ECLI:NL:RBZLY:2010:BO9348

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.620476-09 en 03.700666-07 (vtvv)
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing

In de strafzaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 30 december 2010 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren voor het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 en 19 november 2009, waarbij het slachtoffer, een 54-jarige man, werd gegijzeld en beroofd door de verdachte en zijn mededaders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, onder bedreiging van vuurwapens, het slachtoffer dwong om in zijn auto te stappen en hem vervolgens in de kofferbak opsloot. Gedurende deze periode werd het slachtoffer herhaaldelijk bedreigd en gedwongen om zijn geld en pincode af te geven. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de medeverdachten als bewijs gebruikt om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de feiten buitengewoon ernstig zijn, niet alleen vanwege het leed dat het slachtoffer is aangedaan, maar ook vanwege de impact op de samenleving. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die zes jaar gevangenisstraf had gevorderd, volledig overgenomen. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf van zes maanden toegewezen, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank heeft de beslissing genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummers: 07.620476-09 en 03.700666-07 (tul) (P)
Uitspraak: 30 december 2010
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in de P.I. Flevoland,
Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere.
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 maart 2010, 11 mei 2010, 5 augustus 2010, 14 september 2010 en 17 december 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.M. van der Burg, en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte, mr. K.A.M. Rademaker, advocaat te Lelystad, en de verdachte naar voren is gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(zoals ter terechtzitting van 14 september 2010 nader is omschreven)
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2009 tot en met 19 november 2009 in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet onder bedreiging van (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en)
- die [slachtoffer] gedwongen op de achterbank van zijn auto te gaan zitten en/of (vervolgens) met die [slachtoffer] in de auto gereden en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen in de kofferbak van zijn auto te gaan liggen en/of de handen van die [slachtoffer] vastgebonden met tape en/of een kabel en/of (vervolgens) een handschoen in de mond van die [slachtoffer] gestopt en/of
- (vervolgens) met die [slachtoffer] rondgereden en/of
- die [slachtoffer] achtergelaten in de (af)gesloten kofferbak van zijn auto;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 november 2009 tot en met 19 november 2009 in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin onder andere een bankpas behorende bij rekeningnummer [nummer]) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, type 3120 classic) en/of een autoradio (merk Sony), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met daarin onder andere een bankpas behorende bij rekeningnummer [nummer]) en/of een mobiele telefoon (merk Nokia, type 3120 classic) en/of een autoradio (merk Sony), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), terwijl hij/zij zijn/hun gezicht bedekt had(den) met (een) bivakmuts(en) en/of (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer] gericht had(den)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen op zijn knieën op de grond te gaan zitten en/of (daarbij) dreigend meerdere malen, in ieder geval éénmaal de woorden heeft/hebben toegevoegd “geld, geld, geld” en/of “we maken je dood, we rijden je zo het water in” en/of dat ze hem, [slachtoffer], dood zouden maken en dat ze hem, [slachtoffer] neer zouden schieten en/of (daarbij) met dat/die vuurwapen(s), in ieder geval dat/die op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) in de zij van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd/geprikt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen op de achterbank van zijn auto te gaan zitten en/of (vervolgens) meerdere malen, in ieder geval eenmaal dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd “geld, geld, geld” en/of “je liegt je hebt geld” en/of (vervolgens) met die auto is/zijn gaan rijden en/of
- (na enige tijd rondrijden) is/zijn gestopt en/of die [slachtoffer] in de kofferbak van zijn auto heeft/hebben opgesloten en/of weer met die auto is/zijn gaan rijden en/of
- meerdere malen, in ieder geval éénmaal met die auto is/zijn gestopt en/of (daarbij) dreigend [slachtoffer] hebben gevraagd om zijn pincode en/of geld en/of
- de handen van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden met tape en/of een kabel en/of (vervolgens) een handschoen in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben gestopt en/of
- die [slachtoffer] achtergelaten in de (af)gesloten kofferbak van zijn auto.
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
4.1 Vaststaande feiten
Op 19 november 2009 omstreeks 06.40 uur krijgt de politie de melding om naar [adres] in [plaats] te gaan alwaar een mannelijk slachtoffer van een gijzeling dan wel ontvoering zich zou bevinden. Ter plaatse worden verbalisanten aangesproken door [slachtoffer]. Uit zijn verklaring aldaar en de latere door hem afgelegde verklaringen blijkt het volgende.
Op woensdagavond 18 november 2009 rijdt [slachtoffer], toen 54 jaar oud, gehuwd en vader van twee kinderen, na een bezoek aan zijn schoonouders, naar de parkeerplaats op [adres] te [plaats]. Nadat [slachtoffer] uit de auto is gestapt ziet hij een auto staan en besluit hij weer in zijn auto te stappen. Op dat moment komen er twee personen bij [slachtoffer] staan die beiden een wapen (of een voorwerp, gelijkend op een vuurwapen) in hun hand hebben. Nadat [slachtoffer] op zijn knieën is gedwongen moet hij zijn portemonnee en mobiele telefoon afgeven. Vervolgens wordt [slachtoffer] gedwongen op de achterbank van de auto plaats te nemen, waarna de daders wegrijden met [slachtoffer] in de auto.
Hierna volgt een langdurige autorit waarbij een aantal keer is gestopt. Uiteindelijk dient [slachtoffer] van de daders uit de auto te stappen, waarna hij gedwongen wordt in de kofferbak van zijn auto te gaan liggen. Vervolgens worden de handen van [slachtoffer] vastgebonden met tape en een kabel en wordt er een handschoen in zijn mond gestopt. Tijdens dit gebeuren wordt [slachtoffer] herhaaldelijk bedreigd en wordt hem steeds verzocht zijn geld en pincode af te geven.
Uiteindelijk laten de daders [slachtoffer] achter in de kofferbak van zijn auto. Enige tijd later lukt het [slachtoffer] om de tape van zijn handen af te krijgen. Hierna duurt het nog enkele uren voordat [slachtoffer] zich uit de kofferbak van zijn auto weet te bevrijden.
Op 19 november 2009 omstreeks 07.10 uur constateren verbalisanten dat de auto van [slachtoffer] met draaiende motor en de achterlichten aan in de greppel staat op [adres] in [plaats].
4.2. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de ten laste gelegde feiten genoemd onder 1 en 2.
4.3. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd omdat hij hierbij niet – op geen enkele wijze – betrokken is geweest.
4.4. Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat [slachtoffer] (verder te noemen: het slachtoffer) in de periode van 18 november 2009 tot en met 19 november 2009 wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en dat hij tevens is beroofd van zijn portemonnee met inhoud, zijn mobiele telefoon en zijn autoradio.
Bij dit feit zijn vier daders betrokken geweest, waarvan drie verdachten hun betrokkenheid hebben bekend.
[Medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte voorstelde om te gaan kijken op de homo-parkeerplaats om daar een homo te gaan pakken.
Zij heeft voorts verklaard dat zij samen met [medeverdachte 2] in de auto moesten blijven zitten en dat [medeverdachte 3] en verdachte het samen wel zouden regelen.
Nadat [medeverdachte 2] desverzocht op de rem trapte, zag zij [medeverdachte 3] en verdachte op de auto van het slachtoffer afrennen en vanaf dat moment hoorde zij de man hard gillen en roepen: “laat me los, niet doen!”.
[Medeverdachte 1] hoorde dat een auto gestart werd en zag dat verdachte voor hen uitreed en dat [medeverdachte 3] op de passagiersstoel zat. [Medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn er achteraan gereden.
Vervolgens is naar een andere parkeerplaats gereden en werd aldaar gestopt. Verdachte stapte in de auto waarin [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zaten en zei: “we hebben hem in de achterbak gezet”.
[Medeverdachte 1] zag vervolgens dat verdachte naar de auto van het slachtoffer is toegelopen, de achterbak opende en hoorde roepen: “je moet je kop houden anders schiet ik je kop eraf!”
Hierna werd met beide auto’s rondgereden waarna verdachte de auto de sloot instuurde, aldus [medeverdachte 1].
Deze verklaring wordt grotendeels ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 3] .
Hij heeft ondermeer verklaard dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die dag zijn vertrokken vanuit Den Helder met als bestemming [plaats] omdat verdachte cocaïne wilde scoren.
Nadat verdachte had gebruikt, liet hij weten homo’s te willen gaan pakken bij het bos in [plaats]. Op de parkeerplaats aangekomen zijn [medeverdachte 3] en verdachte uitgestapt en is laatstgenoemde in de bosjes gaan liggen.
Nadat de auto vlakbij verdachte was gestopt stond hij op en riep”uitstappen, uitstappen!!”.
Verdachte was in het bezit van een vuurwapen en stond met het slachtoffer aan de bestuurderskant. Ook [medeverdachte 3] is er op toegelopen.
Nadat verdachte de man had gezegd achterin te gaan zitten is [medeverdachte 3] naast verdachte gaan zitten en is men weggereden.
Verdachte bedreigde de man, zei dat hij geld wilde en vroeg om zijn pincode.
Omdat de man niet meewerkte sommeerde verdachte [medeverdachte 3] om de man in de kofferbak te stoppen. Uiteindelijk stapte de man daar zelf in, aldus [medeverdachte 3]. Verdachte deed de kofferbak dicht. Vervolgens is men teruggereden naar de parkeerplaats alwaar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] nog waren. [Medeverdachte 3] is bij hen ingestapt. Verdachte is met de man in de kofferbak weggereden.
Na een aantal omzwervingen en een pinpoging (door verdachte en [medeverdachte 1]) heeft verdachte de auto de sloot/berm ingereden, aldus [medeverdachte 3].
Tot slot is door [medeverdachte 2] verklaard over de betrokkenheid van verdachte bij het feit. Verdachte zou hebben gezegd dat hij een auto zou afpakken, de man zouden vastbinden met ty-rips en dat verdachte heeft gezegd dat hij de man zou doodmaken. Zij verklaart op de rem te hebben moeten trappen als er een auto aan zou komen. [Medeverdachte 1] zat naast [medeverdachte 2], verdachte was in het bezit van luchtdrukwapens.
Opeens kwam er een auto aan. [Medeverdachte 2] trapte op de rem en de auto stopte en kwam terug gereden. Toen hoorden ze een hoop gegil en hoorden een man zeggen: “doe normaal ik ben getrouwd.” [Medeverdachte 2] zag de kofferbak opengaan en hoorde de man roepen.
In eerste instantie stappen [medeverdachte 3] en verdachte in de auto van de man en reden weg. [Medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij en [medeverdachte 1] in de auto moesten wachten. Na ongeveer tien minuten kwam zij terugrijden in de auto van de man, verdachte reed, [medeverdachte 3] zat naast hem. De man was toen nog steeds in de kofferbak. [Medeverdachte 3] kwam bij hun in de auto zitten en vertelde dat verdachte een pinpas en een telefoon had. [Medeverdachte 1] moest van verdachte mee om te pinnen. Verdachte reed de auto van de man in de sloot en sprong eruit.
Voornoemde drie verklaringen komen in grote lijnen, dat wil zeggen op de wezenlijke punten, met elkaar overeen en vinden steun in de aangifte van [slachtoffer].
Verdachte ontkent zijn betrokkenheid en spreekt over een gezamenlijk complot jegens hem en wijst er voorts nog op dat hij niet voldoet aan het signalement zoals deze is opgegeven door [slachtoffer] in diens aangifte.
[Slachtoffer] spreekt over een tweetal daders die kleiner zijn dan hij zelf. Hij verklaart zelf 1.80 meter lang te zijn. Verdachte is bijna 1.90 meter lang.
[Slachtoffer] is hierover op 16 november 2010 door de rechter-commissaris gehoord en verklaart de daders niet goed te hebben gezien en ook niet goed te hebben bekeken. Daarbij komt dat het staan zich afwisselde in die zin dat op het moment dat [slachtoffer] op de knieën moest de daders gingen staan en dat [slachtoffer] en daders niet tegelijkertijd hebben gestaan. [Slachtoffer] heeft zich derhalve niet in letterlijke zin kunnen meten met de verdachten.
[Slachtoffer] durft over de dader, die zich onderscheidde van de ander door een grover postuur, dan ook niet te zeggen hoe lang deze bij benadering was. Hij verklaart zelf 1.85 meter lang te zijn. [Slachtoffer] verklaart voorts dat hij zich van enig onderscheid in lengte tussen de personen niets kan herinneren.
Uit een nader ingezonden proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 18 oktober 2010 blijkt dat verdachte en [medeverdachte 3] beide ongeveer 1.88 meter lang zijn.
Uit voornoemd proces-verbaal over lengte- en postuurkenmerken van verdachte en [medeverdachte 3] volgt dat verdachte en [medeverdachte 3] weliswaar (ongeveer) even lang zijn, maar zich onderscheiden in het feit dat verdachte een forser postuur heeft dan [medeverdachte 3].
[Slachtoffer] en medeverdachten hebben gelijkluidend verklaard over de handelingen die verdachte heeft verricht. Immers, aangever dicht bepaalde handelingen toe aan de persoon met het meer forse postuur. Op hun beurt hebben de medeverdachten verklaard dat van alle handelingen die tijdens die nacht zijn uitgevoerd, de door [slachtoffer] aan degene met het forse(re) postuur toegeschreven handelingen zijn uitgevoerd door verdachte.
Vorenstaande leidt tot de slotsom dat de betrokkenheid van verdachte bij het feit niet wordt uitgesloten door het in eerste instantie gegeven signalement van de daders door [slachtoffer].
De rechtbank acht, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de hem ten laste gelegde feiten.
5. DE BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 18 november 2009 tot en met 19 november 2009 in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers is/zijn en heeft/hebben hij verdachte en/of zijn mededaders met dat opzet onder bedreiging van (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en)
- die [slachtoffer] gedwongen op de achterbank van zijn auto te gaan zitten en (vervolgens) met die [slachtoffer] in de auto gereden en
- (vervolgens) die [slachtoffer] gedwongen in de kofferbak van zijn auto te gaan liggen en de handen van die [slachtoffer] vastgebonden met tape en een kabel en (vervolgens) een handschoen in de mond van die [slachtoffer] gestopt en
- (vervolgens) met die [slachtoffer] rondgereden en
- die [slachtoffer] achtergelaten in de (af)gesloten kofferbak van zijn auto;
2.
hij in de periode van 18 november 2009 tot en met 19 november 2009 in de gemeente [plaats] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (met daarin onder andere een bankpas behorende bij rekeningnummer [nummer]) en een mobiele telefoon (merk Nokia, type 3120 classic) en een autoradio (merk Sony), toebehorende aan [slachtoffer], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte en zijn mededaders, terwijl hij/zij zijn/hun gezicht bedekt had(den) met (een) bivakmuts(en) en (een) vuurwapen(s), in ieder geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) op die [slachtoffer] gericht had(den)
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen op zijn knieën op de grond te gaan zitten en (daarbij) dreigend meerdere malen, in ieder geval éénmaal de woorden heeft/hebben toegevoegd “geld, geld, geld” en/of “we maken je dood, we rijden je zo het water in” en dat ze hem, [slachtoffer], dood zouden maken en dat ze hem, [slachtoffer] neer zouden schieten en (daarbij) met dat/die vuurwapen(s), in ieder geval dat/die op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en) in de zij van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd/geprikt en
- (vervolgens) die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen op de achterbank van zijn auto te gaan zitten en (vervolgens) meerdere malen dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd “geld, geld, geld” en/of “je liegt je hebt geld” en (vervolgens) met die auto is/zijn gaan rijden en
- (na enige tijd rondrijden) is/zijn gestopt en die [slachtoffer] in de kofferbak van zijn auto heeft/hebben opgesloten en/of weer met die auto is/zijn gaan rijden en
- meerdere malen, in ieder geval éénmaal met die auto is/zijn gestopt en (daarbij) dreigend [slachtoffer] hebben gevraagd om zijn pincode en geld en
- de handen van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgebonden met tape en een kabel en (vervolgens) een handschoen in de mond van die [slachtoffer] heeft/hebben gestopt en
- die [slachtoffer] achtergelaten in de (af)gesloten kofferbak van zijn auto.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde feit uitsluiten.
7. DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 47 juncto artikel 282 en artikel van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
8. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
9. DE STRAFOPLEGGING
9.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 14 september 2010 (en heeft daarbij gepersisteerd tijdens de terechtzitting van 17 december 2010) gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
9.2. Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich in de avond van 18 op 19 november 2009 schuldig gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing op een afgelegen parkeerplaats in [plaats].
Het gebeuren moet voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring zijn geweest, waarvan het goed voorstelbaar is dat hij daarvan nog dagelijks de gevolgen ondervindt.
Het slachtoffer moet doodsangsten hebben uitgestaan, niet alleen tijdens de afpersing, maar vooral ook toen hij door de daders – met zijn handen vastgebonden en met een handschoen in zijn mond – in de kofferbak van zijn auto werd gegijzeld en vervoerd. Het slachtoffer heeft naar alle waarschijnlijkheid uren in de kofferbak van zijn auto opgesloten gelegen, niet wetende of de daders terug zouden komen en of zijn auto – die in een greppel lag – niet daadwerkelijk het water in was gereden.
De rechtbank acht het bewezen verklaarde buitengewoon ernstig. Uit het dossier volgt dat het om een willekeurig slachtoffer gaat. Het door verdachte en zijn mededaders gepleegde misdrijf, gepleegd op een openbare weg, is niet alleen voor het slachtoffer bijzonder traumatiserend, maar versterkt tevens gevoelens van angst en onveiligheid bij burgers, hetgeen de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid aanmerkt.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich niet bekommerd om het leed dat aan het slachtoffer werd aangedaan, maar hebben slechts een eigen financieel gewin nagestreefd. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op de door verdachte begane feiten niet anders kan worden gereageerd dan door oplegging van een langdurige gevangenisstraf. De rechtbank acht de straf zoals door de officier van justitie is geëist passend en geboden.
10. BESLAG
10.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd ter zake de op de “Lijst van in beslag genomen voorwerpen” vermelde voorwerpen de teruggave aan de rechthebbende van de nummers 1, 2, 13, 17, 18, 19, 20 en 22, de onttrekking aan het verkeer van de nummers 3, 7, 10, 16 en 21 en de verbeurdverklaring van de nummers 4, 5, 6, 8, 9, 11, 12, 14 en 15.
10.2. Het oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, zoals opgenomen op de “Lijst van in beslag genomen voorwerpen” beslist de rechtbank zoals gevorderd door de officier van justitie.
11. VORDERING TENUITVOERLEGGING
11.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 03.700666-07, te weten de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opgelegd door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Maastricht d.d. 22 februari 2008.
11.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw wenst afwijzing in verband met de verzochte vrijspraak in de strafzaak jegens verdachte.
11.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich vóór het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig de tenuitvoerlegging te gelasten van de in de zaak met parketnummer 03.700666-07 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Maastricht bij vonnis d.d. 22 februari 2008 voorwaardelijk opgelegde zes maanden gevangenisstraf.
12. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
13. BESLISSING
Ten aanzien van de tenlastelegging
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank verklaart verbeurd hetgeen op de beslaglijst staat vermeld onder 4, 5, 6, 8, 9, 11, 12, 14 en 15.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer hetgeen op de beslaglijst vermeld staat onder 3, 7, 10, 16 en 21.
De rechtbank gelast de teruggave aan de rechthebbende van hetgeen staat vermeld op de beslaglijst onder de nummers 1, 2, 13, 17, 18, 19, 20 en 22.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank wijst de vordering toe.
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 03.700666-07 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Maastricht bij vonnis d.d. 22 februari 2008 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Aldus gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. A.C. Schroten en mr. F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2010.
Mr. Schroten, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.