RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Lelystad
zaaknr.: 482209 CV 09-18880
datum : 23 juni 2010
rechtspersoon naar buitenlandsrecht [EISENDE PARTIJ] AB,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen [eisende partij],
gemachtigde GGN Swier & Van der Weijden,
[GEDAAGDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde partij],
procederend in persoon.
Het verdere verloop van de procedure
Op 24 maart 2010 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft [eisende partij] zich bij akte uitgelaten over de verlening van de overeenkomst tussen KPN en [gedaagde partij] na 18 juni 2008 en het al dan niet opnieuw zijn verstrekt van een mobiele telefoon aan [gedaagde partij]. [gedaagde partij] heeft vervolgens bij antwoord akte op de akte van [eisende partij] gereageerd.
De zaak staat thans weer voor vonnis.
1. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 24 maart 2010.
2. [eisende partij] heeft bij akte, onweersproken, gesteld dat [gedaagde partij] gedurende de looptijd van het destijds lopende abonnement (18 juni 2006 tot 18 juni 2008) de overeenkomst heeft verlengd met wederom 24 maanden en derhalve tot 18 juni 2010. Voorts heeft [eisende partij] onweersproken gesteld dat bij de verlenging van de overeenkomst door [gedaagde partij], [gedaagde partij] een nieuwe mobiel telefoontoestel heeft ontvangen. De kantonrechter heeft het er dan ook voor te houden dat indien de overeenkomst tussen KPN en [gedaagde partij] niet door KPN op 4 september 2008 tussentijds was beëindigd deze had doorgelopen tot 18 juni 2010.
3. [eisende partij] vordert de resterende abonnementstermijnen over de periode 4 september 2008 tot 18 juni 2010.Met betrekking tot de vraag of [gedaagde partij] de nog resterende abonnementstermijnen is verschuldigd, overweegt de kantonrechter het volgende. De Raad voor de Europese Gemeenschappen heeft op 5 april 1993 een richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten uitgevaardigd (93/13), ter bescherming van de consument tegen bedingen die het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In een bij deze richtlijn behorende bijlage is een lijst van in algemene voorwaarden voorkomende bedingen opgenomen, die als oneerlijk in de zin van de richtlijn kunnen worden aangemerkt. In die lijst is onder andere opgenomen het beding dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. In zijn arrest van 4 juni 2009 (LJN: B17786) heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen geoordeeld dat de nationale rechters (waaronder de Nederlandse rechter) ambtshalve gehouden zijn te toetsen of een beding in de algemene voorwaarden als een oneerlijk beding in de zin van de hiervoor bedoelde richtlijn moet worden aangemerkt, zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt.
4. Naar het oordeel van de kantonrechter moeten de artikelen 2.6 lid 3, 2.8 lid 7 en 8 van de algemene voorwaarden van KPN, op welke artikelen [eisende partij] haar vordering met betrekking de schade ad € 1.021,92 (in het tussenvonnis van 24 maart 2010 is abusievelijk € 1.260,90 opgenomen) onder andere baseert, in de gegeven omstandigheden als oneerlijk in de hiervoor bedoelde zin worden aangemerkt. Deze artikelen komen er in dit geval immers op neer dat [gedaagde partij] na de ontbinding van de overeenkomst door KPN na nog geen 3 maanden (aan [eisende partij]) nog een schadevergoeding verschuldigd is gelijk aan de maandelijkse abonnementskosten over een periode van ongeveer 21 maanden.
5. In de opvatting van de kantonrechter is uitfacturatie over een periode van meer dan een jaar in het kader van een consumentenovereenkomst terzake van mobiele telefonie in beginsel onevenredig lang. Het op basis van de algemene voorwaarden aan schadevergoeding verschuldigde bedrag, door [eisende partij] berekend op een bedrag van € 1.021,92, is naar het oordeel van de kantonrechter derhalve disproportioneel, zodat het artikel het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
6. Een richtlijnconforme uitleg van artikel 6:233 sub a BW, leidt er dan toe dat deze artikelen in de algemene voorwaarden van KPN buiten beschouwing dienen te worden gelaten. De vordering tot voldoening van de resterende abonnementstermijnen is derhalve niet toewijsbaar op grond van de algemene voorwaarden.
7. Wel is [gedaagde partij] op de voet van artikel 6:277 BW (op welk artikel [eisende partij] de vordering tot schadevergoeding mede heeft gebaseerd) gehouden tot vergoeding aan [eisende partij] van de schade die KPN heeft geleden door de voortijdige beëindiging van de overeenkomst. Die schade is echter niet, zoals [eisende partij] heeft gesteld, gelijk aan de resterende abonnementstermijnen. In de eerste plaats is, zoals hierboven al overwogen, naar de opvatting van de kantonrechter uitfacturatie over een periode langer dan één jaar in het kader van een consumentenovereenkomst terzake van mobiele telefonie onevenredig lang. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat die schade niet, zoals [eisende partij] veronderstelt, gelijk is aan de door KPN gederfde inkomsten uit de nog niet verstreken abonnementstermijnen over de periode 4 september 2008 (datum ontbinding van de overeenkomst) tot 18 juni 2010 (datum eind minimale contractsperiode). Daarin wordt namelijk geen rekening gehouden met de besparingen die het gevolg zijn van de voortijdige beëindiging van het abonnement. [eisende partij] heeft zich over de omvang van die besparing echter niet uitgelaten. In aanmerking nemend dat de kosten van een telecommunicatieaanbieder voor het overgrote deel bestaan uit de vaste kosten voor het inrichten en in stand- en operationeel houden van het telecommunicatienetwerk, kan echter worden aangenomen dat die besparing relatief beperkt is. De besparing zal de kantonrechter bij gebreke van daarin verschaft inzicht door [eisende partij] begroten op 25% van het abonnementstarief voor één jaar. De schade die KPN heeft geleden door de voortijdige beëindiging van de overeenkomst wordt door de kantonrechter aldus begroot op: € 1.021,92 : 21 maanden = € 48,66 per maand x 9 maanden (75%) = € 437,94.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de kantonrechter tot de slotsom dat de vordering van [eisende partij] in hoofdsom toewijsbaar is tot een bedrag van € 437,94.
9. [gedaagde partij] heeft de gevorderde wettelijke rente niet betwist. Gelet op het feit dat de gevorderde hoofdsom gedeeltelijk wordt toegewezen wordt de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen hoofdsom toegewezen. De wettelijke rente wordt derhalve vanaf 8 september 2008 over € 437,94 toegewezen.
10. [eisende partij] heeft kosten ter inning van haar vordering buiten rechte moeten maken, omdat [gedaagde partij] haar betalingsverplichting niet tijdig en volledig is nagekomen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over het toegewezen bedrag toegewezen. Voor zover het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten het bij dit gerecht, sector kanton op billijkheidsgronden gehanteerde tarief (de zogenaamde kantonstaffel) te boven gaat wordt dit meerdere afgewezen als onredelijk.
11. [gedaagde partij] dient als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisende partij], met dien verstande dat de proceskosten alleen worden toegewezen over het toegewezen bedrag.
- veroordeelt [gedaagde partij] om te betalen aan [eisende partij]:
- € 437,94 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2008 tot de dag der algehele voldoening;
- € 89,25 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisende partij] begroot op:
€ 79,25 voor explootkosten
€ 158,00 voor griffierecht
€ 200,00 voor salaris gemachtigde;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 23 juni 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.