ECLI:NL:RBZLY:2010:BO1109
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in kort geding met betrekking tot betekening aan gedaagde in China
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 september 2010 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Pan-Oston B.V. en een gedaagde die in de Volksrepubliek China verblijft. Pan-Oston vorderde een voorlopige voorziening, omdat de gedaagde niet was verschenen en er onduidelijkheid bestond over de betekening van de dagvaarding. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was om kennis te nemen van de vordering, op basis van de tussen partijen gesloten raamovereenkomst en de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank stelde vast dat de dagvaarding op de juiste wijze was betekend aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie te Zwolle, maar dat er geen bewijs was dat de dagvaarding ook daadwerkelijk aan de gedaagde in persoon was afgegeven.
De rechtbank overwoog dat, hoewel de gedaagde niet was verschenen, het mogelijk was om in spoedeisende gevallen voorlopige maatregelen te nemen. Pan-Oston had een spoedeisend belang bij het verkrijgen van een voorlopige voorziening, omdat zij een bedrag van EUR 52.000,- had betaald voor metalen onderdelen die nooit waren geleverd. De rechtbank oordeelde dat Pan-Oston recht had op de uitkering van depotgelden die bij de notaris waren gestort, en verleende verstek tegen de gedaagde. De gedaagde werd veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis mee te werken aan de uitbetaling van het bedrag aan Pan-Oston, met een dwangsom van EUR 500,- per dag bij niet-naleving. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die op EUR 875,74 werden begroot, vermeerderd met wettelijke rente. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.