ECLI:NL:RBZLY:2010:BN0405
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake bewijsvoering en ontbindende voorwaarden in een overeenkomst
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, is op 21 april 2010 een vonnis gewezen in de procedure tussen een vennootschap onder firma als eiseres en twee gedaagden, waaronder een besloten vennootschap. De zaak betreft de bewijsvoering rondom een overeenkomst die op 22 december 2006 zou zijn aangegaan onder een ontbindende voorwaarde. De rechtbank heeft eerder, in een tussenvonnis van 18 februari 2009, gedaagden opgedragen te bewijzen dat de overeenkomst onder deze voorwaarde is gesloten. Gedaagden hebben getuigen gehoord, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet in hun bewijs zijn geslaagd. De getuigenverklaringen van de gedaagden staan lijnrecht tegenover die van de getuigen van de eiseres, die bevestigen dat er geen sprake was van een ontbindende voorwaarde.
De rechtbank overweegt dat de getuigenverklaringen van de gedaagden niet overtuigend zijn en dat de verklaringen van de getuigen van de eiseres de stelling van de gedaagden ondermijnen. De rechtbank concludeert dat de gedaagden zich met het ondertekenen van de brieven van 22 december 2006 ondubbelzinnig hebben verbonden aan de overeenkomst, en dat er in beginsel sprake is van een afdwingbare overeenkomst. De rechtbank houdt de verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol voor een akte van de eiseres over de mogelijkheid van nakoming van de overeenkomst.
De rechtbank benadrukt dat de essentialia van de beoogde transacties voldoende bepaalbaar zijn, maar dat er nadere uitwerking nodig is. De partijen worden verzocht om zich uit te laten over deze nadere uitwerking en de juridische consequenties van de slotsom dat gedaagden niet in het bewijs zijn geslaagd. De zaak wordt opnieuw op de rol gezet voor 19 mei 2010.