ECLI:NL:RBZLY:2010:BN4523
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming van een bedrijfspand met betrekking tot huurderschap
In deze zaak, die op 20 augustus 2010 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad is behandeld, staat de vordering tot ontruiming van een bedrijfspand centraal. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. O.C.A. Millaard, vordert dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer B.V. het pand aan de [adres] te [plaats] verlaat. De kern van het geschil betreft de vraag wie de huurder van het pand is. De eiser stelt dat Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. de huurder is, terwijl Schnitzelrestaurant Tirol Beheer B.V. zich op het standpunt stelt dat zij de huurder is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is bij de vordering tot ontruiming.
De feiten van de zaak zijn als volgt: er is een huurovereenkomst gesloten tussen [Bedrijf] en Schnitzelrestaurant & Partycentrum Tirol B.V. i.o. op 1 juni 1998. Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. is een werkmaatschappij van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer. Op 7 juli 2009 is Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. in staat van faillissement verklaard. De aandelen van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer zijn op 21 mei 2010 overgedragen aan een stichting, waarvan [Naam2] de bestuurder is. Sindsdien heeft Schnitzelrestaurant Tirol Beheer het restaurant geëxploiteerd.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer niet als huurder kan worden aangemerkt, omdat de tenaamstelling van de huurovereenkomst in 2000 is gewijzigd naar Schnitzelrestaurant Tirol [plaats] B.V. en er geen bewijs is dat deze wijziging later is teruggedraaid. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met de bepaling dat Schnitzelrestaurant Tirol Beheer binnen één week na betekening van het vonnis het pand moet verlaten. De vordering om de ontruiming op kosten van Schnitzelrestaurant Tirol Beheer te laten plaatsvinden, is afgewezen, omdat de kosten van de ontruiming niet als executoriale titel kunnen worden aangemerkt. De proceskosten zijn aan de zijde van de eiser begroot op EUR 1.240,89.
Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.H.S. Lebens-de Mug.