ECLI:NL:RBZLY:2010:BN9833

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
8 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/674
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L.E.C. van Rijckevorsel-Besier
  • A. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontheffing en reguliere bouwvergunning voor muziekkoepel in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 8 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil over een ontheffing en reguliere bouwvergunning die was verleend voor het oprichten van een muziekkoepel in Heino. De eisers, A en anderen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Raalte, dat hen ontheffing en een bouwvergunning had verleend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan 'Centrum Heino', dat de bestemming 'Groenvoorzieningen' op het betrokken perceel voorschrijft. Volgens de planvoorschriften zijn op deze gronden alleen bepaalde bouwwerken en voorzieningen toegestaan, en een muziekkoepel valt daar niet onder. De rechtbank heeft overwogen dat de duidelijke bewoordingen van het planvoorschrift voorrang hebben boven eventuele toelichtingen die de bedoeling van de planwetgever verduidelijken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op bezwaar. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer
Registratienummer: Awb 10/674
Uitspraak
in het geding tussen:
A en anderen,
allen wonende te Heino, eisers,
gemachtigde: mr. M.H.P. Claassen
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte,
verweerder.
en
Stichting Muziekkoepel Heino, belanghebbende.
1.Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2010 heeft verweerder aan belanghebbende ontheffing en reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een muziekkoepel op het perceel, kadastraal bekend gemeente Heino, sectie C, nummer 4160, plaatselijk gemerkt Hof van Rakhorst, nabij Canadastraat 14 te Heino.
Tegen dit besluit is namens eisers bij brief van 21 april 2010 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend, alsmede een verweerschrift.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft belanghebbende een nadere uiteenzetting gegeven.
De zaak is op 19 augustus 2010 ter zitting behandeld. Namens eisers is gemachtigde voornoemd verschenen, in het bijzijn van (…) Namens verweerder is verschenen P.B.M. Droste. Namens belanghebbende zijn verschenen D.J. te Veldhuis, F. Jonkman en J.H.B. Blom.
2.Overwegingen
Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c,van de Woningwet mag de reguliere bouwvergunning slechts en moet deze worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Het bouwplan voorziet in het oprichten van een muziekkoepel met een kelder op het in rubriek 1 omschreven perceel.
Ingevolge het bestemmingsplan “Centrum Heino” rust op het betroken perceel de bestemming “Groenvoorzieningen”.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften zijn deze gronden bestemd voor:
a.groenvoorzieningen, waaronder karakteristieke boombeplanting ter plaatse van de betreffende aanduiding op de plankaart;
b.speelvoorzieningen;
c.langzaam verkeersroutes;
d.nutsvoorzieningen in de vorm van bouwwerken voor openbaar nut.
Ingevolge het tweede artikellid zijn op deze gronden toegelaten;
a.gebouwen;
b.werken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de aanleg en beheer van groenvoorzieningen;
c.nutsvoorzieningen in de vorm van bouwwerken voor openbaar nut.
Vaststaat, en tussen partijen is niet in geschil, dat het bouwplan in strijd is met de bestemmingsplanvoorschriften. Onderwerp van geschil is omvang en aard van de strijd met de planvoorschriften.
Volgens verweerder is het bouwplan voor wat betreft de bouwhoogte in strijd met de planvoorschriften. Vanwege deze strijdigheid heeft verweerder onder toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) ontheffing verleend voor realisering van het bouwplan.
Ten aanzien van het gebruik geeft verweerder aan dat met het opnemen van een bouwvlak voor een muziekkoepel op de plankaart tevens het gebruik als muziekkoepel is toegestaan, daarbij verwijzende naar de plantoelichting. In de plantoelichting is aangegeven dat “Tevens met twee bouwvlakken is aangeven waar een muziekkapel en volière zijn toegestaan”. Op de plek waar het bouwplan is geprojecteerd stond in het verleden ook een muziekkoepel. Daarvan resteert alleen nog het podium.
Eisers stellen dat niet alleen de hoogte in strijd is met de planvoorschriften, maar dat ook het voorgenomen gebruik daarmee in strijd is en dat verweerder de muziekkoepel ten onrechte als bouwwerk, geen gebouw zijnde, aanmerkt. Volgens eisers gaat het om een gebouw en was verweerder niet bevoegd om op grond van artikel 3.23 Wro juncto artikel 4.1.1, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro) ontheffing te verlenen.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt het bepaalde in artikel 10 van de planvoorschriften ertoe dat ter plekke van de bestemming “Groenvoorzieningen” naast nutsvoorzieningen in de vorm van bouwwerken voor openbaar nut, slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van aanleg en beheer van groenvoorzieningen zijn toegestaan, alsmede gebouwen ten dienste van speelvoorzieningen en langzaam verkeersroutes. Een muziekkoepel valt daar niet onder.
Dat op de plankaart ter plaatse van het huidige podium een aanduiding van het bouwvlak is aangegeven, doet aan de duidelijkheid van voornoemde bepaling niet af. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de Afdelingsuitspraak van 11 februari 2004, LJN AO3374) dient bij onverenigbaarheid van aanduidingen op de plankaart en bewoordingen van een planvoorschrift in het belang van de rechtszekerheid voorrang te worden gegeven aan het planvoorschrift.
Gezien de duidelijke bewoordingen van het in geding zijnde planvoorschrift is er in dit geval geen grond voor de lezing welke volgens verweerder aan het betreffende planvoorschrift in verband met de toelichting op de bestemming “Groenvoorzieningen” moet worden gegeven. Een zodanige toelichting heeft in het algemeen in zoverre betekenis dat deze over de bedoeling van de planwetgever meer inzicht kan geven indien de bestemming en de bijbehorende voorschriften waaraan moet worden getoetst, noch op zichzelf noch in hun samenhang duidelijk zijn. Dat is hier echter niet het geval.
Nog daargelaten de vraag of het vergunde bouwplan als gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, moet worden aangemerkt, is het bouwplan in strijd met de bestemming ter plekke. De op grond van artikel 3:23 Wro verleende ontheffing ziet niet op en kan ook niet voorzien in opheffing van deze strijdigheid. De bij de bestreden bouwvergunning behorende bouwtekening biedt overigens geen steun voor het namens verweerder ter zitting gestelde dat de koepel geheel los staat van de kelder, om welke reden de koepel volgens verweerder als bouwwerk, geen gebouw zijnde, dient te worden aangemerkt.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden bouwvergunning in strijd met het bestemmingsplan is verleend, hetgeen strijd oplevert met het bepaalde in artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet.
Het beroep is derhalve gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd.
Verweerder wordt met toepassing van het Besluit proceskosten veroordeeld in de door eisers gemaakte proceskosten.
3.Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
-bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,- vergoedt;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding ten bedrage van € 874,-- te voldoen aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier en door deze en
mr. A. Landstra als griffier ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op: