ECLI:NL:RBZLY:2010:BN0211

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
482209 CV 09-18880
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van algemene voorwaarden in consumentenovereenkomst mobiele telefonie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, ging het om een geschil tussen de telecomaanbieder AB en een consument, aangeduid als [gedaagde partij]. De zaak betrof de ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden van de telecomaanbieder, specifiek met betrekking tot de uitfacturatie van resterende abonnementstermijnen. De kantonrechter oordeelde dat het beding dat de consument verplichtte om resterende abonnementskosten over een periode van meer dan één jaar te betalen, oneerlijk was en daarom buiten toepassing werd gelaten. De rechter stelde vast dat de consument een nieuwe mobiele telefoon had ontvangen en dat de overeenkomst was verlengd, maar dat de vordering tot betaling van de resterende abonnementstermijnen niet toewijsbaar was op basis van de algemene voorwaarden.

De kantonrechter baseerde zijn oordeel op de richtlijn van de Europese Gemeenschappen betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, die de consument beschermt tegen bedingen die het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen verstoren. De rechter concludeerde dat de artikelen in de algemene voorwaarden van KPN, die de vordering van de telecomaanbieder ondersteunden, als oneerlijk moesten worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat de schadevergoeding die de telecomaanbieder vorderde, niet gelijk kon zijn aan de resterende abonnementstermijnen, omdat dit niet rekening hield met de besparingen die voortvloeiden uit de voortijdige beëindiging van het abonnement.

Uiteindelijk werd de vordering van de telecomaanbieder tot betaling van € 437,94 aan hoofdsom toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter wees de overige vorderingen af en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. M.J.C.M. Manders op 23 juni 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Lelystad
zaaknr.: 482209 CV 09-18880
datum : 23 juni 2010
Vonnis in de zaak van:
rechtspersoon naar buitenlandsrecht [EISENDE PARTIJ] AB,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
eisende partij,
hierna te noemen [eisende partij],
gemachtigde GGN Swier & Van der Weijden,
tegen
[GEDAAGDE PARTIJ],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen [gedaagde partij],
procederend in persoon.
Het verdere verloop van de procedure
Op 24 maart 2010 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis heeft [eisende partij] zich bij akte uitgelaten over de verlening van de overeenkomst tussen KPN en [gedaagde partij] na 18 juni 2008 en het al dan niet opnieuw zijn verstrekt van een mobiele telefoon aan [gedaagde partij]. [gedaagde partij] heeft vervolgens bij antwoord akte op de akte van [eisende partij] gereageerd.
De zaak staat thans weer voor vonnis.
De beoordeling
1. De kantonrechter blijft bij hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 24 maart 2010.
2. [eisende partij] heeft bij akte, onweersproken, gesteld dat [gedaagde partij] gedurende de looptijd van het destijds lopende abonnement (18 juni 2006 tot 18 juni 2008) de overeenkomst heeft verlengd met wederom 24 maanden en derhalve tot 18 juni 2010. Voorts heeft [eisende partij] onweersproken gesteld dat bij de verlenging van de overeenkomst door [gedaagde partij], [gedaagde partij] een nieuwe mobiel telefoontoestel heeft ontvangen. De kantonrechter heeft het er dan ook voor te houden dat indien de overeenkomst tussen KPN en [gedaagde partij] niet door KPN op 4 september 2008 tussentijds was beëindigd deze had doorgelopen tot 18 juni 2010.
3. [eisende partij] vordert de resterende abonnementstermijnen over de periode 4 september 2008 tot 18 juni 2010.Met betrekking tot de vraag of [gedaagde partij] de nog resterende abonnementstermijnen is verschuldigd, overweegt de kantonrechter het volgende. De Raad voor de Europese Gemeenschappen heeft op 5 april 1993 een richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten uitgevaardigd (93/13), ter bescherming van de consument tegen bedingen die het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In een bij deze richtlijn behorende bijlage is een lijst van in algemene voorwaarden voorkomende bedingen opgenomen, die als oneerlijk in de zin van de richtlijn kunnen worden aangemerkt. In die lijst is onder andere opgenomen het beding dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen. In zijn arrest van 4 juni 2009 (LJN: B17786) heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen geoordeeld dat de nationale rechters (waaronder de Nederlandse rechter) ambtshalve gehouden zijn te toetsen of een beding in de algemene voorwaarden als een oneerlijk beding in de zin van de hiervoor bedoelde richtlijn moet worden aangemerkt, zodra hij over de daartoe noodzakelijke gegevens, feitelijk en rechtens, beschikt.
4. Naar het oordeel van de kantonrechter moeten de artikelen 2.6 lid 3, 2.8 lid 7 en 8 van de algemene voorwaarden van KPN, op welke artikelen [eisende partij] haar vordering met betrekking de schade ad € 1.021,92 (in het tussenvonnis van 24 maart 2010 is abusievelijk € 1.260,90 opgenomen) onder andere baseert, in de gegeven omstandigheden als oneerlijk in de hiervoor bedoelde zin worden aangemerkt. Deze artikelen komen er in dit geval immers op neer dat [gedaagde partij] na de ontbinding van de overeenkomst door KPN na nog geen 3 maanden (aan [eisende partij]) nog een schadevergoeding verschuldigd is gelijk aan de maandelijkse abonnementskosten over een periode van ongeveer 21 maanden.
5. In de opvatting van de kantonrechter is uitfacturatie over een periode van meer dan een jaar in het kader van een consumentenovereenkomst terzake van mobiele telefonie in beginsel onevenredig lang. Het op basis van de algemene voorwaarden aan schadevergoeding verschuldigde bedrag, door [eisende partij] berekend op een bedrag van € 1.021,92, is naar het oordeel van de kantonrechter derhalve disproportioneel, zodat het artikel het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.
6. Een richtlijnconforme uitleg van artikel 6:233 sub a BW, leidt er dan toe dat deze artikelen in de algemene voorwaarden van KPN buiten beschouwing dienen te worden gelaten. De vordering tot voldoening van de resterende abonnementstermijnen is derhalve niet toewijsbaar op grond van de algemene voorwaarden.
7. Wel is [gedaagde partij] op de voet van artikel 6:277 BW (op welk artikel [eisende partij] de vordering tot schadevergoeding mede heeft gebaseerd) gehouden tot vergoeding aan [eisende partij] van de schade die KPN heeft geleden door de voortijdige beëindiging van de overeenkomst. Die schade is echter niet, zoals [eisende partij] heeft gesteld, gelijk aan de resterende abonnementstermijnen. In de eerste plaats is, zoals hierboven al overwogen, naar de opvatting van de kantonrechter uitfacturatie over een periode langer dan één jaar in het kader van een consumentenovereenkomst terzake van mobiele telefonie onevenredig lang. Voorts is de kantonrechter van oordeel dat die schade niet, zoals [eisende partij] veronderstelt, gelijk is aan de door KPN gederfde inkomsten uit de nog niet verstreken abonnementstermijnen over de periode 4 september 2008 (datum ontbinding van de overeenkomst) tot 18 juni 2010 (datum eind minimale contractsperiode). Daarin wordt namelijk geen rekening gehouden met de besparingen die het gevolg zijn van de voortijdige beëindiging van het abonnement. [eisende partij] heeft zich over de omvang van die besparing echter niet uitgelaten. In aanmerking nemend dat de kosten van een telecommunicatieaanbieder voor het overgrote deel bestaan uit de vaste kosten voor het inrichten en in stand- en operationeel houden van het telecommunicatienetwerk, kan echter worden aangenomen dat die besparing relatief beperkt is. De besparing zal de kantonrechter bij gebreke van daarin verschaft inzicht door [eisende partij] begroten op 25% van het abonnementstarief voor één jaar. De schade die KPN heeft geleden door de voortijdige beëindiging van de overeenkomst wordt door de kantonrechter aldus begroot op: € 1.021,92 : 21 maanden = € 48,66 per maand x 9 maanden (75%) = € 437,94.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen komt de kantonrechter tot de slotsom dat de vordering van [eisende partij] in hoofdsom toewijsbaar is tot een bedrag van € 437,94.
9. [gedaagde partij] heeft de gevorderde wettelijke rente niet betwist. Gelet op het feit dat de gevorderde hoofdsom gedeeltelijk wordt toegewezen wordt de gevorderde wettelijke rente over de toegewezen hoofdsom toegewezen. De wettelijke rente wordt derhalve vanaf 8 september 2008 over € 437,94 toegewezen.
10. [eisende partij] heeft kosten ter inning van haar vordering buiten rechte moeten maken, omdat [gedaagde partij] haar betalingsverplichting niet tijdig en volledig is nagekomen. De gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar over het toegewezen bedrag toegewezen. Voor zover het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten het bij dit gerecht, sector kanton op billijkheidsgronden gehanteerde tarief (de zogenaamde kantonstaffel) te boven gaat wordt dit meerdere afgewezen als onredelijk.
11. [gedaagde partij] dient als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te worden verwezen in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eisende partij], met dien verstande dat de proceskosten alleen worden toegewezen over het toegewezen bedrag.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde partij] om te betalen aan [eisende partij]:
- € 437,94 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 september 2008 tot de dag der algehele voldoening;
- € 89,25 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisende partij] begroot op:
€ 79,25 voor explootkosten
€ 158,00 voor griffierecht
€ 200,00 voor salaris gemachtigde;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 23 juni 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.