In deze civiele procedure, die diende voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, is een bevoegdheidsincident aan de orde. De eiseres in de hoofdzaak, Future Pipe Industries B.V. (FPI), heeft een vordering ingesteld tegen Dutch Oven Systems B.V. (DOS) met betrekking tot de levering van een reinigingsoven. DOS heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering kennis te nemen, stellende dat de algemene voorwaarden van FPI niet van toepassing zijn op de overeenkomst die aan de vordering ten grondslag ligt. De rechtbank heeft de feiten van de zaak onderzocht, waarbij het verloop van de procedure en de relevante documenten zijn bekeken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat op 26 oktober 2009 een offerte door DOS aan FPI is verzonden, waarin verwezen wordt naar de FOM-voorwaarden. Na onderhandelingen heeft FPI op 10 november 2009 een bestelling geplaatst, waarin zij haar eigen algemene voorwaarden heeft opgenomen. DOS heeft betwist dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en heeft aangevoerd dat de rechtbank Arnhem bevoegd is. FPI heeft echter gesteld dat de bestelling van 10 november 2009 een nieuw aanbod is dat door DOS is aanvaard door de levering van de oven.
De rechtbank heeft geoordeeld dat DOS niet heeft aangetoond dat er reeds tijdens de onderhandelingen een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestelling van FPI afwijkt van de offerte van DOS, waardoor deze als een nieuw aanbod geldt. FPI heeft haar algemene voorwaarden ter kennis gebracht aan DOS, en de rechtbank concludeert dat de algemene voorwaarden van FPI van toepassing zijn op de overeenkomst.
De rechtbank heeft de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring afgewezen en bepaald dat zij bevoegd is om van het geschil kennis te nemen. De beslissing omtrent de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. Het vonnis is uitgesproken op 30 november 2011 door mr. M.H.S. Lebens-de Mug.