ECLI:NL:RBZLY:2010:BN2925

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 09/2202
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Lichte bouwvergunning en ontheffing voor telecommunicatiemast in Noordoostpolder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 juli 2010 uitspraak gedaan in een geschil over een lichte bouwvergunning en ontheffing op grond van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor de plaatsing van een telecommunicatiemast. Eisers, A en 18 anderen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder, dat op 3 november 2009 ontheffing en een bouwvergunning heeft verleend voor het plaatsen van een antennemast op het perceel Artemis 12 te Tollebeek. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan binnen de kadastrale erfgrens blijft en dat de eisers niet kunnen slagen in hun argumenten tegen de vergunning. De rechtbank verwijst naar de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, die heeft geoordeeld dat eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt en dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat het college in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om ontheffing te verlenen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat er een akte van opstalrecht is afgesloten, waardoor de aanvraag voor de bouwvergunning rechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 09/2202
Uitspraak
in het geding tussen:
A en 18 anderen,
wonende te Tollebeek, eisers,
gemachtigde: J.P.E. Baakman,
en
het college van burgemeester en wethouders van Noordoostpolder,
verweerder,
en
KPN Mobile B.V.,
gevestigd te ’s-Gravenhage, belanghebbende,
gemachtigde: mr. H.M.E. Tuijnman.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2009 heeft verweerder belanghebbende ontheffing op grond
van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en een lichte bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een telecommunicatiemast, op het perceel kadastraal bekend gemeente Noordoostpolder, sectie EX 186, plaatselijk gemerkt Artemis 12, 8309 AT Tollebeek.
Eisers hebben op 8 december 2009 beroep ingesteld tegen dit besluit.
Verweerder heeft op 3 februari 2010 een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 8 en 9 juli 2010 heeft de gemachtigde van eisers nog nadere stukken ingezonden.
Verweerder heeft bij brief van 9 juli 2010 eveneens nadere stukken ingezonden.
Het beroep is op 20 juli 2010 ter zitting behandeld. Van eisers zijn verschenen A,B, C, D, E, F, G, H en I, bijgestaan door hun gemachtigde, voornoemd.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M. de Jong en mr. N.E.G.L. Christiaens.
Belanghebbende is verschenen bij de gemachtigde, voornoemd.
2. Overwegingen
De rechtbank stelt allereerst vast dat de nadere stukken van partijen tijdig voor de zitting zijn ingediend.
In geding is de vraag of het bestreden besluit in stand kan blijven.
Bij de beantwoording van deze vraag gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 25 mei 2009 heeft VolkersWessel Telecom te Lieren bij verweerder een aanvraag bouwvergunning ingediend voor het bouwen van een antennemast, gesitueerd op het perceel Artemis 12 te Tollebeek, kadastraal bekend gemeente Noordoostpolder, sectie EX 186. Omdat dit bouwwerk in strijd is met het vigerende bestemmingsplan “Bedrijventerrein Tollebeek” heeft verweerder het verzoek om bouwvergunning tevens aangemerkt als een verzoek om ontheffing van dit bestemmingsplan.
Naar aanleiding van het voornemen van verweerder om met toepassing van artikel 3.23 van de Wro ontheffing van het bestemmingsplan en de gevraagde bouwvergunning te verlenen, gepubliceerd in de Flevopost van 26 augustus 2009, hebben eisers op 30 september 2009 een zienswijze ingediend.
Vervolgens heeft verweerder het besluit van 3 november 2009, zoals genoemd in rubriek 1, genomen. Op 10 februari 2010 heeft verweerder op verzoek van belanghebbende de bouwvergunning te naam gesteld van KPN B.V.
Omdat medio januari 2010 de bouwwerkzaamheden een aanvang hebben genomen, hebben eisers zich, hangende het reeds ingestelde beroep, op 29 januari 2010 tot de voorzieningenrechter van deze rechtbank gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 19 februari 2010 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
In deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het besluit van 3 november 2009 gegeven. De voorzieningenrechter is in deze uitspraak onder meer tot het voorlopige oordeel gekomen dat eisers aan te merken zijn als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het vigerende bestemmingsplan in werking is getreden, dat het bouwplan in strijd is met het bepaalde in dit bestemmingsplan, dat verweerder bij afweging van alle belangen in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wro te verlenen en dat niet gebleken is dat aan het advies van de welstandscommissie kennelijke gebreken kleven.
De rechtbank verwijst voor de betreffende overwegingen kortheidshalve naar de uitspraak van de voorzieningenrechter en stelt zich achter de overwegingen die tot dit oordeel hebben geleid.
De voorzieningenrechter heeft echter geen aanleiding gezien om onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen, omdat het bouwplan mogelijk aanpassing behoefde, omdat bestrating en/of hekwerk mogelijk over de kadastrale erfgrens komen en de buurman, J, daarvoor geen toestemming geeft. Daarnaast heeft de gemachtigde van eisers aangegeven in afwachting te zijn van nadere stukken.
Ten aanzien van deze erfgrens heeft verweerder bij brief van 9 juli 2010 de kadastrale kaart betreffende het in geding zijnde perceel ingezonden, alsmede een tekening betreffende het bovenaanzicht van de te plaatsen antenne. Uit deze kaart en tekening blijkt dat de bestrating en hekwerk op een afstand van 29 cm van de erfgrens blijven.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bouwplan binnen de kadastrale erfgrens blijft, zodat hetgeen hieromtrent namens eisers is aangevoerd niet kan slagen.
Eisers hebben vervolgens gesteld dat zij een privaatrechtelijke overeenstemming hebben bereikt met de eigenaar van het perceel Artemis 12 dat op zijn perceel geen mast ten behoeve van mobiele telefonie zou worden opgericht. Bij brief van 8 juli 2010 is hieromtrent een verklaring ingezonden van 11 mei 2010. Deze verklaring is echter niet ondertekend door K, de eigenaar van de ondergrond, zodat de rechtbank reeds daarom geen rechtsgevolgen kan verbinden aan die verklaring.
Uit de door eisers ingediende zienswijze van 30 september 2009 blijkt dat K in 2006 besloten heeft geen toestemming te verlenen aan Vodafone voor het plaatsen van een mast na overleg en in afspraak met de bewoners van het bedrijventerrein Tollebeek.
Deze toestemming heeft K thans kennelijk wel verleend aan belanghebbende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende aannemelijk gemaakt dat met K een akte van opstalrecht is afgesloten, welke gepasseerd is bij de notaris.
Op grond hiervan had belanghebbende het recht om een aanvraag voor een bouwvergunning in te dienen.
De gemachtigde heeft bij brief van 9 juli 2010 nog nadere stukken ingezonden, maar die kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank volstaat hierbij met een verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 juni 2010, LJN BM8839.
Gelet op vorenstaande kan het bestreden besluit in stand blijven en dient het beroep van eisers ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door deze en Y. van der Zaan-van Arnhem, als griffier, ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op: