ECLI:NL:RBZLY:2010:BN2270
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.P. Nieuwenhuis
- M.A. Wijnands-Veninga
- J.E. van den SteenhovenDrion
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onrechtmatig verkregen bewijs en onvoldoende bewijs voor diefstal
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 6 april 2010 in Deventer werd aangehouden, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad op 22 juli 2010 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van diefstal van vlees en Oral B producten. Tijdens de zitting op 8 juli 2010 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat het bewijs onrechtmatig was verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld bestond op het moment van aanhouding. Dit leidde tot de conclusie dat het proces-verbaal van bevindingen en de daaruit voortvloeiende verklaringen van het bewijs moesten worden uitgesloten.
De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de feiten die de verdachte ten laste waren gelegd niet bewezen konden worden. Voor het eerste feit, de diefstal van vlees, was er onvoldoende bewijs dat de verdachte daadwerkelijk de dader was. Voor het tweede feit, de diefstal van Oral B producten, was de rechtbank van mening dat het ook door de tweelingbroer van de verdachte gepleegd had kunnen worden. Hierdoor kon de rechtbank niet tot een veroordeling komen.
De rechtbank heeft de verdachte dan ook van beide ten laste gelegde feiten vrijgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van een rechtmatige aanhouding en de noodzaak van voldoende bewijs voor een veroordeling in strafzaken.