ECLI:NL:RBZLY:2010:BN0694
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sloopvergunning voor gemeentelijk monument
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 7 juli 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een sloopvergunning voor een gemeentelijk monument. De belanghebbende, D, had een sloopvergunning aangevraagd voor het gedeeltelijk slopen van een schuur op een perceel in Rouveen. De bestaande schuur verkeerde in slechte staat en de belanghebbende wilde een nieuwe schuur optrekken, waarbij zoveel mogelijk gebruik zou worden gemaakt van de gebinten van de bestaande schuur. De welstands- en monumentencommissie had geconcludeerd dat het ingediende bouwplan niet in strijd was met redelijke eisen van welstand en niet leidde tot een onaanvaardbare aantasting van monumentale waarden.
Verzoekers A, B en C, die bezwaar hadden gemaakt tegen de sloopvergunning, vroegen de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen en een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 2 juli 2010, waarbij de verzoekers en de belanghebbende in persoon verschenen. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Staphorst, werd vertegenwoordigd door C. van Olst, J.A. Hulst en W.J. Tuinman.
De voorzieningenrechter overwoog dat de weigeringsgronden voor de sloopvergunning, zoals vastgelegd in de bouwverordening van de gemeente Staphorst, zich niet voordeden. Er was reeds een vergunning verleend op grond van de gemeentelijke monumentenverordening. De voorzieningenrechter concludeerde dat het beroep van de verzoekers naar verwachting niet zou slagen, aangezien de welstands- en monumentencommissie positief had geadviseerd over het bouwplan. De vrees van de verzoekers dat de nieuw op te richten schuur als woning zou worden gebruikt, werd niet als voldoende argument beschouwd om de sloopvergunning te weigeren.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de verleende sloopvergunning in bezwaar niet zou standhouden. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. A. van der Weij als griffier.