en/of deur te slaan
en/of te gooien;
(incident 3)
4.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2009 tot en met 27 juli 2009 in de
gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
auto (bedrijfsauto) heeft weggenomen een navigatiesysteem en/of een of meer
dvd-speler(s) en/of een calciumcarbidmeter, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan (benadeelde partij 7), in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;(incident 4)
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 07.440193-09 onder 1 primair, 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten als 4 primair, 4 subsidiair, 5, 6 en 7.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat het onder 1 tot en met 7 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 2 en 6 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat verdachte de sportschoenen van een vriendin heeft gekregen. Nu uit geen enkel bewijsmiddel de verklaring van verdachte kan worden weerlegd, dient verdachte van feit 1 vrijgesproken te worden. Ten aanzien van het onder 3, 5 en 7 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. Ten aanzien van feit 4 concludeert de raadsman tot vrijspraak aangezien verdachte niet de intentie had om geld bij (benadeelde partij 4) weg te nemen of (benadeelde partij 4) te dwingen geld af te staan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen voor feit 1 tot en met 3, het volgende .
Ten aanzien van feit 1
Op 1 april 2009 liep een man het filiaal van de (benadeelde partij 1) aan de (adres) binnen. Even later liep deze man langs de detectiepoortjes de winkel weer uit. Het alarm van de detectiepoortjes ging af. De man rende vervolgens hard weg. Verkoopster (verkoopster) en beheerder van het winkelcentrum (naam winkelcentrum) zijn de man achterna gegaan. Tijdens de achtervolging heeft de man een bruinkleurige tas van zich afgegooid. Na een worsteling en een ontsnappingspoging is verdachte aan de politie overgedragen . Uit het filiaal van de (benadeelde partij 1) aan de (adres) is blijkens de aangifte een paar schoenen van het merk (merk) ontvreemd. In de bruinkleurige tas is een paar schoenen van het merk (merk) aangetroffen .
Verdachte verklaart de sporttas met sportschoenen bij zich te hebben gehad voordat hij de schoenenwinkel inliep. Deze sportschoenen zou een vriendin in een ander filiaal van de (benadeelde partij 1) aan de (adres) voor hem hebben gekocht .
Na onderzoek door verbalisant (verbalisant) blijkt dat sportschoenen in de maat 42 en van het merk (merk) de gehele week niet bij de (benadeelde partij 1) aan de (adres) zijn verkocht .
Gelet op de aangifte van (aagever 1) en verklaring van getuige (getuige 1) in combinatie met het aantreffen van sportschoenen in de tas van verdachte van hetzelfde merk als het paar schoenen dat uit de winkel is ontvreemd, is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 2
Op 23 maart 2009 liep verdachte de (benadeelde partij 2) binnen met een plastic tas in zijn hand. Verdachte liep naar de cosmetica afdeling. Aldaar heeft hij vier flessen shampoo van het merk (merk) in zijn plastictas gedaan. Verdachte liep vervolgens de supermarkt uit zonder voornoemde producten te betalen . Verdachte bekent de diefstal van de vier flessen shampoo .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte het onder 2 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft een relatie gehad met aangeefster (aangever 2), welke beëindigd is. Verdachte en (aangever 2) hebben samen een 4-jarige zoon.
Op 28 maart 2009 om 3:00 uur ’s nachts ging verdachte bij (aangever 2) langs. Daar aangekomen vertoonde verdachte agressief gedrag en begon om zich heen te slaan . Zowel (aangever 2) alsmede getuigen (getuige 2) en (getuige 3) hebben gezien dat verdachte een lamp vernielde die in de woonkamer stond . Verdachte bekent bij (aangever 2) te zijn geweest maar ontkent ten stelligste ook maar iets vernield te hebben .
Gelet op de gelijkluidende verklaringen van (aangever 2), (getuige 2) en (getuige 3), acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3 ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen voor feit 4 tot en met 7, het volgende .
Ten aanzien van feit 4 primair en subsidiair
Op 23 augustus heeft (benadeelde 4) aangifte gedaan van poging tot diefstal met geweld, diezelfde dag gepleegd. (benadeelde 4) bracht een bezoek aan coffeeshop (coffeeshop) aan de (adres). Daar werd hij door een man aangesproken die hem vroeg om mee naar buiten te lopen. Buiten wilde de man geld van (benadeelde 4) omdat hij de dag ervoor verdovende middelen (speed) van hem zou hebben gekocht. (benadeelde 4) maakte de man duidelijk dat hij niet de persoon is geweest die speed van hem had gekocht en wilde weer de coffeeshop binnenlopen. De man pakte vervolgens (benadeelde 4) bij zijn keel en probeerde met zijn andere hand de portemonnee van (benadeelde 4) te pakken, die in zijn achterzak zat. Het lukte de man niet om de portemonnee van (benadeelde 4) te pakken. (benadeelde 4) liep vervolgens de coffeeshop weer binnen .
Verdachte bekent op die dag een persoon te hebben aangesproken. Hij dacht dat hij een zekere (persoon) had aangesproken. Verder ontkent verdachte ten stelligste dat hij geweld of bedreigingen jegens (benadeelde 4) heeft geuit of gepoogd zou hebben om zijn portemonnee te stelen .
Gelet echter op de overeenstemmende verklaringen van getuigen (getuige 4) en (getuige 5) , die onderdeel van de kennissenkring van verdachte uitmaken en gelet op de verklaringen van (benadeelde 4) en (getuige 6) , acht de rechtbank verdachtes ontkenning ongeloofwaardig en acht zij wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 4 primair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 5
Op 24 augustus 2009 heeft (aangever 3) aangifte gedaan van diefstal. (aangever 3) verklaart dat hij diezelfde dag werkzaam was als pizzakoerier en dat hij aan de (adres) te Deventer een pizza wilde bezorgen. Daar aangekomen stond er een man voor de deur. (aangever 3) gaf de pizza aan (getuige 7) die hem voor de pizza betaald heeft. Kort daarna graaide de man plotseling geld uit de portemonnee van (aangever 3) en rende weg. Niet lang daarna kwam de man weer terug en raapte het geld op dat uit de portemonnee van (aangever 3) was gevallen en rende weer weg. (aangever 3) miste in totaal € 65,-- uit zijn portemonnee .
Verdachte ontkent deze diefstal te hebben gepleegd .
Gelet echter op de verklaring van (getuige 7) , die verdachte kent, alsmede op de aangifte van (aangever 3), die getuige (getuige 7) heeft horen zeggen:”(X), wat doe je nou?” acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 5 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 6
Op 31 augustus 2009 te Deventer werd verdachte in een video-voorgeleidingsruimte geplaatst in verband met een onderhoud op afstand met iemand van de reclassering. Kort daarna pakte verdachte een stoel die in de ruimte stond en gooide daarmee. Hierdoor is aan de houten stoel, de binnenkant van de deur en de muur van de voorgeleidingsruimte schade toegebracht . Verdachte bekent de stoel tegen de muur en deur te hebben gegooid .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 6 ten laste is gelegd.
Ten aanzien van feit 7
Op 26 juli 2009 wordt door (aangever 4) aangifte gedaan van diefstal van een navigatiesysteem, twee dvd spelers en een calciumcarbidmeter uit zijn bedrijfsbus die aan de (straatnaam) geparkeerd stond . Naar aanleiding van de aangifte van diefstal wordt sporenonderzoek verricht. Op de rand van de ruit van het linker voorportier zijn vingerdrukken aangetroffen. Deze zijn veilig gesteld voor nader onderzoek . Op 7 september 2009 is rapport uitgebracht omtrent de aangetroffen vingerafdrukken. In die rapportage is vermeld dat het dactyloscopisch spoor is geïdentificeerd op de linkermiddelvinger van verdachte.
Verdachte heeft betrokkenheid bij dit feit ontkend.
De rechtbank is van oordeel dat wettig bewijs dat verdachte bij deze autokraak betrokken is, ontbreekt. Uit het proces-verbaal van het sporenonderzoek van 26 juli 2009 blijkt niet waar de vingerafdrukken op de ruit zijn aangetroffen. Weliswaar is in het proces-verbaal, waarin de resultaten voor wat betreft de identificatie naar aanleiding van de dactyloscopische sporen kenbaar zijn gemaakt, vermeld dat het spoor dat is aangetroffen zich aan de binnenzijde van het linker voorportier bevond maar gelet op de status van dit document – namelijk louter het kenbaar maken van de resultaten van het sporenonderzoek – acht de rechtbank de vermelding in dit stuk dat de vingerafdruk aan de binnenzijde van het portier zat onvoldoende nu die aanduiding in het relaas van het aan het voertuig feitelijk verrichte onderzoek zelf ontbreekt. Voorts is er geen enkel ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat verdachte de diefstal zou hebben gepleegd. Gelet op de niet eenduidige rapportages van het sporenonderzoek en de stellige ontkenning van verdachte komt de rechtbank dan ook niet tot bewezenverklaring van het onder 7 ten laste gelegde, en zal zij de verdachte daarvan vrijspreken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 01 april 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen schoenen toebehorende aan de (benadeelde partij 1);
2.
hij op 23 maart 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meer flessen shampoo toebehorende aan (benadeelde partij 2)
3.
hij op 28 maart 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een (hang)lamp
toebehorende aan (aangever 2) heeft vernield door tegen die lamp te duwen en/of slaan en/of schoppen;
4.
hij op omstreeks 23 augustus 2009 in de gemeente Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee en/of geld, toebehorende aan (benadeelde 4), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die (benadeelde 4), gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tegen die (benadeelde 4) heeft gezegd: "Ik krijg geld van je", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking en/of vervolgens die (benadeelde 4) met de rug tegen de muur heeft gedrukt/geduwd en (vervolgens) die (benadeelde 4) bij de keel/hals heeft vastgegrepen;
5.
hij op 24 augustus 2009 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) 65 euro toebehorende aan ’(aangever 3).
6.
hij op 31 augustus 2009 in de gemeente Deventer opzettelijk en wederrechtelijk een stoel en een muur en een deur heeft beschadigd door die stoel tegen de muur en deur te slaan
en/of te gooien;
Van het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Het onder 1 bewezene levert op:
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2 bewezen levert op:
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 bewezen levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 4 primair bewezen levert op:
Poging tot diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, ,
strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 5 bewezen levert op:
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 6 bewezen levert op:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
STRAFBAARHEID VAN DE DADER
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden op te leggen, met aftrek van voorarrest. Tevens verzoekt de officier van justitie de proeftijd van de tenuitvoerlegging te verlengen met één jaar en de in beslag genomen sportschoenen terug te geven aan de rechtshebbende.
Het standpunt van de verdediging
Primair bepleit de raadsman een straf conform het voorarrest en de afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging. Subsidiair een straf conform voorarrest, een verplicht op te leggen behandeling en de 6 maanden van de vordering tenuitvoerlegging pas uit te voeren op het moment dat verdachte de aanwijzingen van de reclassering niet opvolgt.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een viertal diefstallen al dan niet met geweld en een tweetal vernielingen. Bij het bepalen van de strafmaat leggen met name de onder 4 primair en 5 bewezen verklaarde feiten het meeste gewicht in de schaal. Dergelijke strafbaar feiten zijn zeer ernstig nu verdachte zich louter heeft laten leiden door zijn eigen behoefte en zich geen moment heeft bekommerd om de slachtoffers. Daarnaast laten dit soort strafbare feiten vaak diepe sporen na in het emotionele welzijn van een slachtoffer en veroorzaken zij gevoelens van onrust en onveiligheid voor de samenleving in het algemeen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het grote aantal eerdere strafrechtelijke veroordelingen, waarbij verdachte herhaaldelijk tot gevangenisstraffen is veroordeeld voor onder meer vermogens- en geweldsdelicten. Deze veroordelingen hebben verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden opnieuw ernstige strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de voorlichtingsrapportage van G. van Houwelingen, reclasseringsmedewerker en het adviesrapport van M. Dijkema, reclasseringsmedewerker, beiden namens Tactus verslavingszorg opgesteld. Beide rapporteurs komen tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tevens is bij verdachte sprake van afhankelijkheid van cocaïne en heroïne in kortdurende remissie in een gecontroleerde omgeving. Verdachte bagatelliseert zijn problematiek en is geneigd om struisvogelpolitiek te bedrijven als het gaat om het oplossen van zijn problemen. Het is gebleken dat verdachte na detentie geen begeleiding in een ambulant kader meer wenst. Gezien het hoge recidiverisico bij verdachte adviseert Tactus verslavingszorg dan ook opname in de Forensische Verslavingskliniek Piet Roorda te Apeldoorn.
De rechtbank neemt de conclusies uit de voornoemde rapportages over en maakt die tot de hare en zal deze meenemen in de op te leggen straf.
Ter terechtzitting heeft M. Dijkema, reclasseringsmedewerker Tactus Verslavingszorg, verklaard dat verdachte nu hij gedetineerd is, gemotiveerd is om aan zijn problematiek te werken. De kans is echter groot dat de motivatie van verdachte afneemt op het moment dat hij weer vrij is. Een klinische behandeling zou voor verdachte gunstig zijn maar gelet op de lange wachtlijsten bij de Piet Roorda Kliniek kan dit niet op korte termijn worden gerealiseerd. Tevens heeft de Piet Roorda Kliniek nog geen precieze indicatie kunnen geven over de eventuele klinische behandeling die verdachte zou kunnen ondergaan. Ter overbrugging is het mogelijk dat verdachte bij GGZ Groningen terecht zou kunnen. Het is echter nog onduidelijk of verdachte daadwerkelijk geschikt is om bij GGZ Groningen behandeling te ondergaan.
Gelet op de onduidelijkheden die bestaan omtrent de feitelijke realiseerbaarheid van een klinische behandeling als hiervoor bedoeld, ziet de rechtbank onvoldoende grond een dergelijke behandeling verplichtend op te leggen. Dit in aanmerking genomen is de rechtbank in dit geval van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijke verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zou worden. Tevens dient de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf verdachte de prikkel te geven om zijn leven te beteren. Mocht hij daarbij de hulp nodig hebben, dan zal hij daar zelf - al dan niet met begeleiding door de reclassering of ander maatschappelijk werk – initiatieven toe moeten nemen.
De rechtbank heeft er verder rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de bewezenverklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 2 van de Wet op de identificatieplicht, zoals vermeld in de aan dit vonnis gehechte "kennisgeving ad informandum gevoegde zaken", waarvan het dossier ter kennisneming van de rechtbank bij de stukken is gevoegd en zoals ook door de verdachte tegenover de politie is erkend en ter terechtzitting is bevestigd.
Op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank bij het opleggen van na te melden straf rekening met het feit dat aan verdachte bij vonnis van de meervoudige strafkamer Amsterdam d.d. 29 juli 2009 ter zake van gekwalificeerde diefstal straf is opgelegd.
Beslag
De rechtbank zal aan rechthebbende de (benadeelde partij 1) te Deventer teruggave van de aan hem toebehorende sportschoenen van het merk (merk) in de maat 42 gelasten.
Benadeelde partij
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (benadeelde partij 2) te Deventer rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 2 bewezen verklaarde feit .
De hoogte van die schade is, gelet op het ingevulde “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” met de daarbij gevoegde bijlagen , genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 13,69.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts ter zake van feit 2 aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 13,69 ten behoeve van (benadeelde partij 2).
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat de benadeelde partij (benadeelde partij 6) te Zwolle rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het ten laste van verdachte onder 6 bewezen verklaarde feit.
De hoogte van die schade is, gelet op het ingevulde “voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces” met de daarbij gevoegde bijlagen , genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 75,--.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal voorts ter zake van feit 6 aan de verdachte op de voet van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom van € 75,-- ten behoeve van (benadeelde partij 6).
Vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank acht termen aanwezig om de proeftijd van de in het vonnis van de meervoudige strafkamer Zwolle d.d. 8 april 2008 opgelegde voorwaardelijk gevangenisstraf van 6 maanden te verlengen met één jaar.
Wettelijke bepalingen
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 14f, 14g, 14h, 14i, 14j, 45 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 7 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen en verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank gelast de teruggave van de sportschoenen van het merk (merk) in de maat 42 aan de (benadeelde partij 1)
Schadevergoeding
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde (benadeelde partij 2) te Deventer, van een bedrag van € 13,69 (zegge: dertien euro en 69 cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop dit feit is gepleegd, te weten 23 maart 2009, tot die van de voldoening. Verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 13,69 (zegge: dertien euro en 69 cent) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop dit feit is gepleegd, te weten 23 maart 2009, tot die van de voldoening, ten behoeve van benadeelde partij (benadeelde partij 2), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door één dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde (benadeelde partij 6) te Zwolle, van een bedrag van € 75,-- (zegge: vijfenzeventig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop dit feit is gepleegd, te weten 31 augustus 2009, tot die van de voldoening. Verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag, groot € 75,-- (zegge: vijfenzeventig euro) vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop dit feit is gepleegd, te weten 31 augustus 2009, tot die van de voldoening, ten behoeve van het slachtoffer (benadeelde partij 6), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis.
De rechtbank bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank verlengt de in voormeld vonnis van 8 april 2008 bepaalde proeftijd met één jaar.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. G.P. Nieuwenhuis en G.A. Versteeg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O. Bahi als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 maart 2010.