ECLI:NL:RBZLY:2010:BW0860

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
161052 - HA ZA 09-1155
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van der Hulst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een licentieovereenkomst en dwaling in de context van octrooirecht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, stond de ontbinding van een licentieovereenkomst tussen Coram International B.V. en [A] UV Techniek B.V. centraal. De eiseressen, Coram en Geesa, vorderden primair de vernietiging van de overeenkomsten op grond van dwaling en een schadevergoeding van EUR 143.601,69. De gedaagden, [A] UV Techniek en [A] Beheer, voerden verweer en stelden dat de ontbindingsovereenkomst op 12 januari 2009 rechtsgeldig was en finale kwijting inhield. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad twee overeenkomsten waren gesloten: de licentieovereenkomst van 4 januari 2006 en de ontbindingsovereenkomst van 12 januari 2009. De rechtbank concludeerde dat de vorderingen van Coram c.s. op basis van de licentieovereenkomst niet konden slagen, omdat Coram geen partij was bij deze overeenkomst. Bovendien werd het beroep op dwaling afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er geen onjuiste voorstelling van zaken was geweest. De rechtbank wees de vorderingen van Coram c.s. af en verklaarde de door Coram gelegde beslagen onrechtmatig, waardoor deze moesten worden opgeheven. Coram c.s. werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 161052 / HA ZA 09-1155
Vonnis van 4 augustus 2010
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORAM INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Geldrop,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEESA B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. M. Franke,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] UV TECHNIEK B.V.,
gevestigd te [plaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] BEHEER B.V.,
gevestigd te [plaats],
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. M.A.M.J. Stücken.
Partijen zullen hierna Coram c.s. (eiseressen in conventie gedaagden in reconventie tezamen), Coram (eiseres in conventie gedaagde in reconventie sub 1), Geesa (eiseres in conventie gedaagde in reconventie sub 2), [A] c.s. (gedaagden in conventie eiseressen in reconventie tezamen), [A] UV Techniek (gedaagde in conventie eisers in reconventie sub 1) en [A] Beheer (gedaagde in conventie eiseres in reconventie sub 2) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Geesa houdt zich bezig met het vervaardigen en verhandelen van artikelen op sanitair gebied, alsmede het importeren en exporteren van deze artikelen. Coram is bestuurder van Geesa. [A] UV Techniek houdt zich bezig met advies en dienstverlening op het gebied van UV techniek voor de professionele markt. [A] Beheer is aandeelhouder en bestuurder van [A] UV Techniek.
2.2. Naar aanleiding van de publiciteit over de legionella-affaire in Bovenkarspel in 1999 heeft [A] UV Techniek een ontwerp gemaakt voor een douchekop met een UV lamp waarmee legionella kan worden bestreden. [A] UV Techniek heeft deze uitvinding wereldwijd geoctrooieerd. Zij heeft een prototype van deze UV douche laten maken en een daarop betrekking hebbend informatieblad, waarin - naast ondermeer een foto van een douchekop - de navolgende tekst voorkomt:
"Legionellabestrijding in een douchekop
Door de bestrijding aan de "uitgang" te plaatsen hebben de bacteriën geen kans meer zich te vermenigvuldigen voordat ze met het badwater worden weggegooid.
[A] UV Techniek heeft het idee gepatenteerd om UV-C bestrijdingstechniek te integreren met een tappunt. Dit idee is uitgewerkt in de vorm van een productontwerp voor een douchekop.
De douchekop is bijzonder door de aanwezigheid van een UV-C lamp en de benodigde elektronica en accu-capaciteit. In de eerste plaats is de douchekop geoptimaliseerd voor gebruik in zorginstellingen (...)
Voldoet aan NEN1010
Voldoet aan NEN1112 voor douchekoppen
Werkt 1 uur stand-alone op een accu
Wordt aangesloten op een standaard doucheaansluiting
Voorzien van een chroom-nikkel coating volgens NEN246
Bacteriologisch getest met behulp van werkend prototype.
(...)"
2.3. [A] UV Techniek wilde haar octrooi vercommercialiseren, maar beschikte niet over de juiste kennis, financiële middelen en schaalgrootte om zelf een risicovol projectontwikkelingtraject in te gaan. Geesa heeft interesse getoond in de verdere ontwikkeling van het product en het vermarkten daarvan. Geesa beschikte wel over de juiste kennis en financiële middelen om de UV douche tot een vermarktbaar product te ontwikkelen.
2.4. Per e-mail van 15 april 2005 heeft [A] UV het informatieblad aan Geesa toegezonden met de volgende tekst:
"Bij deze ons info blad over de douchekop. Indien hier nog vragen over zijn kunt u altijd contact met ons opnemen."
2.5. Op 4 januari 2006 is tussen Geesa en [A] UV Techniek een licentieovereenkomst gesloten waarbij aan Geesa het recht werd gegeven om de betreffende octrooien verder te ontwikkelen en wereldwijd te vermarkten. Op grond van de licentieovereenkomst was Geesa gehouden om een eenmalige vergoeding te betalen aan [A] UV Techniek van EUR 60.000,00. Daarnaast was Geesa ook royalty verschuldigd aan [A] UV Techniek die afhankelijk was van het aantal verkochte producten. Het bedrag van EUR 60.000,00, vermeerderd met BTW is door Coram betaald aan [A] Beheer.
2.6. Door Coram en Geesa zijn voorts diverse bedragen betaald (aan derden) in verband met kosten betrekking hebbend op (de verdere ontwikkeling) van een douchekop met UV lamp.
2.7. Het op de markt brengen van een douchekop met UV lamp is door diverse oorzaken uitgebleven.
2.8. Bij brief van 11 december 2008 schrijft van Remmen UV Techniek aan Geesa als volgt:
"Tussen Geesa B.V. en [A] UV Techniek B.V. bestaat sinds 12 januari 2006 een licentie overeenkomst met datum [4 januari 2006 versie 4.6] aangaande de ontwikkeling en commercialisering van een gepatenteerde uitvinding van [A] UV Techniek (zie bijlage). De uitvinding betreft een douchekop met ingebouwde UV apparatuur.
Door diverse interne en externe ontwikkelingen zijn er helaas geen vorderingen gemaakt bij de ontwikkeling en het vermarkten. Verhoopte royalty's voor [A] UV Techniek blijven daardoor helaas uit.
In goed overleg met de heer [B] van Coram International, het moederbedrijf van Geesa, is besloten in een nieuwe rechtsvorm de ontwikkeling van de douchekop ter hand te nemen en het project nieuw leven in te blazen.
Bij dezen stellen wij u voor de licentieovereenkomst te ontbinden, waarbij partijen over en weer verklaren dat zij geen verplichtingen schulden en/of vorderingen jegens elkaar hebben (finale kwijting). Als u daarmee akkoord kunt gaan, verzoek ik u een geparafeerd exemplaar van deze brief met onderstaande ontbindingsovereenkomst getekend aan mij te retourneren.
Het zal u duidelijk zijn dat het hier een ontbinding in goed overleg betreft. Mocht u behoefte hebben aan nadere informatie dan kunt u terecht bij ondergetekende of de heer [B] (aan wie een kopie van deze brief gestuurd zal worden).
Met vriendelijke groet,
[A]
Directeur [A] UV Techniek."
2.9. Vervolgens is de bij de brief gevoegde ontbindingsovereenkomst door de heer [C], bestuurder van Geesa, op 12 januari 2009 ondertekend. De overeenkomst was op 15 december 2008 al door [A], bestuurder van [A] UV Techniek ondertekend. De tekst van de ontbindingsovereenkomst luidt als volgt:
"Geesa en [A] UV Techniek verklaren hierbij dat de licentieovereenkomst d.d.
[4 januari 2006 versie 4.6] tussen Geesa en [A] UV Techniek (een kopie is aan deze overeenkomst gehecht) is ontbonden en verlenen elkaar daarbij finale kwijting."
2.10. Coram en Coram Water B.V. enerzijds en [A] UV Techniek anderzijds, hebben (ook nadien) gesproken over verschillende scenario's voor de verdere ontwikkeling van de UV douche. Daartoe is onder meer een concept samenwerkingsovereenkomst (gedateerd 23 februari 2010) opgesteld door de advocaat van Coram, waarbij een nieuwe vennootschap zou worden opgericht. Tot een definitieve samenwerkingsovereenkomst is het niet gekomen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Coram c.s. vordert
primair
- de tussen partijen gesloten overeenkomsten op grond van dwaling te vernietigen;
- [A] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Coram c.s. van een bedrag van EUR 143.601,69, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldata van de facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- [A] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure.
subsidiair
- te verklaren voor recht dat [A] c.s. onrechtmatig jegens Coram c.s. hebben gehandeld;
- [A] c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Coram c.s. van een bedrag van EUR 143.601,69, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldata van de facturen, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- [A] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
meer subsidiair
- [A] Beheer te veroordelen tot betaling aan Coram een bedrag van
EUR 71.400,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 janauri 2006, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- [A] Beheer te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [A] c.s. voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [A] c.s. vordert te verklaren voor recht dat Coram c.s. jegens [A] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door op 16 juli 2009 conservatoir beslag te (doen) leggen ten last van [A] c.s. onder de Rabobank te Deventer, conservatoir beslag te leggen op de roerende zaken van [A] UV Techniek, conservatoir beslag te leggen op de aandelen die [A] Beheer B.V. houdt in [A] UV Techniek B.V. en conservatoir beslag te leggen op de onroerende zaak te [plaats] die toebehoort aan [A] Beheer B.V. , althans te verklaren voor recht dat genoemde beslagen vexatoir zijn, en deze beslagen bij vonnis op te heffen en voorts te verklaren voor recht dat Coram c.s. aan [A] c.s. de door laatstgenoemde geleden schade als gevolg van de beslagleggingen dient te vergoeden.
3.5. Coram c.s. voert verweer.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Met [A] c.s. is de rechtbank van oordeel dat tussen Geesa en [A] UV Techniek twee overeenkomsten zijn gesloten: de licentieovereenkomst van 4 januari 2006 (zie 2.5) en de ontbindingsovereenkomst die op 12 januari 2009 tot stand is gekomen (zie 2.8). Partijen bij die overeenkomsten waren Geesa en [A] UV Techniek B.V. Anders dan Coram c.s. kennelijk ingang wil doen vinden maakt het enkele feit dat Coram het tussen die partijen overeengekomen bedrag van EUR 60.000,00 heeft betaald aan [A] Beheer en voorts ook andere bedragen aan derden, nog niet dat Coram en [A] Beheer daardoor partij zijn geworden bij genoemde overeenkomsten, temeer nu door [A] c.s. - door Coram c.s. onweersproken - is gesteld dat Coram namens Geesa heeft betaald. Voorts heeft [A] c.s. - door Coram onweersproken - gesteld dat de betaling van de licentievergoeding op de bankrekening van [A] Beheer heeft plaatsgevonden omdat dit de afgesproken wijze van betaling was, doch dat [A] Beheer geen partij was bij de licentieovereenkomst. Dat Coram en [A] Beheer partijen waren bij genoemde overeenkomst heeft Coram c.s. dan ook onvoldoende onderbouwd.
Een en ander brengt mee dat voor zover de vordering van Coram is gebaseerd op een overeenkomst tussen haar en [A] c.s. deze vordering direct strandt. Hetzelfde heeft te gelden ten aanzien van Geesa voor zover het betreft haar vordering op [A] Beheer welke steunt op een overeenkomst tussen haar en [A] Beheer.
4.2. Het meest verstrekkende verweer van [A] c.s. betreft het beroep op de sub 2.8 omschreven ontbindingsovereenkomst waarbij finale kwijting is overeengekomen en waarop de vordering derhalve afstuit. Coram c.s. stelt daar tegenover dat deze beëindigingovereenkomst op grond van onjuiste informatie van de zijde van de heer [A] tot stand is gekomen, waardoor deze vernietigbaar is. Zij voert daartoe het volgende aan. De heer [B] van Coram en de heer [A], (indirect) aandeelhouder en bestuurder van [A] UV Techniek en van [A] Beheer, zijn omstreeks eind 2008 mondeling overeengekomen dat de licentieovereenkomst tussen Geesa en [A] UV Techniek zou worden ontbonden en dat het octrooi vervolgens zou worden ingebracht in een nieuwe gezamenlijk op te richten B.V. De besprekingen hieromtrent waren reeds in een vergevorderd stadium. Zo zijn verschillende voorstellen gedaan en concepten voor een gezamenlijk op te richten B.V. uitgewisseld. Een concept samenwerkingsovereenkomst is verschillende malen tussen partijen heen en weer gezonden. Voor Coram was altijd een voorwaarde dat het bedrag ad EUR 60.000,00, dat zij reeds aan [A] Beheer had betaald, zou worden verrekend met nieuwe investeringen. [A] UV Techniek heeft aan Geesa te kennen gegeven dat de licentieovereenkomst ontbonden diende te worden en heeft hierop rechtstreeks een overeenkomst aan Geesa toegezonden, waarin naast de ontbinding van de licentieovereenkomst eveneens een finale kwijting was opgenomen. Een finale kwijting was tussen [B] en [A] echter in het geheel niet overeengekomen. Dit is absoluut nooit de bedoeling van Coram geweest. De heer [C] was hiervan echter niet op de hoogte.
[A] c.s. stelt hier tegenover dat er geen directe relatie bestaat tussen het beëindigen van de licentieovereenkomst tussen [A] UV Techniek en Geesa en de besprekingen tussen [A] UV Techniek en Coram. Geesa kon of wilde niet verder met de ontwikkeling van de UV douche en uitsluitend om die reden is de licentieovereenkomst beëindigd en is finale kwijting verleend.
4.3. Hieromtrent oordeelt de rechtbank als volgt. De stellingen van Coram c.s. vinden geen steun in de tekst van de begeleidende brief van 11 december 2008 (zie 2.7), noch in de tekst van de ontbindingsovereenkomst (zie 2.8), integendeel, in de begeleidende brief staat immers dat er door diverse interne en externe oorzaken geen vorderingen zijn gemaakt bij de ontwikkeling en het vermarkten van de gepatenteerde uitvinding en dat in overleg met [B] van Coram is besloten in een nieuwe rechtsvorm de ontwikkeling van de douchekop ter hand te nemen. De informatie in de brief komt ook overeen met de feitelijke stand van zaken op dat moment (zie 2.7 en 2.10). Tegen deze achtergrond heeft Coram c.s. haar stelling dat zijdens [A] c.s. onjuiste informatie is verstrekt waardoor zijdens Geesa is gedwaald bij de totstandkoming van de ontbindingsovereenkomst, onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij, hetgeen meebrengt dat de ontbindingsovereenkomst niet kan worden vernietigd op grond van dwaling. De primaire vordering van Geesa moet dan ook worden afgewezen.
4.4. Het bovenstaande heeft ook gevolgen voor de subsidiaire en meer subsidiaire vordering van Geesa op de grondslag van onrechtmatige daad. Nog daargelaten dat hetgeen Geesa [A] UV Techniek verwijt enkel is gelegen binnen de contractuele sfeer is immers tussen haar en [A] UV Techniek finale kwijting overeengekomen bij de ontbinding van de licentieovereenkomst.
4.5. De vordering van Coram voor zover gebaseerd op de grondslag van onrechtmatige daad dient eveneens te stranden en wel op grond van het navolgende. Zij stelt schade te hebben geleden doordat zij diverse betalingen heeft verricht in verband met de licentieovereenkomst en de ontwikkeling van het prototype. Door [A] c.s. is
- door Coram c.s. onweersproken - gesteld dat deze betalingen door Coram zijn verricht namens Geesa. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat Coram geen schade heeft geleden nu zij immers voor het door haar betaalde bedrag een vordering heeft op Ceesa en gesteld noch gebleken is dat Ceesa deze vordering niet kan voldoen als gevolg van onrechtmatig handelen zijdens [A] c.s.
4.6. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog als volgt. Coram c.s. heeft gesteld dat Geesa bij het aangaan van de licentieovereenkomst heeft gedwaald nu de UV handdouche niet voldoet aan hetgeen [A] UV Techniek aan Geesa heeft meegedeeld. Zo voldoet de douche niet aan wat in het informatieblad is vermeld. In het bijzonder voldoet de douchekop niet aan NEN 1010 en 1112 en is het werkend prototype niet bacteriologisch getest. Voorts voldoet de douchekop niet aan beoordelingsrichtlijn 14010 die is vastgesteld door het KIWA. [A] c.s. heeft gemotiveerd gesteld dat de handdouche waarop Geesa doelt een door [A] UV Techniek ontwikkeld prototype betreft dat wel degelijk voldoet aan de door haar in de informatiefolder genoemde normen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Of het door Remmen UV Techniek ontworpen prototype al dan niet voldoet aan bovenstaande normen kan in het midden blijven nu [A] c.s. voorts ten verwere heeft gesteld dat de licentieovereenkomst tussen partijen niet inhield dat zij een werkend prototype aan Geesa verkocht en leverde. [A] Uv Techniek wilde dat haar uitvinding verder werd ontwikkeld en omgezet in een verkoopbaar en vermarktbaar product waartoe zij op zoek is gegaan naar een gegadigde die bereid was om die ontwikkeling en vermarkting van de uitvinding ter hand te nemen. Daartoe heeft zij de licentieovereenkomst met Geesa gesloten. Hiermee werd Geesa in staat gesteld om de octrooien die toebehoorden aan [A] UV Techniek exclusief te gebruiken voor het ontwikkelen en vermarkten van de UV douche. [A] UV Techniek heeft geen enkele garantie afgegeven ten aanzien van de mogelijkheden om de UV douche als product te vermarkten. Het was aan Geesa om van het geoctrooieerde ontwerp een product te ontwikkelen. Geesa is vervolgens aan de slag gegaan met het ontwikkelen van een model voor de UV douche en heeft daarvoor enige derde partijen ingeschakeld. Uiteindelijk zijn ook enkele modellen door Geesa ontwikkeld en gefabriceerd. Het model dat door Geesa is ontwikkeld was een geheel ander model dan het prototype dat destijds door [A] UV Techniek was ontwikkeld. Deze stellingen van [A] c.s., die ook steun vinden in de inhoud van de licentieovereenkomst en door Coram c.s. in het geding gebrachte productie (producties 6), zijn door Coram c.s. niet, dan wel niet voldoende, betwist. Een en ander brengt mee dat Geesa de (wereldwijde) rechten heeft gekocht een handdouche te ontwikkelen, te fabriceren en op de markt te brengen volgens de in de licentie omschreven principes en technieken en niet dat Geesa een (werkend) en uitontwikkeld model van een handdouche met UV techniek heeft gekocht. De door Coram c.s. gewraakte inlichtingen hadden derhalve geen betrekking op de inhoud van de licentieovereenkomst en hetgeen Geesa te dien aanzien geleverd zou krijgen. Van een onjuiste voorstelling van zaken kan dan ook geen sprake geweest zijn. Eeen beroep op dwaling gaat dus niet op.
4.7. Coram c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] c.s. worden begroot op:
- vast recht EUR 3.058,00
- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punt × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 5.900,00
in reconventie
4.8. De beslissing in conventie brengt mee dat de door Coram c.s. gelegde beslagen onrechtmatig zijn. De daarop betrekking hebbende gevorderde verklaring voor recht is derhalve toewijsbaar. Dit geldt eveneens voor de vordering tot opheffing van het beslag.
Door Coram c.s. is niet betwist dat [A] c.s. door de gelegde beslagen schade heeft geleden. De gevorderde verklaring voor recht dat Coram c.s. deze schade dient te vergoeding is dus eveneens toewijsbaar.
4.9. Coram c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] c.s. worden begroot op:
- salaris advocaat EUR 452,00 (2,0 punt × factor 0,5 × tarief EUR 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt Coram c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot op heden begroot op EUR 5.900,00
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. verklaart voor recht dat de door Coram c.s. ten laste van [A] c.s. gelegde beslagen onrechtmatig zijn en dat Coram c.s. de door [A] c.s. als gevolg daarvan geleden schade dient te vergoeden,
5.5. heft op het door Coram c.s. ten laste van [A] c.s. gelegde beslagen,
5.6. veroordeelt Coram c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [A] c.s. tot op heden begroot op EUR 452,00,
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de onder 5.5 en 5.6 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Hulst en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2010.