ECLI:NL:RBZLY:2010:BN3254
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vaststellingsovereenkomst en betalingsgeschil tussen twee bedrijven
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, ging het om een geschil tussen twee bedrijven, aangeduid als [A] en [B]. De procedure begon met een tussenvonnis op 4 november 2009, waarna partijen op 28 mei 2009 ter comparitie een voorwaardelijke overeenkomst bereikten. [B] zou een bedrag van EUR 2.750,- betalen aan [A] op een afgesproken rekening. Na deze betaling zouden beide partijen elkaar finale kwijting verlenen voor alle vorderingen in het kader van deze procedure.
Echter, [A] vorderde in conventie een bedrag van EUR 5.191,63 van [B], terwijl [B] in reconventie een bedrag van EUR 9.445,40 van [A] vorderde. [A] stelde dat [B] te laat had betaald, maar [B] voerde aan dat de raadsman van [A] had ingestemd met de vertraagde betaling. De rechtbank oordeelde dat er een aanvullende overeenkomst was gesloten, waardoor de betalingstermijn was verlengd en [B] binnen deze termijn had betaald. Dit leidde tot finale kwijting van beide partijen voor hun vorderingen.
De rechtbank wees beide vorderingen af en oordeelde dat [A] in de proceskosten van [B] moest worden veroordeeld, omdat hij had doorgeprocedeerd zonder dat daar een belang bij was. De kosten aan de zijde van [B] werden begroot op EUR 576,00. Het vonnis werd uitgesproken op 23 juni 2010, waarbij de rechtbank de vorderingen in conventie en reconventie afwees en de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaarde.