ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ5314

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
184021 / KG RK 11-274
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderhandse verkoop van onroerende zaak door tweede hypotheekhouders

In deze zaak hebben de verzoeksters, twee tweede hypotheekhouders, een verzoekschrift ingediend bij de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zwolle-Lelystad. Het verzoek was gericht op het verkrijgen van verlof voor de onderhandse verkoop van een onroerende zaak, een bedrijfspand met bijbehorende grond, voor een bedrag van €2.500.000,-. De verzoeksters stelden dat zij, ondanks hun status als tweede hypotheekhouders, ontvankelijk waren in hun verzoek op basis van artikel 3:268 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeksters niet ontvankelijk zijn in hun verzoek. De rechter heeft vastgesteld dat volgens de wet alleen de executerende hypotheekhouder, naast de hypotheekgever, het recht heeft om een verzoek tot onderhandse verkoop in te dienen. Dit is in lijn met de parlementaire geschiedenis van de wetgeving, die duidelijk maakt dat andere belanghebbenden, zoals tweede hypotheekhouders, niet de bevoegdheid hebben om een dergelijk verzoek in te dienen.

De voorzieningenrechter heeft ook de argumenten van de verzoeksters overwogen, waaronder hun beroep op artikel 3:171 BW, dat stelt dat iedere deelgenoot bevoegd is om verzoekschriften in te dienen ten behoeve van de gemeenschap. De rechter heeft echter geconcludeerd dat deze situatie niet van toepassing is, aangezien de verzoeksters niet de eerste hypotheekhouders zijn en er geen bewijs is dat de hypotheekgever hen ondersteunt in hun verzoek.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de verzoeksters niet ontvankelijk verklaard in hun verzoek op grond van artikel 3:268 lid 2 BW. Deze beschikking is gegeven op 28 april 2011 door mr. A.A.A.M. Schreuder en is in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: 184021 / KG RK 11-274
Beschikking van de voorzieningenrechter van 28 april 2011
in de zaak van
1. [Eiser 1],
wonende te Zwolle,
2. [Eiser 2],
wonende te Dalfsen,
verzoeksters,
advocaat mr. H. Dijks te Enschede,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te Zwolle,
belanghebbende,
advocaat mr. M.G.I.W. Teunis te Zwolle,
2. de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
advocaat mr. J. Meuleman te Amsterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE GRAAF VAN VILSTEREN B.V.,
gevestigd te Zwolle,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door de heer M. van Vilsteren,
4. de naamloze vennootschap
INTERBREW NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Breda,
belanghebbende,
niet verschenen,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
REGGESTEDE INVEST B.V.,
gevestigd te Enter,
belanghebbende,
niet verschenen,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AVG PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Borne,
belanghebbende,
niet verschenen,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE BRUG PROJECTEN B.V.,
gevestigd te Ommen,
belanghebbende,
niet verschenen,
8. de vennootschap onder firma
OVERIJSSEL PROJECTEN V.O.F.,
gevestigd te Borne,
belanghebbende,
advocaat mr. R.J. Versteeg te ‘s-Hertogenbosch.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- de mondelinge behandeling.
1.2. Op 28 april 2011 heeft de voorzieningenrechter een mondelinge beslissing gegeven, welke beslissing, tezamen met de overwegingen die daaraan ten grondslag hebben gelegen, hierna schriftelijk wordt weergegeven.
2. De beoordeling
2.1. Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van verlof als bedoeld in art. 3:268 lid 2 BW, om de onroerende zaak: het bedrijfspand met garage, ondergrond, erf, tuin en parkeerplaats, staande en gelegen aan de [adres], kadastraal bekend gemeente Zwolle, [kadastraalnummers], ondershands te verkopen voor een bedrag van EUR 2.500.000,- volgens de (gedeeltelijk) bij het verzoek gevoegde koopovereenkomst.
2.2. Verzoeksters zijn niet ontvankelijk in hun verzoek. Zij hebben hun verzoek doen indienen in hun hoedanigheid van tweede hypotheekhouders, terwijl het wettelijk systeem slechts de mogelijkheid openlaat voor de executerende hypotheekhouder, naast de hypotheekgever, om een verzoek ex artikel 3:268 lid 2 BW in te dienen. Dit volgt ook uit de MvA II, Parlementaire Geschiedenis, p. 824:
“Ingevolge het nieuwe lid 2 kunnen zowel de hypotheekhouder als de hypotheekgever de boedelrechter verzoeken toe te staan dat de executie niet door openbare verkoop doch bij een bepaalde, ter goedkeuring voorgelegde, onderhandse verkoop zal geschieden. (…) De bevoegdheid een verzoek tot onderhandse verkoop in te dienen komt niet toe aan de andere in lid 2 vermelde belanghebbenden: overige hypotheekhouders, beslagleggers, beperkt gerechtigden.”
2.3. De stelling van verzoeksters dat zij ontvankelijk zijn in hun verzoek aangezien ingevolge artikel 3:171 BW iedere deelgenoot bevoegd is tot het indienen van verzoekschriften ter verkrijging van een rechterlijke uitspraak ten behoeve van de gemeenschap, zoals zou blijken uit HR 17-6-1994, NJ 1995, 367, kan niet worden gevolgd. Immers, de strekking van dat arrest is dat niet is vereist dat een verzoek door alle deelgenoten gezamenlijk (te weten: beide eerste hypotheekhouders) wordt ingediend, maar dat ook één deelgenoot alleen (namelijk één van de twee eerste hypotheekhouders) daartoe bevoegd is. Van deze situatie is hier geen sprake.
2.4. Tot slot hebben verzoeksters zich op het standpunt gesteld dat hun verzoek ook kan worden opgevat als te zijn gedaan namens de hypotheekgeefster, [gedaagde 1]. Voorzover dit al zou kunnen is niet gebleken dat [gedaagde 1] dit verzoek ondersteunt.
2.5. Mitsdien dient als volgt te worden beslist.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
- verklaart verzoeksters niet ontvankelijk in hun op grond van artikel 3:268 lid 2 BW gedane verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.A.M. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2011.?