ECLI:NL:RBZLY:2010:BN3535

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
15 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
168711 - KG ZA 10-124
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in kort geding met betrekking tot garantieverplichtingen en opschorting van betalingsverplichtingen

In deze zaak heeft eiseres, Synwood B.V., werkzaamheden verricht voor gedaagde, Trebbe Oost & Noord B.V., en garanties afgegeven. Nadat Synwood heeft aangekondigd haar activiteiten te beëindigen, heeft Trebbe Oost de betaling van openstaande facturen opgeschort, met de stelling dat Synwood haar garantieverplichtingen niet zal kunnen nakomen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Trebbe Oost voor een deel van haar betalingsverplichting een beroep op een opschortingsrecht toekomt, omdat er goede grond is om te vrezen dat Synwood haar verplichtingen niet zal nakomen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Synwood haar bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd en dat dit de nakoming van de garantieverplichtingen in gevaar brengt. Hoewel Synwood heeft gesteld dat zij derden zal inschakelen om aan haar verplichtingen te voldoen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat dit onvoldoende zekerheid biedt. De vordering van Synwood tot betaling van EUR 199.038,21 is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de voorzieningenrechter heeft bepaald dat Trebbe Oost een opschortingsrecht toekomt tot ongeveer 10% van de vordering. De voorzieningenrechter heeft Trebbe Oost veroordeeld tot betaling van EUR 180.000,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van Synwood begroot op EUR 8.453,89. Het vonnis is uitgesproken op 15 april 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 168711 / KG ZA 10-124
Vonnis in kort geding van 15 april 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SYNWOOD B.V.,
gevestigd te Rijssen,
eiseres,
advocaat mr. S.J.B. Drijber te Apeldoorn,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TREBBE OOST & NOORD B.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. A.E. Broesterhuizen te Enschede.
Partijen zullen hierna Synwood en Trebbe Oost genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van Synwood
- de pleitnota van Trebbe Oost.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Synwood en Trebbe Oost hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Synwood gevelelementen en daksegmenten zou vervaardigen en monteren ten behoeve van het project “34 van de 45 woningen Hollandse Vaart te Dronten”.
2.2. Synwood heeft garanties verstrekt ten aanzien van de door haar verrichtte werkzaamheden.
2.3. Op 18 augustus 2009 heeft Synwood een persbericht uitgegeven waarin zij kenbaar heeft gemaakt dat zij haar bedrijfsactiviteiten per 1 januari 2010 zal beëindigen.
2.4. Synwood heeft de overeengekomen werkzaamheden verricht. Bij brief van 12 november 2009 heeft Trebbe aangegeven dat zij de openstaande facturen niet zal voldoen. In deze brief is onder meer vermeld:
‘U hebt kenbaar gemaakt uw ondernemersactiviteiten te zullen staken, in verband waarmee u slechts lopende projecten afrondt. Uw mededeling doet voor ons vaststaan dat wij tijdens de garantieperiode die wij in de diverse projecten overeenkwamen geen beroep meer op u kunnen doen. Dit betekent dat wij alsdan eventuele gebreken voor eigen rekening zullen moeten herstellen.
(…)
Het concrete risico dat wij naar verwachting lopen zullen wij daarom afdekken door openstaande facturen met betrekking tot alle thans nog actuele projecten niet te voldoen.’
2.5. Op 1 januari 2010 heeft Synwood haar bedrijfsactiviteiten beëindigd.
2.6. Trebbe Oost heeft de openstaande facturen (met een totaalbedrag van EUR 199.038,21) niet betaald.
3. Het geschil
3.1. Synwood vordert samengevat - veroordeling van Trebbe Oost tot betaling van EUR 199.038,21, vermeerderd met rente en kosten.
Synwood heeft hiertoe gesteld dat zij aan haar verplichtingen op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst heeft voldaan. Er is derhalve geen sprake van wanprestatie.
Voorts beroept Trebbe Oost zich ten onrechte op de onzekerheidsexceptie ex art. 6:263 BW. Synwood heeft weliswaar haar bedrijfsactiviteiten gestaakt, maar de vennootschap is niet opgehouden te bestaan. Zij kan derhalve aangesproken worden voor de nakoming van de garantieverplichtingen. Bovendien is een groot deel van de garanties herverzekerd. Slechts een klein deel daarvan is ongedekt. Voor deze garanties zal Synwood derden inschakelen. Synwood en Trebbe Oost werken al meer dan 10 jaar samen en Synwood heeft klachten altijd verholpen. Dit geldt ook voor de door Trebbe Oost overgelegde klacht in een project van Trebbe West (een aan Trebbe Oost gelieerde onderneming). Kortom, Trebbe Oost heeft geen goede grond om te vrezen dat Synwood haar garantieverplichtingen niet zal nakomen. Bovendien, zelfs als dit anders zou zijn, staat de opschorting van de volledige betalingsverplichting niet in verhouding tot de mogelijke niet nakoming van de garantieverplichtingen. Synwood heeft immers, behoudens de garantieverplichtingen, aan al haar verplichtingen voldaan. Ook om die reden komt Trebbe Oost geen beroep op het opschortingsrecht toe.
Synwood betoogt voorts dat Trebbe Oost de overeenkomst niet kan ontbinden op grond van haar algemene voorwaarden, nu deze voorwaarden niet van toepassing zijn.
Tot slot stelt Synwood dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering omdat zij haar bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd en haar debiteurenpositie op korte termijn wenst af te wikkelen.
3.2. Trebbe Oost voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat Synwood geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering, nu niet is gebleken dat een afwikkeling van de debiteurenposities niet mogelijk is als Synwood haar vordering niet op korte termijn incasseert.
Voorts betoogt Trebbe Oost dat zij het recht heeft om haar betalingsverplichting op te schorten. Zij stelt daartoe dat het niet realistisch is dat Synwood nog aan haar garantieverplichtingen zal gaan voldoen, nu Synwood aangeeft dat zij de onderneming zal afwikkelen. Dit blijkt eveneens uit het feit dat er geen bemensing meer is voor nazorg. Alle medewerkers zijn vertrokken. Op 24 augustus 2009 is een klacht gemeld in een project van Trebbe West te Nieuwegein (een aan Trebbe Oost gelieerde vennootschap), welke klacht nog altijd niet in behandeling is genomen. Ook is de 403-verklaring per 24 juni 2009 door Wilhelm Haase Holding B.V. ingetrokken. De volgende stap is om de rechtspersoon – in ieder geval feitelijk – te beëindigen. Het is redelijk dat Trebbe Oost haar volledige betalingsverplichting opschort, nu zij dit recht ook inroept in verband met de garantieverplichtingen in drie andere projecten die Synwood voor haar heeft uitgevoerd.
Tot slot stelt Trebbe Oost zich op het standpunt dat zij de overeenkomst kan ontbinden op grond van haar algemene voorwaarden. Zij heeft echter kenbaar gemaakt (vooralsnog) niet tot ontbinding over te gaan.
4. De beoordeling
4.1. De gevorderde voorziening strekt tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling bij afweging van de belangen van partijen - aan toewijzing niet in de weg staat.
4.2. Van een spoedeisend belang is in voldoende mate gebleken, nu gelet op het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten van Synwood per 1 januari 2010, voldoende aannemelijk is dat het noodzakelijk is dat haar debiteurenpositie op korte termijn wordt afgewikkeld.
4.3. Nu dit door Trebbe Oost is erkend, kan als vaststaand worden aangenomen dat Trebbe Oost gehouden is om het gevorderde bedrag van EUR 199.038,21 aan Synwood te voldoen.
4.4. Trebbe Oost heeft tot haar verweer evenwel aangevoerd dat zij bevoegd is om haar betalingsverplichting op te schorten. Op grond van artikel 6:263 lid 1 BW heeft de partij die verplicht is het eerst te presteren, de bevoegdheid de nakoming van haar verbintenis op te schorten als haar na het sluiten van de overeenkomst omstandigheden bekend zijn geworden die haar goede grond geven te vrezen dat de wederpartij haar daartegenoverstaande verplichtingen niet zal nakomen. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
Niet in geschil is dat Trebbe Oost thans verplicht is het eerst te presteren. Voorts staat vast dat Trebbe Oost na het sluiten van de overeenkomst bekend is geworden dat Synwood haar bedrijfsactiviteiten zou beëindigen. Partijen twisten echter over de vraag of Trebbe Oost op grond van deze omstandigheid goede grond heeft te vrezen dat Synwood haar verplichtingen niet zal nakomen. Het volgende is daarbij van belang.
Hoewel de rechtspersoon niet is opgehouden te bestaan, heeft Synwood haar bedrijfsactiviteiten beëindigd. Daarmee staat vast dat Synwood haar garantieverplichtingen niet (langer) zelf kan nakomen. Synwood heeft weliswaar gesteld dat zij daartoe derden zal inschakelen, maar Trebbe Oost heeft daar tegen aangevoerd dat het de vraag is of derden willen werken voor een ‘lege’ vennootschap. Noch gesteld noch gebleken is dat Synwood een voorziening heeft gecreëerd. Bovendien heeft W. Haase, de directeur van Synwood, ter zitting verklaard dat hij niet weet wie in de toekomst aanspreekpunt zal zijn voor Trebbe Oost nu Synwood geen werknemers meer in dienst heeft. De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat Trebbe Oost goede grond heeft te vrezen dat Synwood haar verplichtingen niet zal nakomen. Dat Synwood in het verleden klachten altijd verholpen heeft maakt dit niet anders. Het verschil is immers dat Synwood de klachten niet (langer) zelf kan afhandelen. Gelet op het voorgaande komt Trebbe Oost een opschortingsrecht toe.
4.5. Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Trebbe Oost het recht heeft haar volledige betalingsverplichting op te schorten. Op grond van artikel 6:263 lid 2 BW is bij een gedeeltelijke niet-nakoming van de overeenkomst de opschorting slechts toegelaten voor zover de tekortkoming haar rechtvaardigt. De voorzieningrechter overweegt hieromtrent als volgt.
Tussen partijen staat vast dat Synwood, behoudens de garantieverplichtingen, aan haar verplichtingen op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst heeft voldaan. Voorts heeft Synwood onweersproken gesteld dat een groot deel van de garantieverplichtingen is herverzekerd. Dit betekent dat de garantieverplichtingen die Synwood zelf moet nakomen slechts een klein deel van de garantieverplichtingen omvat en daarmee een nog kleiner deel van de totale verplichtingen die Synwood op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst heeft. In het licht hiervan acht de voorzieningenrechter het niet proportioneel dat Trebbe Oost haar betalingsverplichting voor het volledige bedrag opschort. Trebbe Oost heeft weliswaar aangevoerd dat zij haar betalingsverplichting mede opschort in verband met de garantieverplichtingen in andere projecten die Synwood in opdracht van Trebbe Oost heeft uitgevoerd, maar dit recht komt haar niet toe. Artikel 6:263 BW is van toepassing op tegenover elkaar staande verplichtingen op grond van dezelfde (wederkerige) overeenkomst. Daarvan is bij de andere projecten geen sprake.
Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het redelijk dat Trebbe Oost een opschortingsrecht toekomt tot ± 10% van de vordering. Noch gesteld noch gebleken is dat sprake is van een restitutierisico, zodat de voorzieningenrechter de vordering zal toewijzen tot een bedrag van EUR 180.000,00.
4.6. Nu Trebbe Oost ter zitting kenbaar heeft gemaakt dat zij de overeenkomst (vooralsnog) niet ontbindt, zal de voorzieningenrechter deze kwestie in het midden laten.
4.7. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Synwood heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.8. De gevorderde rente over de hoofdsom kan slechts worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding, omdat Synwood niet heeft gesteld op welke datum Trebbe Oost in verzuim is geraakt.
4.9. Trebbe Oost zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Synwood worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- vast recht 4.380,00
- salaris advocaat 4.000,00
Totaal EUR 8.453,89
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Trebbe Oost om aan Synwood te betalen een bedrag van EUR 180.000,00 (éénhonderdtachtig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 10 maart 2010 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Trebbe Oost in de proceskosten, aan de zijde van Synwood tot op heden begroot op EUR 8.453,89,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2010.