RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummer: Awb 09/1441
Uitspraak
in het geding tussen:
(…) en (…)
(..)
Bowi Holding B.V.
(…)
(…)
(…)
(…),
(…) en (…),
(…) en (…)
(…),
(…) en (…),
(…) en (…),
(…),
(…) en (…),
(…),
(…),
(…) en (....),
(…) en (…),
(…),
(…),
(…),
(…) en (…),
(…) en (…),
(…) en (…),
(…),
(…),
(…),
(…),
allen wonende te Zwolle, eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle,
verweerder,
Biologische Tuiniersvereniging Parallelweg Zwolle, belanghebbende.
Bij besluit van 30 juli 2009 heeft verweerder aan belanghebbende met toepassing van het bepaalde in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) vrijstelling verleend voor het realiseren van volkstuinen op het perceel aan de Schellerbergweg, plaatselijk bekend sectie K, nr. 344 te Zwolle.
Tegen dit besluit hebben eisers op 26 augustus 2009 beroep ingesteld, aangevuld bij brieven van 5 september 2009 en 20 april 2010.
Bij brief van 10 september 2009 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Bij schrijven van 21 januari 2010 heeft verweerder verweer gevoerd.
De zaak is op 27 april 2010 ter zitting behandeld.
Van eisers zijn verschenen (…) en (…) en (…). Namens verweerder is verschenen J.G.J. van den Bergh, ambtenaar in dienst van de gemeente. Namens belanghebbende zijn verschenen G. Zweers, secretaris van belanghebbende, en N. Roskam, lid van het bestuur van belanghebbende.
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008, is de WRO ingetrokken. Ingevolge artikel 9.1.10 van de Invoeringswet Wro blijft het oude recht van toepassing op verzoeken om vrijstelling ex artikel 19, eerste lid, WRO die – zoals in dit geval – zijn ingediend vóór 1 juli 2008.
Op de voorbereiding van het in geding zijnde vrijstellingsbesluit is ingevolge artikel 19a, vierde lid, van de WRO afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursecht (hierna: Awb) van toepassing met dien verstande dat een ieder zienswijzen over het ontwerp kan indienen.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Tegen het ontwerpbesluit is bij brief van 8 december 2008 een zienswijze ingediend door (…) mede namens 22 medeomwonenden, wiens naam, adres en handtekening staan vermeld op een bij de zienswijzenbrief gevoegde lijst.
(…), (…), (…), (…), (…), (…), (…) en (…) hebben geen zienswijzen naar voren gebracht. Wel hebben de op hetzelfde adres woonachtige partners/gezinsleden van genoemde eisers middels ondertekening van de zienswijzenbrief van 8 december 2008 een zienswijze ingediend, maar die kan, anders dan verweerder stelt, niet tevens aan voornoemde eisers worden toegeschreven op de enkele grond dat men woonachtig is op hetzelfde adres en deel uitmaakt van hetzelfde huishouden.
Ook namens Bowi Holding B.V. zijn geen zienswijzen ingediend. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan hun dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van Bowi Holding B.V., (…), (…),(…), (…), (…), (…), (…) en (…) niet-ontvankelijk is.
Vanaf de percelen van (…) en(…) (…), (…) ((…), (…) (… en (…) (…. is vanwege tussenliggende bebouwing geen zicht op de plaats waar de realisering van volkstuinen is voorzien. Omdat ook anderszins niet is gebleken van specifieke omstandigheden die maken dat laatstgenoemde eisers in hun belangen zijn getroffen kunnen zij niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt. Het volkstuinencomplex heeft niet een zodanige ruimtelijke uitstraling dat de betreffende eisers op grond daarvan toch als belanghebbenden moeten worden aangemerkt.
Het beroep van (…), (…), (…), (…) en (…) is derhalve niet-ontvankelijk.
Het plan ziet op de realisering van maximaal 40 tuintjes, op het in rubriek 1 omschreven perceel met een oppervlakte van 6850 m2. Ter plekke geldt het “Uitbreidingsplan in hoofdzaak der gemeente Zwollekerspel 1960”, zoals gewijzigd in 1962 en 1966. De rechtbank stelt vast dat het perceel daarin gedeeltelijk de bestemming “Agrarisch gebied B” en gedeeltelijk de bestemming ”Agrarisch gebied A” heeft, zoals door verweerder ter zitting is bevestigd.
Met het bestreden vrijstellingsbesluit heeft verweerder beoogd het ingevolge het vigerende bestemmingsplan veronderstelde verboden strijdige gebruik van de gronden ten behoeve van volkstuinen toe te staan. Daarbij is aangegeven dat het gebruik van de gronden voor tuinieren niet ten dienste is aan de (agrarische) bestemming.
De rechtbank acht deze opvatting onjuist. Bij het geldende bestemmingsplan is geen verbod gesteld met betrekking tot het gebruik van gronden in strijd met de bestemming. Dat het voorgenomen gebruik niet in overeenstemming is met de bestemmingen die de betrokken gronden krachtens het bestemmingsplan hebben en dat gebruik - wellicht - een belemmering vormt voor de verwezenlijking of handhaving van deze bestemmingen, maakt niet dat genoemd gebruik ingevolge het plan verboden is en in verband daarmee vrijstelling is vereist van de voorschriften van het plan, als bedoeld in artikel 19 van de WRO. Wellicht bevat de Bouwverordening van de gemeente Zwolle wel een verbod op het voorgenomen gebruik.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel, dat in het onderhavige geval de mogelijkheid ontbrak van het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO Derhalve is het bestreden besluit genomen in strijd met dit voorschrift en dient het besluit te worden vernietigd.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank:
-verklaart de beroepen van (…) niet-ontvankelijk;
-verklaart de beroepen van overige eisers gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op opnieuw op de aanvraag van belanghebbende d.d. 9 juni 2008 te beslissen;
-bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,--vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzitter, mr. A. Oosterveld en mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier, rechters, en door de voorzitter en mr. A. Landstra als griffier ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op