ECLI:NL:RBZLY:2010:BO1223

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
163671 - HA ZA 09-1556
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en aansprakelijkheid van deurwaarder in beslagzaak

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 1 september 2010, staat de vordering van de besloten vennootschap Stadion Ontwikkeling Zwolle B.V. (SOZ) centraal. SOZ vordert betaling van een bedrag van EUR 78.532,17 van de gedaagde, die als deurwaarder heeft gefunctioneerd in een beslagzaak. De procedure is voortgevloeid uit een eerdere schuldbekentenis van Team Spirit Bedrijfscatering B.V. (TSB) aan SOZ, waarbij TSB een schuld van EUR 834.183,16 erkende. SOZ stelt dat de deurwaarder, die het oudste beslag heeft gelegd, onrechtmatig heeft gehandeld door een bedrag van EUR 135.792,84 dat door de Vereniging aan het deurwaarderskantoor was betaald, integraal aan een andere schuldeiser door te betalen zonder de juiste verdeling te waarborgen.

De rechtbank heeft de feiten en het verloop van de procedure in detail onderzocht, inclusief eerdere vonnissen en correspondentie tussen de betrokken partijen. De deurwaarder betwist de onrechtmatigheid van zijn handelen en stelt dat hij niet op de hoogte was van andere beslagleggers. De rechtbank oordeelt dat de deurwaarder niet aansprakelijk kan worden gesteld, omdat hij niet bekend was met het latere beslag van SOZ en zijn verplichtingen heeft nageleefd. De vordering van SOZ wordt afgewezen, en SOZ wordt veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op EUR 3.430,00 zijn begroot.

Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van deurwaarders in beslagzaken en de noodzaak voor een correcte afhandeling van betalingen aan meerdere schuldeisers. De uitspraak is openbaar gemaakt en ondertekend door de rechters M.H.S. Lebens-de Mug, J. van der Hulst en A.A.A.M. Schreuder.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 163671 / HA ZA 09-1556
Vonnis van 1 september 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STADION ONTWIKKELING ZWOLLE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
advocaat mr. J.J.D. de Leur,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.K.E. Buysrogge.
Partijen zullen hierna SOZ en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van de rechtbank Haarlem 23 september 2009
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bij notariële akte d.d. 28 maart 2008 heeft de te Zwolle gevestigde vennootschap Team Spirit Bedrijfscatering B.V., nader te noemen: TSB, erkend aan SOZ schuldig te zijn een bedrag van EUR 834.183,16. SOZ heeft bij die akte de schuldbekentenis aangenomen, waarna, eveneens bij genoemde notariële akte de schulderkenning is omgezet in een geldlening.
2.2. Op 26 mei 2008 heeft [A], verder: [A], via zijn advocaat aan Gerechtsdeurwaarderskantoor en Incassobureau Van den Bos & Jansen B.V. te Deventer, verder te noemen: het deurwaarderskantoor, opdracht gegeven tot betekening van een pandakte en doen van betalingsaanzegging. De opdracht hield verband met een vordering van [A] op TSB. Het exploot is op 26 mei 2008 betekend.
2.3. Op 5 juni 2008 heeft het deurwaarderskantoor van [A] opdracht gekregen om ten laste van TSB executoriaal derdenbeslag te leggen onder de stichting “Stichting Windesheim Hoger Onderwijs”, hierna te noemen: de Stichting. Op 9 juni 2008 is dat beslag gelegd.
2.4. [A] heeft het deurwaarderskantoor eind juni 2008 opdracht gegeven executoriaal derdenbeslag te leggen onder de vereniging Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg, hierna te noemen: de Vereniging. Het deurwaarderskantoor heeft aan [gedaagde], verzocht dat beslag te leggen. Op 27 juni 2008 heeft [gedaagde] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Vereniging. Het deurwaarderskantoor heeft zelf voor overbetekening aan de geëxecuteerde zorggedragen.
2.5. De Vereniging heeft een derdenverklaring aan [gedaagde] gezonden, welke op 16 juli 2008 is ontvangen. Deze verklaring vermeldt dat er een rechtsverhouding bestaat tussen de Vereniging en TSB op grond waarvan TSB vorderingen op de Vereniging heeft. In deze verklaring deelt de Vereniging mee dat niet reeds een ander beslag werd gelegd ten laste van deze schuldenaar.
2.6. Bij brief van 17 juli 2008 heeft het deurwaarderskantoor de Vereniging afdracht van het getroffen bedrag tot een beloop van EUR 135.792,84 verzocht. Op 1 augustus 2008 heeft het deurwaarderskantoor dat verzoek herhaald. Die brief vermeldt ondermeer:
“(…) Mochten er inmiddels meerdere beslagleggers zijn, deel ik u hierbij mede dat wij, als oudste beslaglegger, de gelden dienen te ontvangen en te verdelen onder de andere schuldeisers (indien van toepassing).
(…)
Mochten zich omstandigheden voordoen welke invloed hebben op de inhouding en/of de hoogte van de beslagvrije voet, dan verzoek ik u mij daarvan in kennis te stellen, zodat een en ander aangepast kan worden.
(…)”
2.7. Op 25 juli 2008 heeft deurwaarderskantoor Tijhuis & Partners in opdracht van SOZ eveneens executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Vereniging op al hetgeen de Vereniging verschuldigd was aan TSB voor een bedrag van EUR 764.879,18.
2.8. Op 7 augustus 2008 heeft de Vereniging een bedrag van EUR 135.792,84 aan het deurwaarderskantoor betaald. Dat bedrag is, na aftrek van de executiekosten, direct aan de (advocaat van) [A] afgedragen. De doorbetaling is op 11 augustus 2008 geëffectueerd.
2.9. Andere beslagen ten laste van TSB dan de hiervoor genoemde zijn niet gelegd. [A] en SOZ zijn schuldeisers van gelijke rang.
2.10. Op 25 maart 2009 is TSB in staat van faillissement verklaard, waardoor het door SOZ gelegde derdenbeslag is komen te vervallen. Thans resteert nog een vordering van EUR 521.462,28 van SOZ op TSB.
2.11. Bij brief van 16 april 2009 aan de advocaat van SOZ schrijft deurwaarder Jansen van het deurwaarderskantoor:
“In antwoord op uw brief dd. 7 april 2009 deel ik u mede dat ons kantoor ten tijde van de afdracht van de door mij ontvangen gelden niet de wetenschap had dat er meerdere beslagen gelegd zouden zijn. Een en ander blijkt niet uit de door de 3e-gearresteerde afgegeven verklaring noch anderszins.
Wij hebben afdracht gedaan aan Advocatenkantoor JPR, Postbus 623, 700 AP Deventer van welk kantoor Mr. P.F. Schepel de dossier behandelaar was.
Momenteel bevinden zich geen gelden meer onder ons en hebben onze bemoeiingen nu de executie is voltooid beëindigd.
Vertrouwende u hiermee voldoende te hebben ingelicht.”
3. Het geschil
3.1. SOZ vordert samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 78.532,17, vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. SOZ stelt dat [gedaagde], althans het deurwaarderskantoor, althans deurwaarder Jansen van het deurwaarderskantoor, als de deurwaarder die het oudste beslag heeft gelegd, het bedrag van EUR 135.792 diende te innen voor de gezamenlijke beslagleggers - dus ook voor SOZ - nu vaststond dat [A] en SOZ niet volledig uit de opbrengst zouden kunnen worden voldaan. Andere beslagleggers of beperkt gerechtigden dan SOZ en [A] waren er op het moment van betaling door de Vereniging niet. Deurwaarder Jansen, althans het deurwaarderskantoor, had het bedrag van EUR 135.792,84 niet integraal mogen doorbetalen aan [A] maar op grond van artikel 480 lid 2 Rv moeten storten op een kwaliteitsrekening. De verdeling van de opbrengst had dan overeenkomstig artikel 480 e.v. Rv moeten plaatsvinden. [gedaagde], althans het deurwaarderskantoor, had tot taak om toe te zien op een juiste verdeling van de opbrengst en had er voor moeten zorgen dat [A] en SOZ het bedrag zouden ontvangen waartoe zij gerechtigd waren. Dit heeft [gedaagde], althans Jansen, althans het deurwaarderskantoor nagelaten en [gedaagde], althans het deurwaarderskantoor, althans Jansen, is derhalve op grond van artikel
480 lid 3 Rv aansprakelijk jegens SOZ voor betaling van het bedrag van EUR 78.532,17.
4.2. [gedaagde] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Hij kan niet worden beschouwd als “de deurwaarder die het oudste executoriale beslag heeft gelegd” in de zin van het eerste lid van artikel 478 Rv. Voor zover dat wel het geval is kan niet gezegd worden dat hij onrechtmatig heeft gehandeld nu een redelijke uitleg van het tweede lid van artikel 480 Rv meebrengt dat met daar genoemde schuldeisers wordt bedoeld de bij de executerende deurwaarder bekende schuldeisers. Nu [gedaagde] niet bekend was met het latere door SOZ gelegde beslag - noch daarmee in redelijkheid bekend kon zijn - is van onrechtmatig handelen geen sprake.
4.3. Bij genoemd incidenteel vonnis is de onderhavige zaak gevoegd met de bij deze rechtbank aanhangige zaak met het zaaknummer / rolnummer 159089/ HAZA 09-904 waarin heden vonnis is gewezen. In dit vonnis heeft de rechtbank geoordeeld en beslist dat alleen deurwaarder Jansen de executerende deurwaarder is als bedoeld in de artikelen 478 en 480 Rv en dat Jansen zijn verplichtingen heeft nageleefd nu hij niet wist en niet kon weten dat er andere schuldeisers als bedoeld in artikel 480 Rv waren.
4.4. Het bovenstaande brengt mee dat van onrechtmatig handelen door [gedaagde] geen sprake kan zijn en dat de vordering moet worden afgewezen.
4.5. SOZ zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 1.185,00
- salaris advocaat 2.235,00 (2,5 punt × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 3.430,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt SOZ in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 3.430,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug, mr. J. van der Hulst en mr. A.A.A.M. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.