RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr. : 516775 HA VERZ 10-245
datum : 20 oktober 2010
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst
de vennootschap naar Spaans recht [WERKGEVER],
gevestigd te Girona, Spanje,
verzoekende partij, verder te noemen: ‘[C]’,
gemachtigde mr. J.T. Willemsen, advocaat te Amsterdam,
verweerder,
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, verder te noemen: ‘Verweerder’,
gemachtigde mr. O.C.A. Millaard, advocaat te Zwolle.
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 11 augustus 2010 met aangehechte producties,
- het verweerschrift d.d. 23 september 2010 met bijgevoegde producties,
- de bij brief van 1 oktober 2010 nader door Verweerder overgelegde producties en
- de bij brief van 4 oktober 2010 nader door [C] overgelegde producties.
De mondelinge behandeling is gehouden op 6 oktober 2010, tijdens welke behandeling Verweerder een voorwaardelijk tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst heeft gedaan.
Bij die mondelinge behandeling zijn verschenen:
- namens [C] […], general manager, en […], business manager director, en […], HR manager, allen bijgestaan door mw. R. van Riel, beëdigd tolk Spaans, en vergezeld door mr. Willemsen voormeld en mr. N. van Gelder, eveneens advocaat te Amsterdam, en
- Verweerder, vergezeld door mr. Millaard voormeld.
[C] heeft verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met Verweerder wegens gewichtige redenen onder toekenning van een vergoeding naar billijkheid van € 3.750,00 bruto bij een ontbinding per 1 november 2010.
Verweerder heeft zich verzet tegen een ontbinding doch van zijn kant een ontbinding verzocht voor het geval dat [C] haar verzoek daartoe zou intrekken. Hij heeft voorts de toekenning bepleit van een vergoeding naar billijkheid ter grootte van een bedrag van minimaal € 550.000,00, een en ander te vermeerderen met de kosten van rechtsbijstand ad € 7.500,00 en te vermeerderen met een additionele vergoeding indien [C] niet onvoorwaardelijk afstand doet van haar rechten uit het tussen partijen geldende non-concurrentiebeding.
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) gemotiveerd betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast:
a. [C] is een internationaal opererend Spaans concern dat zich richt op het produceren en verkopen van industriële druk- en printmachines/persen voor de voedselverpakkingenindustrie. De vennootschap naar Spaans recht Neopack S.L. maakt onderdeel uit van het [C]-concern.
b. Verweerder, geboren in 1963, heeft [C] in september 2009 benaderd met de vraag of [C] (financieel) wilde participeren in de ontwikkeling van een ‘(xxxx) machine’ door Verweerder en twee technici van de vorige werkgever van Verweerder - een onderneming gericht op de productie van drukpersen voor de grafische en verpakkings-industrie - die per 6 juli 2009 was gefailleerd. Verweerder was bij die onderneming ‘vice president marketing & sales’. Verweerder is werktuigbouwkundig ingenieur.
c. [C] en Verweerder zijn vervolgens in gesprek geraakt over een indiensttreding van Verweerder en die twee technici, zulks ten behoeve van de ontwikkeling van een ‘(xxxx) machine’ van het type waarvoor Verweerder [C] had benaderd.
d. In verband met de besprekingen tussen [C] en Verweerder is door hen op 25 november 2009 een ‘letter of intent’ ondertekend, waarin - voor zover relevant - is vermeld:
‘(...) it is our company interest to offer you a job as ‘Product Manager’. (...)
Among other projects, you job position will be specially related to the following ones:
- A project developed by (...) Neopack (...) and which consists in designing, manufacturing and potential commercialization of an (xxxx) press (...) and
- Promotion and commercialization of flexografic printing presses applying Electron Beam Technology manufactured by [C] (...)
1. Hiring Conditions
(...)
a) Initial Period (From december 1st 2009 to real moving date)
Should the present offer be of your interest and agreement, you would be hired until June 30th 2010 (...)
b) Later Period (From real moving date)
Before July 1st 2010, the parties will evaluate the results of the cooperation and, according to such results, the parties will agree your move to Spain (...). (...) In order to help you to move, you would be entitled to carry out really the move to Spain (...) until July 1st 2011. (...) In the event that an agreement concerning your move to Spain and hiring by Spanish company could not be reached before July 1st 2010, employment contract (...) would be terminated. (...)
2. Job Position Description
(...)
2.5. COMPENSATION:
You, as renumeration for the agreed services, will receive the following amounts, proportionally to the time of service:
2.5.1 Salary retribution during the Initial Period (From December 1st 2009 to real moving date): (...)
2.5.2 Salary retribution during Later Period (From real moving date)
a) Salary retribution from real moving date to December 31st 2011: (...)
b) Salary retribution from January 1st 2012 to December 31st 2014: (...)
(...)’
e. Verweerder is in januari 2010 aangevangen met het verrichten van arbeid voor [C]. Eind januari 2010 heeft Verweerder aan [C] documenten gegeven betreffende de technische informatie over de hiervoor in sub b. bedoelde (xxxx)-machine, alsmede een overzicht van klanten van zijn voormalige, gefailleerde werkgever.
f. De hiervoor in sub c. bedoelde technici zijn bij [C] in dienst getreden per 1 februari 2010 respectievelijk 1 maart 2010.
g. Op 25 februari 2010 hebben [C] en Verweerder een arbeidsovereenkomst ondertekend, in welke overeenkomst onder meer is vermeld dat Verweerder met ingang van 1 maart 2010 in dienst treedt (artikel 1.1), dat hij gedurende een periode van 9 maanden na beëindiging van de overeenkomst gebonden is aan een non-concurrentiebeding (artikel 13) en dat op de arbeidsovereenkomst Nederlands recht van toepassing is (artikel 16.1). Verder is - voor zover van belang - bepaald:
1.2 The mission of the Employee will be (i) being the link between the market and the commercial en technical departments (...) and (ii) suggest the developments to be applied to the machines in order to adjust them to the market needs. (...).
(...)
1.4 The Employment Contract had been entered into for a definite period of 17 months, and therefore, terminates by operation of law on June 30th 2011, without prior notice of termination being required.
1.5 The Employment Contract has been entered into under the condition subsequent (“ontbindende voorwaarde”) that the Employee shall for the entire duration of this Employment Contract reside in the Netherlands.
1.6 Parties will start discussing the Employment contract for the so called ‘Later Period’. Objective is to achieve an agreement on the contract for the ‘Later Period’ of the corporation under Spanish law and residence on or before June 30th 2010. In a possible new contract; the Employee is expected to move with his family to Spain, before June 30th 2011, (...). This employment contract will expire upon the actual moving date, even if this is before the expiration date.
(...)
1.8 The Employment Contract may be prematurely terminated by the Employer in writing and as of the end of the calender month, with due observance of the statutory notice period. The Statutory notice period to be observed by the Employer is six (6) months.
(...)
16.8 The foregoing contains the full representation of the agreements made between the Parties in relation to this Employment Contract. The content of the signed Letter of Intent dated 25th of November 2009 (...) remains valid and in force, however; in case of conflicting, contra dictionary or additional content; the wording in this contract shall prevail.
h. In de arbeidsovereenkomst is in artikel 4 bepaald dat Verweerder aanspraak heeft op een salaris van € 90.000,00 bruto per jaar en in artikel 5 dat hij recht heeft op een vaste bonus van € 13.500,00 bruto per jaar, een variabele bonus van maximaal 18% van zijn brutojaarsalaris, een en ander afhankelijk van het behalen van gestelde doelen, een ‘set-up’-bonus van € 21.000,00 bruto en een ‘sign-on’-bonus van € 28.358,00 bruto. In artikel 12.5 is bepaald dat in het salaris al een vergoeding is begrepen voor eventuele ‘intellectual property rigths’ en dat Verweerder ‘shall not be entitled to any supplemental compensation’.
i. In afwachting van de voltooiing van de ontwikkeling van de ‘(xxxx) machine’ (door partijen ook wel ‘(xxxx)’-machine genoemd) als bedoeld in sub b. en d., welke voltooiing is voorzien per 2012, diende Verweerder zich in te zetten voor de verdere ontwikkeling en de verdere introductie aan (potentiële) klanten van een drukmachine, zijnde de zogenaamde ‘flexografic printing press applying Electron Beam Technology’ (hierna: ‘EB Flexo machine’).
j. De EB Flexo machine is het product van een project van [C] en de leverancier van de gepatenteerde ‘Wetflex’-inkt, [S] Chemical (hierna: [S]), en de producent van de elektronen applicatie, Energy Sciences Inc (hierna: ESI).
k. [C] heeft in 2009 een EB Flexo Machine verkocht aan de firma [P] te Litouwen. Verweerder is vanaf januari 2010 betrokken bij de oplossing van de door die firma ondervonden problemen met de toegepaste inkt, bestaande uit het ongewenst in elkaar vloeien van inktkleuren (gebrek aan kleurconsistentie) en het onvoldoende wrijf- en krasbestendig zijn van de inkt onder vochtige condities.
l. Verweerder heeft zich vanaf januari 2010 binnen [C] steeds kritisch uitgelaten over de technische (on)volkomenheid van de EB Flexo machine, althans van de daarbij te gebruiken inkt, en de zijns inziens daardoor bestaande commerciële risico’s. Verweerder heeft voorts de rentabiliteit en de extra operationele kosten van deze machine intern aan de orde gesteld.
m. In januari 2010 heeft [C] tot het houden van een zogenaamde ‘Open House’ besloten, waarvan de datum in februari 2010 is bepaald op 1 tot en met 3 juni 2010. Tijdens dit ‘Open House’ zouden, ter lancering van die machine, de technische en commerciële mogelijkheden van de EB Flexo machine door [C] en haar partners [S] en ESI worden getoond aan (potentiële) klanten (producenten van voedselverpakkingen) en hun afnemers, zijnde ‘brand-owners’ (voedselproducenten/merkhouders).
n. Bij e-mailbericht van 22 januari 2010 heeft [S] aan Verweerder meegedeeld - geparafraseerd - dat hij, Verweerder, zich niet met de prijsstelling van de inkt diende te bemoeien. Bij e-mailbericht van 7 mei 2010 heeft [S] daarnaast aan Verweerder meegedeeld, zulks in reactie op zijn kritiek: ‘you will have to leave the ink side to us please.’
o. Bij e-mailbericht van 14 mei 2010 heeft business manager director voormeld aan Verweerder gevraagd om zoveel mogelijk klanten uit te nodigen voor het ‘Open House’ die in het verleden bij zijn voormalige werkgever een machine met EB- of UV-technologie hadden gekocht onder toevoeging: ‘We have to sell them the F4 EB. Contact them and let me know. Next week is the key week. (...) Yes we can!!!’ Bij e-mailbericht van 20 mei 2010 heeft business manager director om ‘feed-back’ gevraagd, onder toevoeging: ‘How are the answers of these customers, are they coming?’
Bij e-mailbericht van diezelfde dag heeft Verweerder geantwoord: ‘I have not invited offset customers. Notice is too short, and present quality will undo our opportunity with high end customers. My person and name can only ask and invite once, to convince offset users on EB Flexo. They expect excellence and we must be perfect. I 100% believe we can do that in EB Flexo, no question, but not at present with this ink. This is the reality. (...) Today [S] screwes up, and I cannot fix that. Don’t kill the messenger, but let’s put trust in eachothers expertise. The ink is not industrial and if I remain the only one who believes that this means we are in a development project, in stead of a commercial roll out, I can be held responsible, but the objective and success (...) is not reached. (...)’
p. Bij e-mailbericht van 15 mei 2010 heeft Verweerder aan ‘general manager’ voormeld - samengevat - meegedeeld zeer onder de indruk te zijn van de mogelijkheden van een alternatieve inkt, geproduceerd door de firma Antilhas, en ‘If we only could run this system at the open house....., our concerns for a disaster can stop instantaneous.’
Bij e-mailbericht van 17 mei 2010 heeft general manager daarop geantwoord:
‘It’s some time that we know that the technology of the Antilhas ink is great. There is only a ‘little’ problem with the [S] patent. We decided to sign an agreement and work with Antilhas this problem can be resolved. Nowadays it’s not the case and we must be prudent. That could be great commercial success but we have to begin to promote in the correct moment of time, not yet.
I don’t have any concern about the success of the Open House in terms of technology. Nevertheless it seems that the customer flow is not assured. This week is our last opportunity to make come people to the OH to assure the commercial success.
Do an openhouse was one of your first recommendations to demonstrate that the wet flex process was industrial process. We are working a lot and we are dedicating a lot of resources to the openhouse. Please do the same to assure the maximum flow of clients.
q. Bij e-mailbericht van 19 mei 2010 heeft Verweerder de contactgegevens van de leverancier van de alternatieve inkt, de firma Antilhas, aan de firma [P] te Litouwen doorgegeven en geadviseerd met die onderneming contact op te nemen. De firma [P]as heeft vervolgens van [C] geëist dat zij bij haar machine zou gaan testen met de door de firma Antilhas vervaardigde inkt.
r. Op 19 mei 2010 heeft Verweerder de ‘Chief Executive Officer’ van het [C]-concern benaderd en kenbaar gemaakt dat zijns inziens de ‘Open House’ moest worden geannuleerd. Na consultatie binnen [C] heeft Chief Executive Officer Verweerders’ verzoek geweigerd.
s. Bij e-mailbericht van 19 mei 2010 heeft Verweerder aan de ‘marketing manager’ van [S], onder meer bericht: ‘(...) The Wetflex remains a sensitive issue, as we cannot reach a consistent situation. (...) Till today my opinion is that the inks supplied are not consistent in its characteristic, probably not stable, unless we find print-conditions hereto, and at present not water resistant to such a clear extend that food safety is not given at all. (...) I hope you understand I am deeply concerned about the consequences. I have quite a good feel and understanding what and where the problem is, but unfortunately, despite my repeated attempts, the discussions on an technical level strand in unwillingness. I informed [the Technical Director of [C]] this breach in technical confidence on our side. I have advised [C] management to stop the Open House, until we have reached the point where we want to be. We ‘ll see what comes out of it, and if the OH continues, we hope for the best, and pray for a safe escape. You don’t happen to know a good priest, do you? (...)’ [S] heeft daarop onmiddellijk contact gezocht met de ‘Marketing Director’ van [C] over de inhoud van dit e-mailbericht, stellende dat dat bericht onduidelijkheid en veel onrust binnen haar organisatie heeft veroorzaakt.
t. Op 20 mei 2010 heeft Verweerder aan de firma [P] te Litouwen meegedeeld dat de bij [C] voor een andere (potentiële) klant uitgevoerde testen met de EB Flexo machine zijn mislukt, with the customer close to walking away’. Verweerder is bij die testen niet aanwezig geweest. Verschillende functionarissen van [S], waaronder haar ‘Chief Marketing Officer’ hebben zich vervolgens bij [C] beklaagd over deze huns inziens onjuiste en ongepaste externe berichtgeving van Verweerder.
u. Op 25 mei 2010 heeft Verweerder tegen de nieuw aangetrokken handelsagent voor Japan uitgesproken dat er zich zijns inziens grote problemen voordoen met de EB Flexo machine en dat de voor de (potentiële) klant uit Japan uit te voeren testen op een mislukking zullen uitlopen.
Business manager director heeft Verweerder aangesproken op zijn berichtgeving aan en over [S] en daarna op 26, 27 en 28 mei 2010 met hem over zijn houding ten opzichte van de EB Flexo machine gesproken. Verweerder heeft in die gesprekken in zijn kritische houding volhard. Op het eind van de dag van 28 mei 2010 heeft business manager director Verweerder verboden zich verder bezig te houden met de ‘Open House’ en hem geboden zich tijdens de ‘Open House’ niet op het bedrijf te vertonen.
w. Na terugkeer van zijn verlof per 8 juni 2010 is Verweerder door [C] meegedeeld dat hij haar vertrouwen heeft verloren en dat zij een beëindiging van het dienstverband nastreeft. Partijen hebben vervolgens vergeefs onderhandeld over een minnelijke beëindiging van het dienstverband.
[C] heeft - samengevat - het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd.
Zij heeft moeten constateren dat Verweerder ondanks herhaalde gesprekken met technici en leidinggevenden en hun aanwijzingen is blijven geloven dat de EB Flexo machine niet deugt en is doorgegaan met extern communiceren van zijn negatieve oordeel over dat product. Verweerder heeft daardoor een volstrekt gebrek aan gevoel voor verhoudingen aan de dag gelegd door in te gaan tegen alles en iedereen bij een bedrijf waar hij nog maar net was begonnen. [C] neemt daarbij zwaar op dat Verweerder, die zich voor laat staan op zijn eerlijkheid, achter de rug van collega’s en leidinggevenden om is gegaan om zijn zin door te drijven. De vertrouwensbreuk die is ontstaan door de houding en het gedrag van Verweerder, het feit dat hij telkens is aangesproken op zijn geïsoleerde houding en zijn weigering deze te veranderen, rechtvaardigt een ontbinding van de arbeidsovereenkomst die geldt tot 1 juli 2011. Onjuist is het verwijt dat [C] een door Verweerder ‘uitgevonden’ (xxxx)machine is gaan ontwikkelen, nu zij daar al vanaf (xxxx) mee bezig is (xxxx). Hoewel Verweerder slechts enkele maanden voor [C] werkzaam is geweest en hij sinds 8 juni 2010 van zijn werkzaamheden is vrijgesteld, is [C] bereid om een vergoeding aan Verweerder te betalen. Die vergoeding dient te worden bepaald op € 11.250,00 bruto bij een ontbinding per 1 oktober 2010 en op € 3.750,00 bruto bij een ontbinding per 1 november 2010.
Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek
Verweerder heeft - samengevat - het volgende aan zijn verweer en aan zijn voorwaardelijk tegenverzoek ten grondslag gelegd.
Hij is door [C] misbruikt omdat hij zijn deel van de ‘package deal’ heeft geleverd door zijn uitvinding met alle technische gegevens aan [C] te overhandigen. Ten onrechte doet [C] nu een verzoek tot ontbinding terwijl zij haar deel van de ‘deal’ moet nakomen, te weten een inzet van Verweerder tot eind 2014, onder meer op het ‘(xxxx)’-project, en de ‘deal’ niet deelbaar is. Daarbij komt dat er geen reële ontbindingsgronden zijn. Anders dan [C] voorwendt, heeft Verweerder zich ingespannen om de ontwikkeling van de Electron Beam apparatuur te bevorderen, terwijl [C] voor hem essentiële informatie heeft achtergehouden over de problemen met de inkt van hun partner/leverancier en de oplossing daarvoor via een andere leverancier. Verweerder is altijd open geweest waarom hij problemen zag en hoe hij pogingen deed om te komen tot verbetering. Er is dan ook te minder reden om tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst te komen. Indien er niet aan een ontbinding valt te ontkomen, is er alleszins een rechtvaardiging voor andersoortige vergoeding dan gebruikelijk is op basis van de kantonrechtersformule. Er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot eind december 2014 en dan dient het salaris tot het einde van het dienstverband te worden bepaald. Dat salaris inclusief vaste bonussen tot einde 2014 bedraagt € 550.000,00 bruto, te vermeerderen met een variabele bonus van in totaal € 200.000,00 bruto. Een dergelijke vergoeding is redelijk omdat [C] zelf heeft berekend dat zij jaarlijks tot € 15 miljoen kan verdienen met Verweerders’ uitvinding. Daarnaast dient in de vergoeding tot uiting te komen dat [C] Verweerder heeft gebonden aan een non-concurrentiebeding en daarnaast wenst vast te houden, zodat Verweerder niet werkzaam kan en mag zijn in een soortgelijke organisatie. Daarmee is Verweerder’ ervaring van 16 jaren ineens vernietigd. Tot slot dient [C] de door Verweerder gemaakte kosten van rechtsbijstand te vergoeden, te begroten op een som van € 7.500,00.
1.
Deze zaak heeft internationaal-rechtelijke aspecten. De kantonrechter zal daarom eerst onderzoeken, of hij bevoegd is van de zaak kennis te nemen, en zo ja, wel recht toepasselijk is.
1.1
De kantonrechter is op grond van artikel 20 lid 1 van Verordening nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (‘EEX-Verordening Brussel I’) bevoegd kennis te nemen van zowel het verzoek van [C] als het voorwaardelijk tegenverzoek van Verweerder, aangezien onomstreden is dat Verweerder in Zwolle woonachtig is.
1.2
Op zowel het verzoek van [C] als het voorwaardelijk tegenverzoek van Verweerder is Nederlands recht van toepassing, aangezien tussen partijen onomstreden is dat in artikel 16 van de per 25 februari 2010 ondertekende arbeidsovereenkomst een dergelijke rechtskeuze is neergelegd, als bedoeld in artikel 3 van Verordening 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (‘Rome I’).
2.
De kantonrechter heeft zich op basis van de door partijen gegeven informatie ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met enig verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
3.
Bij de behandeling van het verzoek is naar het oordeel van de kantonrechter toereikend komen
vast te staan dat de verstandhouding tussen partijen zodanig ernstig en duurzaam verstoord is geraakt dat een zinvolle en vruchtbare voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer tot de reële mogelijkheden behoort.
4.
Hierbij is in het bijzonder acht geslagen op de omstandigheid dat Verweerder als ‘product manager’ binnen de organisatie van [C] in hoge mate een zelfstandige, verantwoordelijke en extern-gerichte functie heeft, in welke functionaris [C] vertrouwen moet kunnen stellen en dat [C] met nadruk heeft verklaard dat zij het vertrouwen in een zinvolle voortzetting en dito samenwerking heeft verloren. Aldus valt niet in te zien hoe zij in de toekomst nog vruchtbaar met elkaar zouden kunnen samenwerken, zoals Verweerder ter zitting in feite heeft onderschreven, in het bijzonder als het gaat om de tussen partijen tegenovergestelde visies op het ‘EB Flexo’-project, waaraan Verweerder geacht werd zijn tijd en aandacht te besteden. Een en ander wordt aangemerkt als een zodanige wijziging van de omstandigheden dat deze een gewichtige reden vormt voor ontbinding. Dit leidt ertoe dat de kantonrechter het voornemen heeft om de arbeidsovereenkomst per 10 november 2010 te ontbinden.
5.
Ter beoordeling van de vraag of er reden is om aan Verweerder ten laste van [C] een vergoeding toe te kennen - aan de hand van de kantonrechtersformule dan wel te berekenen op een andere wijze - dient beoordeeld te worden of van het ontstaan van de situatie die tot ontbinding noopt een van de partijen een verwijt moet worden gemaakt of die situatie geacht moet worden voor haar risico te komen. Daarbij wordt acht geslagen op alle feiten en omstandigheden van deze zaak.
5.1
Uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten en uit wat verder ter zitting is aangevoerd, is gebleken dat partijen een diepgaand en onoverbrugbaar verschil van inzicht hebben over de technische en commerciële mogelijkheden en beperkingen van de EB Flexo machine.
5.2
Vaststaat echter dat [C] al voor de indiensttreding van Verweerder tot een (verdere) introductie van die machine op de markt voor drukpersen had besloten en dat [C] bij dat besluit - en in dat kader bij haar beslissing om begin juni 2010 voor haar (potentiële) afnemers en hun opdrachtgevers een ‘Open House’ te houden - is gebleven ondanks de herhaalde (en ook wel onderbouwde) kritische geluiden van Verweerder daarover.
5.3
In dat kader kan onder meer worden vastgesteld dat Verweerders’ direct leidinggevende hem bij e-mailbericht van 14 mei 2010 heeft gevraagd om zoveel mogelijk afnemers van zijn vorige werkgever uit te nodigen, dat zijn ‘general manager’ op 17 mei 2010 het gebruik van een alternatieve inkt voor de EB Flexo machine met een argument van het dan schenden van een patent van haar partner [S] van de hand heeft gewezen en dat de ‘CEO’ van de [C]-groep - na consultatie binnen [C] - op 19 mei 2010 Verweerder’ oproep tot het annuleren van de ‘Open House’ van de hand heeft gewezen.
5.4
Het was dan ook aan Verweerder als ‘product manager’ om zich na zijn vergeefse (interne) kritiek en vergeefse pogingen om [C] van zijn gelijk te overtuigen, neer te leggen bij de (een en andermaal bevestigde) beslissing van zijn bovengeschikten om de verdere introductie van de EB Flexo machine door te zetten en in het bijzonder om de voor de periode van 1 tot en met 3 juni 2010 geplande ‘Open House’ doorgang te laten vinden. Indien hij zich niet daarbij kon neerleggen, diende hij zijn functie ter beschikking te stellen, althans diende hij zijn betrokkenheid bij die introductie te beëindigen en daarvan overigens de mogelijke (arbeidsrechtelijke) gevolgen te dragen. Van Verweerder mocht tevens worden verwacht dat hij buiten de directe kring van leidinggevenden en andere verantwoordelijke personen voor het EB Flexo project van [C] de een en andermaal bevestigde beslissing van [C] om door te gaan met de introductie van de EB Flexo machine en met het houden van de ‘Open House’ niet zou bekritiseren of in enigerlei vorm zou tegenwerken. Indien dat wel het geval zou zijn, zou dat immers al snel kunnen leiden tot onrust binnen de organisaties van [C] en de andere bij dat project belanghebbenden als [S] en ESI en afbreuk kunnen doen aan een introductie van die machine zoals [C] en haar partners dat voor ogen stond.
5.5
Vast moet worden gesteld dat Verweerder aan die van hem te vergen verwachting niet heeft voldaan.
a. Hij heeft immers ondanks uitdrukkelijke aanwijzing geweigerd om afnemers van zijn vorige werkgever uit te nodigen voor de ‘Open House’, zoals blijkt uit zijn aan business manager director gerichte antwoord d.d. 20 mei 2010.
b. Hij heeft voorts in een e-mailbericht van 19 mei 2010 aan [C]’s partner [S] gesuggereerd dat er een breuk in [C]’s vertrouwen in de technische aspecten van het EB Flexo project was ontstaan en dat binnen [C] werd overwogen om de ‘Open House’ te annuleren, daarbij nog daarlatende dat zowel het een als het ander niet juist is gebleken.
c. Verweerder heeft vervolgens op 19 mei 2010 aan [C]’s klant [P] de gegevens doorgespeeld van de inktleverancier Antilhas terwijl hem nog op 17 mei 2010 te verstaan was gegeven dat [C] met die leverancier (vooralsnog) geen zaken kon doen wegens het dan schenden van een patent van [S].
d. Verweerder heeft voorts op 20 mei 2010 aan [P] informatie doorgespeeld over door [C] voor een andere (potentiële) klant uitgevoerde testen met een EB Flexo machine, daarbij nog daarlatende de (on)juistheid van die doorgespeelde informatie.
e. Verweerder heeft zich op 25 mei 2010 tegenover [C]’s handelsagent uit Japan negatief over de machine uitgelaten.
5.6
Naar het oordeel van de kantonrechter is Verweerder - minstgenomen - zich onvoldoende bewust geweest van zijn ondergeschikte positie binnen [C] en zijn rol als ‘product manager’ zoals hij die op de - niet onredelijke - aanwijzingen van [C] moest vervullen en niet zoals hij die mogelijk zelf zag. Voorts is Verweerder zich - in ieder geval - onvoldoende bewust geweest van de gevolgen van zijn optreden, zijn uitlatingen over en zijn kritiek op de introductie van de EB Flexo machine en het al dan niet (blijven) toepassen van de Wetflex-inkt van [S].
5.7
Hoezeer Verweerder ook overtuigd is van de juistheid van zijn standpunt dienaangaande - en hij daarvoor wellicht ook (enige) grond had; wat de kantonrechter niet kan beoordelen - hij had zijn leidinggevenden daarvan moeten overtuigen. Daarin is hij kennelijk niet geslaagd. Hij had vervolgens zijn kritiek en zijn zorgen voor zich te houden en die niet naar buiten te brengen. Met wat hiervoor in sub b. en e. van overweging 5.5 is overwogen, staat vast dat Verweerder dat niet heeft gedaan.
5.8
Bedenkelijk moet worden geacht de handelwijze van Verweerder omtrent het doorspelen van de contactgegevens van een alternatieve inktleverancier en de (vermeende) resultaten van testen ten behoeve van een andere (potentiële) klant van [C] aan de firma [P], als weergegeven in sub c. en d. van overweging 5.5. Onomstreden is dat deze firma aanmerkelijke problemen ondervond in de productie met behulp van de door [C] geleverde EB Flexo machine. Vaststaat echter dat de oorzaak van die problemen werd gezien in de kwaliteit van de inkt van [C]’s projectpartner [S] en uit de stukken blijkt afdoende dat aan dat kwaliteitsprobleem omstandig aandacht werd geschonken, niet alleen door [C] maar ook door [S]. In dat kader moet worden vastgesteld dat Verweerder expliciet door [C]’s ‘general manager’ […] is voorgehouden dat een belevering van de firma [P] met inkt van een andere leverancier geen optie was, waarbij Verweerder eerder uitdrukkelijk te verstaan was gegeven om de kwestie met de inkt aan [S] te laten. Verweerder heeft echter toch de firma [P] gewezen op het bestaan van een alternatieve inkt en die firma voorts nagenoeg tegelijkertijd voorgespiegeld dat verdere testen bij [C] met de EB Flexo machine voor een andere (potentiële) klant zijn mislukt ‘with the customer close to walking away’. Gelet op Verweerder’ functie, ervaring en achtergrond, is het nauwelijks voorstelbaar dat hij daarvan niet de mogelijke consequentie voorzag dat daardoor de firma [P]as zou worden opgezet tegen [S] en/of [C] en [S] tegen [C]. Er moet dan ook worden aangenomen dat zulks geen vergissing is geweest en dat Verweerder, gelet op de bewoordingen van zijn e-mailbericht d.d. 19 mei 2010 als bedoeld in sub s. van de vaststaande feiten, ook daarmee heeft gepoogd om de uitvoering van de ‘Open House’ tegen te houden.
5.9
Verweerder heeft niet weersproken dat hij vervolgens op drie achtereenvolgende dagen - 26, 27 en 28 mei 2010 - meerdere malen met zijn direct leidinggevende – […] - over zijn houding en optreden aangaande het EB Flexo project en - naar de kantonrechter begrijpt - ook over de hiervoor omschreven incidenten heeft gesproken en dat Verweerder toen telkens heeft volhard in zijn bedenkingen tegen de (verdere) introductie van de EB Flexo machine aan (potentiële) klanten.
5.1
In het licht van al het voorgaande en gelet op het tussen partijen onomstreden feit dat Verweerder in zijn functie van ‘product manager’ een belangrijke en verantwoordelijke rol had in die introductie, is het aanvaardbaar dat [C], zoals zij uiteen heeft gezet, na voormelde acties van Verweerder het vertrouwen in hem heeft verloren.
6.
Aan het voorgaande doet niets af dat Verweerder op andere wijze inspanningen heeft geleverd om de door [C] geplande ‘Open House’ een succes te doen zijn, zoals het maken van een presentatie met bijbehorende speech ten behoeve van de ‘Open House’, het regelen van een voorbeeld-drukbeeld/design van een ‘brand-owner’ met bijbehorende ‘druksleeves’, het regelen van een bijdrage in de kosten van de ‘Open House’ van partner ESI en het regelen van een ‘successtory’-speech door klant [P], zulks ondanks de door die onderneming ondervonden problemen met de EB Flexo machine.
7.
Anders dan Verweerder betoogt, is in onvoldoende mate aannemelijk geworden dat het ontbindingsverzoek in enig verband moet worden gebracht met de door hem gestelde rol en bijdrage in (de ontwikkeling van) de (xxxx)-machine. Dit verzoek is alleen gestoeld op zijn houding en optreden aangaande het EB Flexo project en zoals hiervoor overwogen kan die houding en dat optreden van Verweerder dienaangaande de toewijzing van dat verzoek dragen. Daarbij komt dat in de in sub d. van de vaststaande feiten bedoelde ‘letter of intent’ van 25 november 2009 is weergegeven dat Verweerder betrokken zal worden bij Neopack’s project bestaande uit het ontwerp, de ontwikkeling/vervaardiging en het op de markt brengen van een ‘(xxxx) machine’ ofwel de (xxxx)-machine, terwijl uit dat - ook door Verweerder ondertekende - document niet kan blijken dat die machine - in de kern - op het/de door Verweerder in september 2009 aan [C] voorgelegde idee/ontwerp van zo’n machine zal worden gebaseerd of dat [C] daarvoor een vergoeding aan Verweerder zal zijn verschuldigd. In de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst d.d. 25 februari 2010 is daarenboven te lezen dat Verweerder voor zijn (eventuele) bijdrage in de ontwikkeling van nieuwe machines/technologieën bij en door [C]/Neopack naast zijn salaris geen afzonderlijke of bijkomende vergoeding toe zal komen. Ook in zoverre dient het door Verweerder gestelde belang bij [C] om tot een voortijdige beëindiging van de arbeidsrelatie te komen, te worden gerelativeerd.
8.
Evenmin is aannemelijk geworden dat [C] een voortijdige breuk heeft geforceerd omdat zij gebonden zou zijn aan een arbeidsovereenkomst voor de duur tot 31 december 2014, zoals Verweerder ingang wil doen vinden, onder verwijzing naar de ‘letter of intent’ van 25 november 2009. De nadien gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur kent immers de einddatum van 30 juni 2011, waarbij in artikel 1.6 van die overeenkomst expliciet is bepaald dat partijen nog dienen te onderhandelen/spreken (‘discussing’) over een arbeids-overeenkomst betreffende de zogenaamde ‘Later Period’ ofwel de periode vanaf 30 juni 2011 dan wel vanaf het moment van Verweerder’ verhuizing naar Spanje voor zover dat eerder plaats zou vinden tot en met 31 december 2014. In dat artikellid is voorts expliciet verwoord dat het de bedoeling is dat partijen op of voor 30 juni 2010 overeenstemming bereiken over een nieuw arbeidscontract (‘Objective is to achieve an agreement on the contract for the ‘Later Period’ (...) on or before June 30th 2010.’) waarna de tekst vervolgt met ‘in een mogelijk nieuw contract’. Al deze bewoordingen wijzen er op dat partijen nog vrij waren in het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor die latere periode. Dit sluit aan bij de tekst van de ‘letter of intent’ als weergegeven in sub d. van de vaststaande feiten. In sub b. van artikel 1 ‘Hiring Conditions’ is immers opgenomen dat partijen voor 1 juli 2010 hun samenwerking zullen evalueren en dat in het geval dat partijen geen overeenstemming weten te bereiken over Verweerder’ verhuizing naar Spanje en de voortzetting van het dienstverband na ommekomst van de eerste bepaalde periode de overeenkomst voor de eerste periode zal worden beëindigd ofwel niet zal worden voortgezet (‘employment contract (...) would be terminated’). Tot slot moet worden vastgesteld dat uit de arbeidsovereenkomst van 25 februari 2010 ook op andere wijze volgt dat geenszins zeker was dat Verweerder in ieder geval tot 31 december 2014 bij [C] of een daaraan gelieerde onderneming in dienst zou zijn nu in artikel 1.8 van die overeenkomst is voorzien in een voortijdige opzegging van de arbeidsovereenkomst. Aan al het voorgaande doet niet af dat partijen al in de ‘letter of intent’ vergaande afspraken hebben gemaakt over Verweerder’ beloning over de periode na het eindigen van een eerste arbeidsovereenkomst tot en met 31 december 2014.
9.
Anders dan Verweerder aanvoert, schuilt in zijn feitelijke op non-actiefstelling per 28 mei 2010, althans die per 8 juni 2010, onvoldoende grond om [C] daarvan een verwijt te maken. Het benodigde zakelijke vertrouwen in hem was immers bij (de leidinggevenden en zakelijke partner [S] van) [C] verdwenen, met wie Verweerder echter nauw diende samen te werken. [C] is daarop tot de conclusie gekomen dat de arbeidsrelatie had te eindigen. Zowel het een als het ander moet, zoals overwogen, worden gebillijkt. Gelet op het evidente belang bij [C] op het voorkomen van (meer) onrust als hiervoor bedoeld in overweging 5.4 en van een dreigende (verdere) afbreuk aan de (nadere) introductie van de EB Flexo machine, zoals [C] en haar partners dat voor ogen stond, kan dan ook niet als onredelijk worden genoemd het met volledig behoud van salaris op non-actiefstellen van Verweerder.
10.
Uit het voorgaande volgt dat de thans ontstane situatie in overwegende mate door toedoen van Verweerder zelf is ontstaan. Gelet op wat hiervoor in overweging 6. is weergegeven en de omstandigheid dat [C] zich bij de arbeidsovereenkomst van 25 februari 2010 heeft gebonden aan - in geval van opzegging - een termijn van zes maanden, is er naar het oordeel van de kantonrechter, zoals [C] ook heeft onderkend, grond voor toekenning van een vergoeding aan Verweerder.
10.1
Anders dan [C] heeft bepleit, is er in dit geval onvoldoende aanleiding om daarbij de kantonrechterformule tot uitgangspunt te nemen. In het bijzonder staat daar de korte duur van het dienstverband aan in de weg en de omstandigheid dat, zoals overwogen, [C] bij opzegging van de arbeidsovereenkomst gebonden zou zijn aan een opzegtermijn van zes maanden.
10.2
Ter zake is relevant dat Verweerder feitelijk gedurende een periode van vijf maanden voor [C] werkzaamheden heeft verricht en dat hij inmiddels een gelijke periode met volledig behoud van salaris geen arbeidsprestatie meer voor [C] heeft verricht. Hoewel die periode van non-activiteit in beginsel voor rekening en risico van [C] behoort te komen, is in voldoende mate gebleken dat de lange duur tussen Verweerder’ op non-actiefstelling en de indiening van het ontbindingsverzoek verband houdt met de vergeefse poging van partijen om hun geschil te minnelijk te regelen. Het is naar het oordeel van de kantonrechter onbillijk om de financiële gevolgen daarvan enkel alleen voor rekening en risico van [C] te brengen. Voorts is van belang voormelde opzegtermijn van zes maanden en het gegeven dat de arbeidsovereenkomst in ieder geval per 1 juli 2011 zou eindigen. Een en ander brengt de kantonrechter tot de conclusie dat een vergoeding ter grootte van drie brutomaandsalarissen als redelijk en billijk moet worden aangemerkt.
10.3
Als brutomaandsalaris zal tot uitgangspunt worden genomen 1/12e deel van de in sub h. van de vaststaande feiten bedoelde bedrag van € 90.000,00 bruto per jaar, vermeerderd met 1/12e deel van de daar bedoelde vaste bonus ad € 13.500,00 bruto. Er is onvoldoende gesteld of gebleken om tevens te rekenen met de daar genoemde variabele bonus. Er is, mede tegen de achtergrond van wat hiervoor in overweging 7. is vermeld, evenmin voldoende aanleiding om in een vergoeding te verdisconteren de stelling van Verweerder dat hij door het voortijdig eindigen van de samenwerking een aan hem toekomende vergoeding voor de idee / het ontwerp van de (xxxx)-machine zal mislopen. Het brutomaandsalaris waarmee zal worden gerekend, wordt daardoor gesteld op € 8.625,00 bruto.
10.4
Al met al wordt de vergoeding bepaald op € 25.875,00 bruto.
10.5
Anders dan Verweerder bepleit, is er onvoldoende grond om in de vergoeding tevens tot uiting te laten komen dat hij is gebonden aan een non-concurrentiebeding. Indien hij meent dat hij door zijn gebondenheid aan dat beding, zulks in verhouding tot het te beschermen belang van [C], onbillijk wordt benadeeld, staan hem andere rechtsmiddelen ten dienste om daar tegen op te komen.
10.6
Mede gelet op wat hiervoor in overweging 5.10 is weergegeven, is er evenmin voldoende grond om een aanvullende vergoeding te bepalen, zulks ter vergoeding van de door Verweerder gestelde kosten van rechtsbijstand.
11.
Voormelde vergoeding wordt niet anders indien de arbeidsovereenkomst zou eindigen op het tegenverzoek van Verweerder.
12.
Bovenstaande beslissing brengt mee dat [C] in overeenstemming met het negende lid en Verweerder in overeenstemming met het tiende lid van artikel 7:685 BW de gelegenheid moeten krijgen haar verzoek respectievelijk zijn tegenverzoek in te trekken.
13.
Ongeacht of de verzoeken worden gehandhaafd dan wel ingetrokken, bestaat er aanleiding om de proceskosten te compenseren als nader in het dictum te melden.
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per 10 november 2010 onder toekenning aan Verweerder ten laste van [C] van een vergoeding van € 25.875,00 bruto;
- stelt partijen in de gelegenheid hun verzoek in te trekken:
[C] uiterlijk op 4 november 2010 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan Verweerder,
en, indien [C] het verzoek intrekt zodat het tegenverzoek van Verweerder aan deze beslissing ten grondslag ligt:
Verweerder uiterlijk op 9 november 2010 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van de sector kanton, onder onverwijlde mededeling daarvan aan [C];
voor het geval [C] haar verzoek niet intrekt:
- ontbindt - op verzoek van [C] - de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 10 november 2010 onder toekenning aan Verweerder ten laste van [C] van een vergoeding van € 25.875,00 bruto en veroordeelt [C] tot betaling van dat bedrag aan Verweerder tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af wat meer of anders is verzocht;
voor het geval [C] haar verzoek intrekt:
- ontbindt - op verzoek van Verweerder - de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 10 november 2010 onder toekenning aan Verweerder ten laste van [C] van een vergoeding van € 25.875,00 bruto en veroordeelt [C] tot betaling van dat bedrag aan Verweerder tegen bewijs van kwijting;
- compenseert de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af wat meer of anders is verzocht;
voor het geval ook Verweerder zijn verzoek intrekt:
- compenseert ook in dat geval de kosten van het geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 20 oktober 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.