ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ5680

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
23 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 10/1449
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving van bestemmingsplan met betrekking tot permanente bewoning van recreatiewoning in Heino

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 23 mei 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende te Heino, en het college van burgemeester en wethouders van Raalte. De eisers hebben beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin hen werd gelast de permanente bewoning van hun recreatiewoning te staken en gestaakt te houden, onder oplegging van een dwangsom. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers hun recreatiewoning sinds 26 augustus 2002 onafgebroken bewonen, wat in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Verweerder had eerder al geweigerd om een vrijstelling voor permanente bewoning te verlenen en had een handhavingsbesluit genomen. De rechtbank heeft overwogen dat er geen concreet zicht op legalisering van de permanente bewoning bestaat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eisers, zoals hun leeftijd en gezondheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze omstandigheden niet als bijzondere omstandigheden kunnen worden aangemerkt die handhaving onredelijk zouden maken. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open voor belanghebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht
Registratienummer: Awb 10/1449
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
(…) en (…),
wonende te Heino, eisers,
gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen,
en
het college van burgemeester en wethouders van Raalte, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 januari 2010 heeft verweerder eisers gelast de met het geldende bestemmingsplan strijdige permanente bewoning van de recreatiewoning van eisers aan de (…) te Heino voor 1 januari 2011 te staken en gestaakt te houden, zulks onder oplegging van een dwangsom van € 3.000,- per maand dat de overtreding voorduurt, met een maximum van € 30.000,-.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 13 augustus 2010 ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 5 april 2011 behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
B. Bolink.
Overwegingen
1.Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1Eisers gebruiken hun recreatiewoning gelegen aan de (…) te Heino, voor permanente bewoning. Eisers bewonen hun woning vanaf 26 augustus 2002 onafgebroken.
1.2Bij besluit van 14 maart 2008 heeft verweerder geweigerd aan eisers een vrijstelling in de zin van artikel 19 lid 3 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) van het bestemmingsplan ‘Recreatieterrein Twentseweg e.o.’ te verlenen voor de permanente bewoning van hun recreatiewoning. Dit besluit is tot en met de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) in stand gebleven, nadat de Afdeling bij uitspraak van 7 oktober 2009 de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 27 februari 2009 heeft bevestigd.
1.3Bij brief van 8 december 2009 heeft verweerder, met verzending van het ontwerpbesluit, aan eisers kenbaar gemaakt voornemens te zijn om een handhavingsbeschikking uit te vaardigen vanwege overtredingen van het bestemmingsplan. Naar aanleiding hiervan hebben eisers bij brief van 21 december 2009 naast een zienswijze ten aanzien van het ontwerp handhavingsbesluit, een aanvraag voor een ontheffing van het verbod op permanente bewoning van hun recreatiewoning bij verweerder ingediend.
1.4Bij besluit van 18 januari 2010 heeft verweerder de aanvraag van eisers voor een ontheffing aangemerkt als een herhaalde aanvraag en afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Beslissend op bezwaar heeft verweerder op 13 augustus 2010, na toetsing van het geldende bestemmingsplan, de afwijzing van de ontheffingsaanvraag onder toepassing van artikel 4:6 van de Awb gehandhaafd. Tegen dit besluit op bezwaar hebben eisers beroep ingesteld bij deze rechtbank.
1.5In de bezwaarprocedure is aan de orde gekomen dat verweerder in het primaire besluit het onjuiste bestemmingsplan, te weten ‘Recreatieterrein Twentseweg e.o.’ heeft vermeld. Bij het bestreden besluit van 13 augustus 2010 heeft verweerder alsnog het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied, gemeente Heino’ vermeld en gemotiveerd dat het gebruik door eisers van de recreatiewoning voor permanente bewoning in strijd is met dat bestemmingsplan en het handhavingsbesluit van 4 januari 2010 voor het overige gehandhaafd.
2.Eisers voeren in beroep aan dat verweerder bij zijn besluitvorming geen rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eisers waaronder de leeftijd, de gezondheidstoestand en de financiële situatie van eisers. Verder ontbreekt het bij verweerder van ieder belang bij handhaving en is er volgens eisers geen sprake van een formeel en feitelijk beleid. Bovendien wordt, volgens eisers, de mogelijkheid van een binnenplanse vrijstelling niet meegewogen in de besluitvorming. Voorts hebben eisers in bezwaar -als herhaald te beschouwen in beroep- betoogt dat eisers aan alle criteria voldoen om in aanmerking te komen voor een ontheffing van het bestemmingsplan, welke ontheffing zij ook hebben aangevraagd.
3.1Partijen zijn het er over eens dat ter plaatse het bestemmingsplan ‘Buitengebied, gemeente Heino’ (verder het bestemmingsplan) van toepassing is. Ingevolge dit bestemmingsplan rust op het perceel (…) de bestemming “Recreatiewoning”. Ingevolge artikel 20 lid C. sub 1 van de planvoorschriften is het verboden opstallen op de tot “Recreatiewoning” bestemde gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de gronden gegeven bestemming. Ingevolge artikel 20 lid C. sub 1, onderdeel a wordt tot een met de bestemming strijdig gebruik van de opstallen in ieder geval permanente bewoning gerekend. Ingevolge artikel 20 lid C. sub 2, onderdeel a, verlenen burgemeester en wethouders vrijstelling van het bepaalde in sub 1, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
3.2Het gebruik van de recreatiewoning op het perceel (…) te Heino is daarom in strijd met het geldende bestemmingsplan, zodat verweerder handhavend kan optreden.
3.3Gelet op het algemeen belang dat gediend is bij handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
4.1Ten aanzien van het concreet zicht op legalisering overweegt de rechtbank dat verweerder naar aanleiding van een verzoek om vrijstelling in de zin van artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening reeds een onderzoek tot legalisering heeft uitgevoerd. Dit onderzoek heeft ertoe geleid dat de aangevraagde vrijstelling is afgewezen en dat deze afwijzing tot en met de Afdeling in stand is gebleven. Zoals hiervoor onder 1.3 en 1.4 is weergegeven, heeft verweerder een nieuwe aanvraag van eisers om een ontheffing van het verbod op permanente bewoning met toepassing van artikel 4:6 van de Awb afgewezen. Deze afwijzing is in bezwaar, na toetsing aan het geldende bestemmingsplan, gehandhaafd. Het door eisers ingestelde beroep is bij uitspraak van heden door deze rechtbank ongegrond verklaard. In reactie op de door eisers aangevoerde binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid heeft verweerder ter zitting aangevuld, dat verweerder niet bereid is om toepassing te geven aan deze vrijstellingsmogelijkheid vanwege het door verweerder gevoerde beleid. Binnen dit beleid wordt permanente bewoning van recreatiewoningen niet toegestaan. Een concreet zicht op legalisering doet zich derhalve niet voor.
4.2Het betoog van eisers dat zij gelet op hun hoge leeftijd, slechte gezondheidstoestand en financiële situatie niet in staat zijn om te verhuizen, kan niet als een bijzondere omstandigheid worden aangemerkt op grond waarvan verweerder in redelijkheid van handhavend optreden had behoren af te zien. Niet is gebleken dat deze aangevoerde omstandigheden op zichzelf aan het vinden van een passende alternatieve woonruimte in de weg zouden staan. Van onevenredigheid van het handhavend optreden in verhouding met de daarmee te dienen doelen is evenmin gebleken.
5.Het beroep is daarom ongegrond.
6.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, en door hem en
mr. P.J.H. Bijleveld als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag