ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ1747
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Eerste aanleg - meervoudig
- G.A. Versteeg
- M.A. Wijnands-Veninga
- A.M. van der Pal
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van machinist na botsing tussen goederentrein en personentrein door onvoldoende bewijs van het negeren van een rood sein
In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 19 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een machinist van een goederentrein die op 29 mei 2009 betrokken was bij een botsing met een personentrein bij station Zwolle. De machinist werd beschuldigd van het negeren van een rood sein, wat zou hebben geleid tot de aanrijding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat het sein daadwerkelijk op rood stond op het moment dat de machinist het passeerde. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen niet onomstotelijk vaststelden dat de machinist het sein had genegeerd of niet had gezien. De verdediging voerde aan dat de tenlastelegging niet duidelijk was en dat er twijfels bestonden over de verwijtbaarheid van de machinist.
De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd en geoordeeld dat de tenlastelegging helder was. De officier van justitie had gevorderd tot vrijspraak wegens gebrek aan bewijs, en de rechtbank volgde dit standpunt. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als het sein 66 rood licht had getoond, er onvoldoende bewijs was om de aan de machinist verweten gedragingen te bewijzen. De rechtbank wees ook op het belang van een technisch onderzoek naar het sein, dat niet had plaatsgevonden, en dat een eventueel defect aan het sein niet kon worden uitgesloten.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de machinist vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat het ten laste gelegde niet bewezen kon worden. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om alle relevante feiten en omstandigheden in overweging te nemen bij het vaststellen van schuld.