ECLI:NL:RBZLY:2010:BM3500

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
168721 - KG ZA 10-126
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Y. Telenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen aanspraak op voortzetting jachtovereenkomst in het licht van het Jachtbesluit

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, vorderde eiser, die sinds 1982 het genot van de jacht op een perceel huurt, dat de stichting Faunabeheer Flevoland hem een nieuw aanbod zou doen voor een jachthuurovereenkomst. De stichting had echter besloten de overeenkomst niet te verlengen, omdat deze op 31 maart 2010 afliep en er geen beding van optie of verlenging in de overeenkomst was opgenomen. Eiser stelde dat de stichting op grond van haar beleid gehouden was om hem een nieuw aanbod te doen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit in strijd was met het Jachtbesluit, dat een maximale looptijd van jachtovereenkomsten van twaalf jaar voorschrijft zonder optie tot verlenging. De rechter concludeerde dat de stichting niet verplicht was om de overeenkomst met eiser voort te zetten, ook al had hij jarenlang het genot van de jacht op het perceel. Eiser vorderde daarnaast financiële compensatie voor een deel van het jachtveld dat volgens hem was onttrokken, maar dit werd niet toegewezen omdat de stichting had betoogd dat de jachtrechten op dat deel nog steeds golden en het voor jachthuurders toegankelijk was. De voorzieningenrechter wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van de stichting, die op EUR 1.167,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 168721 / KG ZA 10-126
Vonnis in kort geding van 30 maart 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. P.C.H. van Schooten te Rolde,
tegen
de stichting
STICHTING FAUNABEHEER FLEVOLAND,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.F. van Oostveen te Deventer.
Partijen zullen hierna [eiser] en de stichting genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de mondelinge behandeling ter openbare terechtzitting van 22 maart 2010
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de stichting.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De stichting stelt zich ten doel het zonder winstoogmerk beheren van de fauna en het veilig stellen van de werkgelegenheid van de jachtopzieners in Flevoland. Zij huurt van ca 89.000 ha het genot van de jacht in en verhuurt dit onder aan ongeveer 129 jachtcombinaties.
2.2. [eiser] huurt vanaf 3 september 1982 het genot van de jacht van perceel [nummer] op grond van opeenvolgende jachthuurovereenkomsten met een looptijd van 6 jaar. Aanvankelijk was de Dienst der Domeinen de verhuurder. De stichting heeft de taken met betrekking tot de jacht van de Dienst der Domeinen overgenomen.
2.3. De thans lopende jachthuurovereenkomst van [eiser] met de stichting eindigt op 31 maart 2010. In artikel 3 van de jachthuurovereenkomst is bepaald:
“De volledige huursom dient bij vooruitbetaling, DOOR DE JACHTCORRESPONDENT, te worden voldaan vóór 1 maart van elk huurjaar.”
2.4. Bij brieven van 12 februari 2010 en maart 2010 is namens de stichting aan [eiser] bericht dat het contract betreffende de huur van perceel [nummer] met de stichting vervalt per 1 april 2010 en niet wordt verlengd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de stichting zal veroordelen:
- om aan [eiser] een passend aanbod te doen met betrekking tot de verhuring van het genot van de jacht van perceel [nummer];
- om het genot van de jacht van perceel [nummer] niet aan anderen te verhuren dan uitsluitend aan [eiser];
- om [eiser] financieel te compenseren voor het aan het jachtveld onttrokken deel van ca. 125 ha vanaf 2008/2009;
- in de kosten van deze procedure.
3.2. De stichting voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Van het spoedeisend belang in deze zaak is in voldoende mate gebleken.
aanbod tot verhuur van genot van de jacht
4.2. [eiser] baseert dit deel van zijn vordering op de stelling dat de stichting het beleid van de Dienst der Domeinen – namelijk dat na expiratie van de lopende jachtovereenkomst in beginsel aan de zittende huurder een nieuw aanbod wordt gedaan – heeft voortgezet en dat zij op grond van dat beleid gehouden is aan hem een aanbod te doen voor een nieuwe jachthuurovereenkomst. Aangezien [eiser] een van de eerste huurders is van de stichting en al al vanaf 1982 het genot van de jacht van perceel [nummer] huurt, mocht hij erop vertrouwen dat hij evenals in voorgaande periodes een aanbod van de stichting zou krijgen voor een nieuwe jachthuurovereenkomst.
4.3. De stichting voert aan dat de thans geldende jachtovereenkomst tussen partijen afloopt op 31 maart 2010 en dat deze overeenkomst geen beding van optie of verlenging bevat. Volgens de stichting is zij na afloop van de overeenkomst dan ook vrij om te verhuren aan wie zij wil en is de vordering van [eiser] niet gebaseerd op een deugdelijke juridische grondslag.
4.4. De voorzieningenrechter neemt tot uitgangspunt dat partijen in beginsel vrij zijn, met wie zij wensen, iedere overeenkomst te sluiten die zij wensen. Beperkingen van de contractsvrijheid kunnen zijn gelegen in dwingende wetsbepalingen, openbare orde of goede zeden.
4.5. Artikel 2 van het ‘Besluit van 28 november 2000, houdende regels ten aanzien van de jacht’ (Jachtbesluit) luidt:
1. Een overeenkomst wordt voor de duur van ten minste zes en ten hoogste twaalf jaar aangegaan.
2. Een overeenkomst bevat geen beding van optie of verlenging.
In de artikelsgewijze toelichting bij artikelen 2 en 3 van het Jachtbesluit is vermeld:
“[…]Uit een oogpunt van deregulering is gemeend dat thans de keuze voor een langere duur dan zes jaar geheel aan partijen kan worden overgelaten. Desalniettemin is een bovengrens van twaalf jaar gesteld om te voorkomen dat bij verkoop van de grond de koper tot in lengte van jaren gebonden is aan een reeds lopende jachthuurovereenkomst.”
Gelet op dit artikel en de toelichting daarop is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in strijd met het systeem en de bedoeling van de jachtwet indien – op grond van eventueel beleid of gedragslijn van de stichting – een verplichting van de stichting zou moeten worden aangenomen om de overeenkomst met [eiser] na het einde van de jachthuurovereenkomst voort te zetten. Het feit dat [eiser] al sinds 1982 het genot van de jacht van perceel [nummer] huurt en er op vertrouwde dat hem een nieuw aanbod zou worden gedaan, schept geen verplichting voor de stichting om hem een aanbod te doen voor een nieuwe jachthuurovereenkomst. Indien en voor zover de stichting al de gedragslijn zou volgen om de jachtovereenkomsten steeds met dezelfde ‘vaste jachthuurrelaties’ voort te zetten, dan valt niet in te zien op welke grond de stichting jegens [eiser] gebonden zou zijn aan die gedragslijn. De stelling van [eiser] dat de stichting onrechtmatig jegens hem handelt door hem geen nieuw aanbod te doen, snijdt dan ook geen hout.
4.6. Uit het vorenstaande volgt dat niet op voorhand aannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat de stichting de overeenkomst met [eiser] moet voortzetten. In dit oordeel is betrokken dat de stichting onweersproken heeft aangevoerd dat zij heeft besloten de jachtverhuur aan [eiser] niet te continueren, omdat [eiser] de verschuldigde jachthuurpenningen structureel te laat heeft betaald.
financiële compensatie
4.7. [eiser] vordert tevens financiële compensatie omdat – naar zijn mening – in de periode vanaf 2008 tot heden een stuk grond ter grootte van ongeveer 125 ha aan het jachtveld is onttrokken.
De stichting heeft in dat verband betoogd dat de jachtrechten op het genoemde deel van het jachtveld, dat volgens haar hoogstens 80 ha groot is, onverkort gelden en dat het voor de jachthuurder wel toegankelijk is, hoewel er een hek voor is gezet. Het stuk grond is volgens de stichting slechts voor auto’s niet toegankelijk, hetgeen het jachtplezier juist vergroot. De stichting betwist voorts de spoedeisendheid van dit deel van de vordering. Nu [eiser] het betoog van de stichting ter zitting niet heeft weersproken, zal dit deel van de vordering niet worden toegewezen.
4.8. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de vorderingen zullen worden afgewezen.
4.9. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Faunabeheer worden begroot op:
- vast recht EUR 263,00
- salaris procureur 904,00
Totaal EUR 1.167,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Faunabeheer tot op heden begroot op EUR 1.167,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Telenga en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2010.