ECLI:NL:RBZLY:2010:BQ1762
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.P.C. Obbink
- J.M. van Weerdhuizen-Loman
- Rechtspraak.nl
Bewezenverklaring van opzet ondanks psychiatrische stoornis van verdachte
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 augustus 2010, stond de verdachte terecht voor het primair tenlastegelegde feit van opzettelijke mishandeling van zijn moeder op 6 maart 2008 in Almere. De officier van justitie stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat de psychische stoornis van de verdachte een belemmering vormde voor de bewezenverklaring van opzet. De politierechter oordeelde dat de psychische stoornis van de verdachte niet in de weg stond aan de bewezenverklaring van het opzet, omdat er geen sprake was van een uitzonderingssituatie waarin de verdachte geen inzicht had in de draagwijdte van zijn gedragingen.
De politierechter baseerde zijn oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook rapportages van psychologen die de verdachte hadden onderzocht. De rapportages gaven aan dat de verdachte ten tijde van het delict sterk verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat hij wel enig inzicht had in zijn handelen. De politierechter concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, opzet had bij de mishandeling van zijn moeder, maar dat de aanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging.
De uitspraak van de politierechter was dusdanig dat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, wat betekent dat hij niet strafrechtelijk aansprakelijk werd gesteld voor zijn daden, gezien zijn psychische toestand. Dit vonnis benadrukt de complexe relatie tussen geestelijke gezondheid en strafrechtelijke aansprakelijkheid, en hoe de rechter deze factoren in zijn overwegingen meeneemt.