ECLI:NL:RBZLY:2010:BQ1762

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
30 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/600999-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.P.C. Obbink
  • J.M. van Weerdhuizen-Loman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van opzet ondanks psychiatrische stoornis van verdachte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 30 augustus 2010, stond de verdachte terecht voor het primair tenlastegelegde feit van opzettelijke mishandeling van zijn moeder op 6 maart 2008 in Almere. De officier van justitie stelde dat het feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging aanvoerde dat de psychische stoornis van de verdachte een belemmering vormde voor de bewezenverklaring van opzet. De politierechter oordeelde dat de psychische stoornis van de verdachte niet in de weg stond aan de bewezenverklaring van het opzet, omdat er geen sprake was van een uitzonderingssituatie waarin de verdachte geen inzicht had in de draagwijdte van zijn gedragingen.

De politierechter baseerde zijn oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook rapportages van psychologen die de verdachte hadden onderzocht. De rapportages gaven aan dat de verdachte ten tijde van het delict sterk verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat hij wel enig inzicht had in zijn handelen. De politierechter concludeerde dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, opzet had bij de mishandeling van zijn moeder, maar dat de aanwezigheid van een schulduitsluitingsgrond leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging.

De uitspraak van de politierechter was dusdanig dat de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, wat betekent dat hij niet strafrechtelijk aansprakelijk werd gesteld voor zijn daden, gezien zijn psychische toestand. Dit vonnis benadrukt de complexe relatie tussen geestelijke gezondheid en strafrechtelijke aansprakelijkheid, en hoe de rechter deze factoren in zijn overwegingen meeneemt.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
parketnummer: 07/600999-08 (GPS 07/015065-09) (P)
Vonnis van de politierechter d.d. 30 augustus 2010
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans verblijvende te Amsterdam PPC
advocaat mr. C. Janse te Zaandam.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 7 juli 2009 en 16 augustus 2010, waarbij de officier van justitie, mr. C.J.W.M. Janssen (d.d. 7 juli 2009) en mr. A.M.G. de Klerk (d.d. 16 augustus 2010), alsmede de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Zoals ter terechtzitting van 7 juli 2009 gewijzigd.
Aan verdachte is primair tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 6 maart 2008 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten zijn moeder, genaamd [slachtoffer]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht )met een helm tegen/op het (achter)hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Aan verdachte is subsidiair tenlastegelegd dat hij op of omstreeks 6 maart 2008 te Almere opzettelijk mishandelend een persoon (te weten zijn moeder, [slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een helm tegen/op het (achter)hoofd heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De politierechter is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
De officier heeft zich op het standpunt gesteld, dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de psychische stoornis van verdachte aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat en dat hij dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde.
In de lijn van de rechtspraak van de Hoge Raad overweegt de politierechter als volgt.
Bij de beoordeling van het middel moet voor een geval als het onderhavige waarin met een beroep op een ernstige geestelijke stoornis bij verdachte het opzet wordt bestreden, worden vooropgesteld dat zo’n stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken.
Hiervan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn.
De politierechter is van oordeel dat (onder meer) uit het door hoofdagent [naam verbalisant] op
12 maart 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2008017676-12, inhoudende het relaas van verbalisant, volgt dat verdachte wel enig inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen moet hebben gehad en dat geen sprake is van een uitzonderingssituatie. Verdachte verklaart immers dat hij zijn moeder één keer met de helm heeft geslagen omdat hij erg boos was en hij benoemt daarbij duidelijk de reden van zijn boosheid.
De politierechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat het feit, zoals primair tenlastegelegd, kan worden bewezen en baseert zijn oordeel op de navolgende bewijsmiddelen:
- het door verbalisant [naam verbalisant] op 6 maart 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2008017676-1, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (aangifte);
- het door hoofdagent [naam verbalisant] op 12 maart 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2008017676-12, inhoudende het relaas van verbalisant;
- het door hoofdagent [naam verbalisant] op 7 maart 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 200817676-9, inhoudende de verklaring van [naam getuige] (getuige);
- het door de hulpverleningsdienst Flevoland afdeling Forensische Geneeskunde op 6 maart 2008 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nummer 2008017676, inhoudende een geneeskundige verklaring;
De politierechter is van oordeel dat uit deze bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte op 6 maart 2008 het slachtoffer met een helm heeft geslagen als gevolg waarvan zij aan haar hoofd werd verwond en een hersenschudding heeft opgelopen.
In het dossier bevindt zich het rapport d.d. 31 oktober 2009 van drs. H.E.W. Koornstra, psycholoog, en het rapport d.d. 25 november 2009 van drs. D.J. Ploem, psychiater, die beiden in opdracht van de rechter-commissaris mr. M. Koole omtrent verdachte hebben gerapporteerd in verband met de op 28 juni 2009 tenlastegelegde feiten. Beiden concluderen tot volledige ontoerekeningsvatbaarheid ten tijde van het plegen van de in die rapportages bedoelde gepleegde feiten. Uit de rapportages volgt onder meer dat verdachte een ernstig verwarde indruk maakt en zich amper bewust is van waar hij is en waarom hij al jaren medicatie weigert, en dat er ondersteuning is voor de hypothese dat er sprake is van schizofrenie. Beide rapporteurs adviseren dan ook tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
De politierechter is van oordeel dat uit deze rapportages –waarvan hij de conclusies tot de zijne maakt- volgt dat verdachte al geruime tijd, dus ook ten tijde van het plegen van het onderhavige delict, sterk verminderd toerekeningsvatbaar was. De aanwezigheid van deze schulduitsluitinggrond leidt ertoe dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5 De beslissing
De politierechter:
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.C. Obbink, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Weerdhuizen-Loman, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 30 augustus 2010.