ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ1550

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/1668
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor agrarisch gebruik in Diepenveen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 14 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een bouwvergunning voor het plaatsen van een loods voor agrarisch gebruik in Diepenveen. Eiser, eigenaar van een perceel dat wordt gebruikt voor de teelt van zonnebloemen, had op 19 oktober 2008 een reguliere bouwvergunning aangevraagd. De gemeente Deventer, als verweerder, heeft deze aanvraag op 22 december 2009 geweigerd, omdat het bouwplan in strijd was met het bestemmingsplan 'Buitengebied 1994 (Diepenveen)'. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 12 augustus 2010 ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er veel weerstand bestond tegen het bouwplan, zoals blijkt uit dertien ingediende zienswijzen van omwonenden. De gemeente had eerder aangegeven bereid te zijn om mee te werken aan de bouw, maar alleen onder bepaalde voorwaarden en indien er geen bezwaren zouden zijn. De rechtbank oordeelde dat de gemeente op juiste gronden de bouwvergunning had geweigerd, gezien de strijd met het bestemmingsplan en de weigering van de provincie Overijssel om medewerking te verlenen aan een herziening van het bestemmingsplan.

De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van gedane toezeggingen door de gemeente en dat de belangen van eiser op zorgvuldige wijze waren behartigd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, waarmee de beslissing van de gemeente om de bouwvergunning te weigeren werd bevestigd. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 10/1668
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Eiser te woonplaats,
gemachtigde: mr. H. Tadema,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2009 heeft verweerder eiser een reguliere bouwvergunning voor het plaatsen van een loods voor agrarisch gebruik op het perceel (…. ) te Diepenveen, kadastraal bekend gemeente Diepenveen, (… nummer), geweigerd.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 12 augustus 2010 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is ter zitting van 1 maart 2011 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.I. Duivenvoorde.
Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is eigenaar van het perceel, gelegen aan de (…) te Diepenveen. Dit perceel wordt (onder meer) gebruikt voor de teelt van zonnebloemen. In 2003 heeft eiser verweerder gevraagd of de bouw van een agrarisch bedrijfsgebouw op dit perceel mogelijk is. In reactie hierop heeft verweerder bij brief van 17 december 2003 aangegeven dat de bereidheid bestaat om mee te werken aan de bouw van een agrarisch bedrijfsgebouw met een oppervlakte van 300 m² onder de in die brief aangegeven voorwaarden.
Op 19 oktober 2008 heeft eiser bij verweerder een reguliere bouwvergunning aangevraagd.
Bij brief van 26 november 2008 heeft verweerder aangegeven dat het bouwplan van eiser in strijd is met het bestemmingsplan “Buitengebied 1994 (Diepenveen)”, en dat ontheffing op grond van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet mogelijk is, omdat op het perceel geen bouwvlak aanwezig is. Tevens is aangegeven dat verweerder in beginsel bereid is medewerking te verlenen aan het mogelijk maken van het bouwplan, maar dat dit slechts mogelijk is indien een projectbesluit genomen wordt of het bestemmingsplan herzien wordt. Tijdens een begin 2009 gehouden informatiebijeenkomst voor omwonenden is gebleken dat veel weerstand bestaat tegen eisers bouwplan. Dit is eveneens gebleken uit de dertien zienswijzen die zijn ingediend tegen de gevraagde bouwvergunning.
Verweerder heeft, rekening houdende met de indiende zienswijzen en het gegeven dat uit overleg met de provincie Overijssel is gebleken dat de provincie op geen enkele wijze medewerking zal verlenen aan de voor het onderhavige bouwplan benodigde herziening van het bestemmingsplan, bij besluit van 22 december 2009 de gevraagde bouwvergunning geweigerd.
Dit besluit is bij het thans bestreden besluit gehandhaafd.
2. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat onderhavig bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, nu in dit plan bepaald is dat binnen de bestemming ‘Agrarisch gebied met landschappelijke waarde’ uitsluitend binnen de bebouwingsvlakken gebouwd mag worden, en op eisers perceel geen bouwvlak aanwezig is.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder gedane toezeggingen niet is nagekomen, zoals het aanpassen van het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied in die zin dat een bouwblok gecreëerd zou moeten worden. Uit niets blijkt dat verweerder op zorgvuldige wijze de belangen van eiser daarbij heeft behartigd. Als het van meet af aan niet mogelijk zou zijn geweest een bouwblok in te voeren, had verweerder de toezeggingen niet mogen doen. Het mondeling gevoerde overleg met de Provincie is niet te controleren.
4. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van gedane toezegging dan wel opgewekte verwachtingen. In de brief van 17 december 2003 heeft verweerder aangegeven onder bepaalde voorwaarden aan een verzoek voor de bouw van een agrarisch bedrijfsgebouw mee te willen werken. Hierbij is tevens aangegeven dat wegens strijd met het bestemmingsplan een vrijstellingsprocedure gevolgd moet worden, hetgeen onder meer inhoudt dat een verklaring van geen bezwaar moet worden gevraagd bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Deze aanvraag wordt alleen gedaan als er geen bezwaren tegen het bouwplan worden ingediend.
In de brief van 20 december 2006, verzonden 2 januari 2007, heeft verweerder eiser er wederom op gewezen dat op het moment dat er gegronde zienswijzen zijn van omwonenden er geen verklaring van geen bezwaar zal worden aangevraagd en dus ook geen bouwvergunning kan worden verleend.
Uit deze brieven blijkt niet van gedane toezeggingen. Wel blijkt uit deze brieven de bereidheid van verweerder om mee te werken, onder de in die brieven aangegeven voorwaarden. Nadien is echter gebleken van veel weerstand bij de omwonenden, gelet op het aantal ingediende zienswijzen. Na overleg met de provincie heeft verweerder vervolgens besloten de gevraagde bouwvergunning te weigeren, omdat sprake is van een onoplosbare strijd met het provinciale beleid het er derhalve strijd blijft met het bestemmingsplan.
Wat in gesprekken tussen eiser en de wethouder Adema is besproken is niet duidelijk. Maar wat daar ook van zij, het is aan verweerder om te beslissen op een aanvraag.
5. Ten aanzien van de stelling dat het met de Provincie gevoerde overleg niet te controleren is volstaat de rechtbank met een verwijzing naar hetgeen door verweerder in het verweerschrift is opgenomen. Hieruit blijkt dat de provincie op 27 oktober 2009 besloten heeft niet in te stemmen met bebouwing op onderhavig perceel, omdat het de taak van de provincie is om verstening in het buitengebied tegen te gaan. Vanuit dat oogpunt is het niet mogelijk om aan het perceel een bouwvlak toe te kennen.
Met de opname van de relevante gedeelten uit de vergadering van 27 oktober 2009 in het verweerschrift heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt hoe het overleg met de provincie is verlopen.
Nu het bouwplan van eiser in strijd is met het vigerende bestemmingplan en, gelet op ingediende zienswijzen van omwonende en de weigering van de provincie medewerking te verlenen, geen redenen bestaan om een projectbesluit te nemen ten einde het bestemmingsplan voor onderhavig perceel te wijzigen, heeft verweerder op juiste gronden de gevraagde bouwvergunning geweigerd.
Eisers beroep hiertegen is dan ook ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, en door hem en Y. van der Zaan-van Arnhem als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag