ECLI:NL:RBZLY:2010:BN0694

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
7 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/1021
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sloopvergunning voor gemeentelijk monument

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 juli 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een sloopvergunning voor een gemeentelijk monument. De belanghebbende, D, had een sloopvergunning aangevraagd voor het gedeeltelijk slopen van een schuur op een perceel in Rouveen. De bestaande schuur verkeerde in slechte staat en de belanghebbende wilde een nieuwe schuur optrekken, waarbij zoveel mogelijk gebruik zou worden gemaakt van de gebinten van de bestaande schuur. De welstands- en monumentencommissie had geconcludeerd dat het ingediende bouwplan niet in strijd was met redelijke eisen van welstand en niet leidde tot een onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden.

Verzoekers A, B en C, die bezwaar hadden gemaakt tegen de sloopvergunning, vroegen de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen en een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 2 juli 2010, waarbij de verzoekers en de belanghebbende in persoon verschenen. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Staphorst, werd vertegenwoordigd door C. van Olst, J.A. Hulst en W.J. Tuinman.

De voorzieningenrechter overwoog dat de weigeringsgronden voor de sloopvergunning, zoals vastgelegd in de bouwverordening van de gemeente Staphorst, zich niet voordeden. Er was reeds een vergunning verleend op grond van de gemeentelijke monumentenverordening. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beroep van de verzoekers naar verwachting niet zou slagen, aangezien de welstands- en monumentencommissie positief had geadviseerd over het bouwplan. De vrees van de verzoekers dat de nieuw op te richten schuur als woning zou worden gebruikt, werd niet als voldoende argument beschouwd om de sloopvergunning te weigeren.

Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de verleende sloopvergunning in bezwaar niet zou standhouden. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. A. van der Weij als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Voorzieningenrechter
Registratienummer: Awb 10/1021
Uitspraak betreffende het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen:
A, B en C,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Staphorst,
verweerder,
D,
belanghebbende.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 juni 2010, verzonden op 7 juni 2010, heeft verweerder aan D te X een sloopvergunning verleend voor het gedeeltelijk slopen van een schuur op het perceel, kadastraal bekend gemeente SHT02, sectie AN, nummer 183, gelegen achter de Oude Rijksweg 280 te Rouveen. Bij brief van 21 juni 2010 hebben verzoekers hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 21 juni 2010 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit te schorsen en om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 21 juni 2010 heeft de voorzieningenrechter (ambtshalve) D, hierna te noemen belanghebbende, in de gelegenheid gesteld om als belanghebbende partij deel te nemen aan dit geding.
Het verzoek is op 2 juli 2010 behandeld ter zitting. Verzoekers A en B zijn in persoon verschenen. Verzoeker C heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn echtgenote. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door C. van Olst, J.A. Hulst en W.J. Tuinman. Belanghebbende is in persoon verschenen.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Vast staat dat verzoekers inmiddels bezwaar hebben gemaakt tegen het bestreden besluit. Namens verweerder is verklaard dat het bezwaarschrift op 24 juni 2010 is ontvangen.
Verzoekers 1 en 2 wonen aan de Oude Rijksweg xxx te Rouveen. Verzoeker 3 woont aan de Oude Rijksweg yyy te Rouveen. Op het perceel achter Oude Rijksweg 280 te Rouveen staat een schuur die enkele jaren geleden is aangewezen als gemeentelijk monument. De bestaande schuur is in slechte staat. Belanghebbende wil de bestaande schuur slopen en hij wil een nieuwe schuur optrekken. Bij de nieuw op te richten schuur zal zo veel mogelijk gebruik gemaakt worden van de gebinten van de thans bestaande schuur. Op grond van de monumentenverordening van de gemeente Staphorst is reeds een vergunning voor het slopen en het volledig renoveren van de schuur verleend. Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder procedurenummer Awb 10/663. Tevens is bouwvergunning met ontheffing verleend voor de nieuw op te richten schuur.
Belanghebbende heeft op 21 juni 2010 de dakplaten van asbest verwijderd van de schuur. Belanghebbende is voornemens om de sloop van de schuur binnen afzienbare tijd te voltooien.
Verweerder heeft de sloopvergunning verleend, aangezien geen van de weigeringsgronden voor een sloopvergunning zich voordoet.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat ten gevolge van de sloop van de bestaande schuur monumentale waarden worden aangetast. De uitstraling van de nieuw te bouwen schuur verschilt van die van de bestaande schuur. Verzoekers vrezen dat belanghebbende de nieuw te bouwen schuur als woning wil gebruiken.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Artikel 8.1.6 van de bouwverordening van de gemeente Staphorst bepaalt dat een sloopvergunning moet worden geweigerd indien:
a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd;
b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan kan worden gewaarborgd;
c. een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend;
d. een vergunning ingevolge een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is vereist en deze niet is verleend;
e. een aanlegvergunning is vereist op grond van het bestemmingsplan of op grond van een voorbereidingsbesluit is vereist en deze niet is verleend.
Indien geen van deze weigeringsgronden zich voordoet, kan de sloopvergunning niet worden geweigerd.
Niet in geschil is dat de weigeringsgronden a, b, d en e van artikel 8.1.6 van de bouwverordening zich niet voordoen.
Op zichzelf genomen staat tevens vast dat voor de sloop van de bestaande schuur een vergunning op grond van de gemeentelijke monumentenverordening is verleend. Verzoekers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. De voorzieningenrechter ziet vooralsnog niet in dat dit beroep zal slagen. Immers de welstands- en monumentencommissie heeft na eerdere adviezen van 17 april 2009 en van 3 november 2009, in haar advies van 8 december 2009 geconcludeerd dat het ingediende bouwplan niet in strijd is met redelijke eisen van welstand en tevens niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden. Tegenover dit deskundigenadvies stellen verzoekers slechts hun eigen beleving. Dit is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet toereikend. Nu vooralsnog aannemelijk is dat de vergunning op grond van de gemeentelijke monumentenverordening in rechte stand zal houden, valt niet te verwachten dat zich een situatie zal voordoen waarin de sloopvergunning in strijd met het bepaalde in artikel 8.1.6, onder c, van de bouwverordening verleend zal blijken te zijn.
De voorzieningenrechter kan in het kader van de beoordeling van dit verzoek geen rekening houden met de vrees van verzoekers, dat de nieuw op te richten schuur uiteindelijk als woonhuis zal worden gebruikt. Geheel ten overvloede wijst de voorzieningenrechter er in dit verband nog op dat het zonder nadere planologische besluitvorming niet mogelijk is om de schuur voor woondoeleinden te gebruiken. Indien eventueel een dergelijk besluit zal worden genomen door verweerder, staat het verzoekers en andere belanghebbenden vrij om hiertegen rechtsmiddelen aan te wenden.
Verzoekers stellen, dat het bouwplan er anders had uitgezien met een geringere inbreuk
op de monumentale waarden als de bedoeling er niet zou zijn om de schuur geschikt te maken voor bewoning. Wat hiervan ook zij, verweerder heeft uit te gaan van het bouwplan zoals door belanghebbende is overgelegd. Volgens de ter zake deskundig te achten welstandscommissie vormt dat bouwplan geen (onaanvaardbare) inbreuk op de monumentale waarden van de schuur.
Nu aannemelijk is dat de verleende sloopvergunning in bezwaar stand zal houden, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek om een voorlopige voorziening dient dan ook afgewezen te worden.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. van der Weij als griffier, op
Afschrift verzonden op: