ECLI:NL:RBZLY:2010:BN4523

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
20 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
173082 - KG ZA 10-308
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een bedrijfspand met betrekking tot huurderschap

In deze zaak, die op 20 augustus 2010 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld, staat de vordering tot ontruiming van een bedrijfspand centraal. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.C.A. Millaard, vordert dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer B.V. het pand aan de [adres] te [plaats] verlaat. De kern van het geschil betreft de vraag wie de huurder van het pand is. De eiser stelt dat Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. de huurder is, terwijl Schnitzelrestaurant Tirol Beheer B.V. zich op het standpunt stelt dat zij de huurder is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering tot ontruiming.

De feiten van de zaak zijn als volgt: er is een huurovereenkomst gesloten tussen [Bedrijf] en Schnitzelrestaurant & Partycentrum Tirol B.V. i.o. op 1 juni 1998. Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. is een werkmaatschappij van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer. Op 7 juli 2009 is Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. in staat van faillissement verklaard. De aandelen van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer zijn op 21 mei 2010 overgedragen aan een stichting, waarvan [Naam2] de bestuurder is. Sindsdien heeft Schnitzelrestaurant Tirol Beheer het restaurant geëxploiteerd.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer niet als huurder kan worden aangemerkt, omdat de tenaamstelling van de huurovereenkomst in 2000 is gewijzigd naar Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. en er geen bewijs is dat deze wijziging later is teruggedraaid. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met de bepaling dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer binnen één week na betekening van het vonnis het pand moet verlaten. De vordering om de ontruiming op kosten van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer te laten plaatsvinden, is afgewezen, omdat de kosten van de ontruiming niet als executoriale titel kunnen worden aangemerkt. De proceskosten zijn aan de zijde van de eiser begroot op EUR 1.240,89.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.H.S. Lebens-de Mug.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 173082 / KG ZA 10-308
Vonnis in kort geding van 20 augustus 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. O.C.A. Millaard te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHNITZELRESTAURANT TIROL BEHEER B.V.,
gevestigd te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. L. Paulus te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiser] en Schnitzelrestaurant Tirol Beheer genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [Bedrijf], gevestigd te [plaats], als verhuurder en Schnitzelrestaurant & Partycentrum Tirol B.V. i.o., als huurder, zijn ten aanzien van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] (hierna: de bedrijfsruimte) een huurovereenkomst aangegaan, ingaande op 1 juni 1998. De bedrijfsruimte wordt gebruikt als horecaruimte.
2.2. Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. is een werkmaatschappij van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer.
2.3. [Naam1] heeft in zijn hoedanigheid van bestuurder van Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. bij brief van 24 maart 2000 aan [Bedrijf] ten aanzien van het huurderschap van de bedrijfsruimte geschreven:
“Zoals mondeling afgesproken stel ik er prijs op de besproken aanpassingen van de bestaande huurovereenkomst schriftelijk te bevestigen.
(…)
Tenaamstelling
In verband met de herstructurering van de hurende organisatie wordt de tenaamstelling gewijzigd in Schnitzel-Restaurant Tirol [plaats] B.V. (…)”
2.4. Bij brief van 10 maart 2003 heeft [Naam1] namens Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. aan [eiser] bevestigd:
“Zoals onderling besproken zijn wij het volgende overeengekomen.
Het huurcontract van [Bedrijf] is overgedaan aan [eiser].”
2.5. Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. is per 7 juli 2009 in staat van faillissement verklaard.
2.6. Op 21 mei 2010 zijn de aandelen in Schnitzelrestaurant Tirol Beheer overgegaan op de [Stichting], waarvan [Naam2] de bestuurder is. Schnitzelrestaurant Tirol Beheer heeft, in ieder geval vanaf 21 mei 2010, het restaurant in de bedrijfsruimte geëxploiteerd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – uitvoerbaar bij voorraad: Schnitzelrestaurant Tirol Beheer te veroordelen tot het ontruimen en verlaten van de onroerende zaak [adres] te [plaats] met al het hare en de haren, binnen één week na betekening van dit vonnis met machtiging van [eiser] zo Schnitzelrestaurant Tirol Beheer niet tijdig voldaan zal hebben aan de verplichting tot ontruiming, om de ontruiming zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm en op kosten van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer.
3.2. Schnitzelrestaurant Tirol Beheer voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Van een spoedeisend belang is in voldoende mate gebleken.
4.2. De vraag die in dit kort geding centraal staat is wie de huurder van de bedrijfsruimte is. Volgens [eiser] is Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. de huurder, terwijl Schnitzelrestaurant Tirol Beheer zich op het standpunt stelt dat zij de huurder is.
4.3. De voorzieningenrechter stelt bij de beantwoording van deze vraag voorop dat bij de onder rechtsoverweging 2.3 genoemde brief van 24 maart 2000 de tenaamstelling van de hurende organisatie is gewijzigd in Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. Van een wijziging nadien aan de zijde van de huurder is niet gebleken. Hiermee is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat niet Schnitzelrestaurant Tirol Beheer maar Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. de huurder van de bedrijfsruimte is.
4.4. Schnitzelrestaurant Tirol Beheer heeft zich op het standpunt gesteld dat er feiten en omstandigheden zijn waaruit kan worden afgeleid dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer, ondanks het hiervoor onder 4.3 vermelde, toch als huurder dient te worden beschouwd, te weten:
a. de gang van zaken zoals [Naam1] die uiteenzet in diens verklaring (overgelegd als productie 1 van de zijde van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer);
b. de zonder protest door [eiser] ontvangen huurbetalingen van de rekeningen van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer;
c. het feit dat de curator in het op 7 juli 2009 uitgesproken faillissement van Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. vaststelt dat zijn curanda niet de huurster is van het bedrijfspand;
d. het feit dat het faillissement van Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. in de regionale pers is gepubliceerd, hetgeen dus ook bij [eiser] bekend moet zijn geweest en dat [eiser] vervolgens niet op de voet van artikel 39 Faillissementswet van het recht de huurovereenkomst aan de curator op te zeggen gebruik heeft gemaakt.
De voorzieningenrechter zal die feiten en omstandigheden hierna bespreken.
4.5. Ad a
In de verklaring van [Naam1] staat ten aanzien van het huurderschap, voor zover van belang:
“In verband met problemen binnen de werkmaatschappij (Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V.) in maart 2009 is de exploitatie van het restaurant toen weer ondergebracht in Schnitzel-Restaurant Tirol Beheer B.V. (…) Ook de verhuurder, [eiser], was reeds al die tijd van de problemen op de hoogte en ging mondeling akkoord met deze wijziging (in principe was toen alles weer bij de huurovereenkomst van 1998).”
Aan dit deel van de verklaring van [Naam1] kan, gezien de betwisting daarvan door [eiser], niet die waarde worden toegekend die Schnitzelrestaurant Tirol Beheer daaraan toekent. Het is immers niet aannemelijk dat [Naam1], die de wijzigingen aan de zijde van de huurder in 2000 en aan de zijde van de verhuurder in 2003 schriftelijk aan de verhuurder heeft bevestigd, de wijziging van Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. als huurder in Schnitzelrestaurant Tirol Beheer in 2009, indien die daadwerkelijk zou hebben plaatsgehad, niet op schrift zou hebben gesteld. Aan deze verklaring zal dan ook voorbij worden gegaan.
4.6. Ad b
Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit het feit dat de huurbetalingen door een andere B.V. dan Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V., namelijk Schnitzelrestaurant Tirol Beheer, werden gedaan, niet kan worden afgeleid dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer als huurder in de plaats was getreden van Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. Het staat immers een ieder vrij betalingen voor een ander te verrichten. Bovendien zijn betalingen binnen groepsverband door een moedervennootschap ten behoeve van een dochtermaatschappij niet ongebruikelijk.
4.7. Ad c
Hoewel Schnitzelrestaurant Tirol Beheer stelt dat de curator heeft vastgesteld dat Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. niet de huurster is van het bedrijfspand, heeft zij geen schriftelijke stukken overgelegd waaruit die vaststelling blijkt. Daarbij komt dat de curator de huurovereenkomst op 28 juni 2010 alsnog heeft opgezegd.
4.8. Ad d
Tegen het standpunt van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer dat [eiser] bekend moet zijn geweest met het faillissement van Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. heeft [eiser] zich verweerd met de stelling dat er sprake is van een conglomeraat van B.V.’s van [Naam1], zodat het hem niet duidelijk was welke B.V. failliet was. Gezien deze verweren heeft Schnitzelrestaurant Tirol Beheer niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [eiser] bekend was met het faillissement van Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V., zodat uit het feit dat [eiser] de huurovereenkomst met Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. niet heeft opgezegd, niet kan worden afgeleid dat [eiser] ervan uitging dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer zijn huurder was geworden.
4.9. De conclusie is dat uit de door Schnitzelrestaurant Tirol Beheer aangevoerde feiten en omstandigheden niet, ook niet in onderling verband, kan worden opgemaakt dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer als de huurder van de bedrijfsruimte kan worden aangemerkt. De vordering tot ontruiming van de bedrijfsruimte ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.10. De gevorderde machtiging om de ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie zal worden afgewezen, omdat zij ingevolge art. 556 lid 1 en art. 557 Rv overbodig is.
4.11. [eiser] heeft nog gevorderd dat de ontruiming op kosten van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer geschiedt. Deze vordering zal worden afgewezen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de kosten die met de ontruiming van de bedrijfsruimte gemoeid zijn ten laste van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer als geëxecuteerde zullen komen. Echter, het vonnis waarbij de ontruiming is uitgesproken levert geen executoriale titel op voor verhaal van de ontruimingskosten. Ingevolge artikel 237 lid 3 Rv wordt het bedrag van de kosten waarin de verliezende partij wordt veroordeeld bij het vonnis vastgesteld, voor zover die kosten vóór de uitspraak zijn gemaakt. Daarvan is bij ontruimingskosten geen sprake; dit zijn immers kosten die ná het ontruimingsvonnis (mogelijk) worden gemaakt. Ten tijde van het ontruimingsvonnis staat immers nog niet vast of deze kosten zullen worden gemaakt en zo ja, in welke omvang.
4.12. Schnitzelrestaurant Tirol Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 73,89
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal EUR 1.240,89
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt Schnitzelrestaurant Tirol Beheer om binnen één week na betekening van dit vonnis de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] te verlaten en te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken,
5.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3. veroordeelt Schnitzelrestaurant Tirol Beheer in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.240,89,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2010.?