RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
zaaknummer: 160070 / FA RK 09-2530 (gezag)
160071 / FA RK 09-2531 (omgang)
160072 / FA RK 09-2532 (erkenning)
datum : 28 juni 2011
beschikking van de enkelvoudige familiekamer
[verzoeker],
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. R.K. Uppal,
hierna als de man aangeduid,
verzoeker,
[gerekwestreerde],
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. M.J. Boers,
hierna als de vrouw aangeduid,
Mr. A.D.G. Bakker,
advocaat te Lelystad,
hierna aangeduid als de bijzondere curator,
belanghebbenden.
Het procesverloop
Bij beschikking van deze rechtbank van 9 september 2010 zijn de verzoeken van de man met betrekking tot de minderjarige: [minderjarige] geboren op
[datum] 2007 te [plaats]:
* het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige,
* het vaststellen van een omgangsregeling tussen de man en de minderjarige en
* het verkrijgen van gezamenlijk gezag over de minderjarige
aangehouden, in afwachting rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna aangeduid als de Raad.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- een bij brief van 6 december 2010 verstuurd rapport van de Raad, vestiging Zwolle,
d.d. 25 november 2010,
- een brief d.d. 15 december 2010 van de vrouw,
- een brief d.d. 13 januari 2011 (binnengekomen op 9 februari 2011) van de man, en
- een brief d.d. 25 februari 2011 van de bijzondere curator.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 16 mei 2011.
Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door mr. Uppal,
- de vrouw, bijgestaan door mr. S. Van der Eijk, namens mr. Boers,
- de bijzondere curator, en
- namens de Raad (Zwolle), mevrouw Van de Kamp.
Beoordeling van de zaak
De rechtbank blijft bij hetgeen zij eerder in de beschikking van 9 september 2010 is overwogen en beslist, voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken.
Erkenning (160072 / FA RK 09-2532)
Artikel 204 lid 3 Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de toestemming van de moeder door de toestemming van de rechtbank kan worden vervangen, indien de erkenning
de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
Onweersproken staat vast dat de man de verwekker van de minderjarige is. De vrouw heeft dit tijdens het onderzoek van de Raad ook bevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank moet ervan worden uitgegaan dat de juridische vast-legging van een afstammingsband tussen de man en de minderjarige in het belang van de laatstgenoemde is. Uit het onderzoek van de Raad of anderszins is niet gebleken dat door de erkenning de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige of de belangen van de minderjarige zelf zullen worden geschaad. De vrouw heeft ter zitting gesteld dat de man geen belang heeft bij toewijzing van het verzoek. De rechtbank kan dit, gelet op de rechten en plichten die daardoor ontstaan, niet volgen. Nu de vrouw haar toestemming aan de man om de minderjarige te erkennen weigert, zal de rechtbank haar toestemming vervangen en het verzoek toewijzen.
Gezag (160070 / FA RK 09-2530)
De man heeft de rechtbank verzocht het gezag over deze minderjarige te wijzigen, in die zin dat hij samen met de vrouw wordt belast met het gezag over de minderjarige.
De vrouw heeft verweer gevoerd.
De Raad heeft onderzoek gedaan. Zij komen ten aanzien van het gezag tot de conclusie dat er sprake is van een uiterst conflictueuze relatie tussen de ouders. Beide ouders geven aan dat er sprake is geweest van fysiek geweld waar [minderjarige] getuige van is geweest. De financiële afwikkeling van het verbreken van de relatie is niet afgewikkeld. Ouders zijn hierover nog met elkaar in juridische procedures verwikkeld. Door deze conflicten is er tussen de ouders geen enkele ruimte om gezamenlijk te overleggen over [minderjarige]. Het risico is groot dat conflicten op andere gebieden invloed uitoefenen op de te nemen beslissingen. Dit is niet in het belang van [minderjarige]. Doordat de vrouw de man niet beschouwt als vader en hem geen informatie verstrekt over [minderjarige], heeft de man ook geen inzicht in de opvoedingssituatie van [minderjarige]. Daarnaast heeft de man geen contact met [minderjarige] waardoor hij geen inzicht heeft in de opvoeding en behoeftes van [minderjarige], die nodig is om goede beslissingen voor [minderjarige] te kunnen nemen. De Raad is van mening dat er bij gezamenlijk gezag een groot risico zal ontstaan dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders. De Raad adviseert het verzoek van de man af te wijzen.
De man kan zich niet vinden in het advies van de Raad. Hij stelt dat de Raad ten onrechte een conflictueuze relatie heeft aangenomen. Een conflictueuze relatie wordt eenzijdig door de vrouw gesuggereerd.
De vrouw staat achter het advies van de Raad.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het gezag het volgende. Hoewel de man stelt dat de conflictueuze relatie door de vrouw wordt gecreëerd/in stand wordt gehouden, is voor de rechtbank vast komen te staan dat er tussen partijen een hoop wantrouwen is en de vrouw grote weerstand heeft tegen enige bemoeienis door de man. Niet van belang is aan wiens schuld dit te wijten valt omdat enkel het belang van [minderjarige] voorop behoort te staan. Het belang van [minderjarige] vraagt om een situatie waarin - indien nodig - de juiste en eenduidige beslissingen worden gemaakt. Gelet op het wantrouwen bij de vrouw en het ontbreken van benodigde informatie over [minderjarige] bij de man, acht de rechtbank op dit moment het risico te groot dat bij gezamenlijk gezag de belangen van [minderjarige] worden geschaad waardoor hij klem en verloren raakt tussen de ouders.
Bovendien is de man nog geen juridisch ouder op grond waarvan hij gezamenlijk gezag kan verzoeken. Hiertoe zal eerst deze beschikking in kracht van gewijsde moeten gaan en de man van de vervangende toestemming gebruik moeten maken. Maar los daarvan, de rechtbank acht het verzoek van de man op inhoudelijke gronden te prematuur ingediend en zal het derhalve worden afgewezen.
Omgang (160071 / FA RK 09-2531)
De man heeft verzocht om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen van de helft van de weekenden, vakanties en feestdagen, waarbij de eerste drie maanden een regeling van een middag per week zal gelden.
De vrouw stelt dat er geen sprake is van family life tussen de man en de minderjarige, zodat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Subsidiair heeft zij grote bezwaren geuit tegen het vaststellen van een omgangsregeling en verzocht het verzoek af te wijzen. Meer subsidiair stelt de vrouw dat omgang tussen de man en [minderjarige] onder toezicht van een omgangshuis moet plaatsvinden.
Bij beschikking van 9 september 2010 is de Raad gevraagd om rapport en advies uit te brengen.
Uit het rapport van de Raad komt het volgende naar voren. Ouders zijn tijdens de zwangerschap van [minderjarige] uit elkaar gegaan. Na de bevallingen zijn er enkele contacten geweest tussen vader en [minderjarige]. In mei 2008 zijn ouders weer gaan samenwonen en in augustus 2008 is de man weer uit de woning vertrokken. De man heeft [minderjarige] anderhalf jaar geleden voor het laatst gezien. [minderjarige] weet niet wie zijn vader is. De vrouw zal [minderjarige] vertellen wie zijn vader is als [minderjarige] daarom vraagt. De vrouw vindt ook dat omgang pas mogelijk is als [minderjarige] hierom zal vragen en dit graag wil. Ook vindt ze dat de man dan eerst hulp moeten zoeken voor zijn agressieproblemen, die hij volgens de vrouw heeft.
De Raad komt tot de conclusie dat er geen sprake is van een band tussen [minderjarige] en de man. De periode dat er contact is geweest tussen de man en [minderjarige] is volgens de Raad hiervoor te kort geweest en de leeftijd van [minderjarige] te jong. Het is wel in het belang van [minderjarige] dat hij in de gelegenheid wordt gesteld om contact te hebben met zijn vader. Het contact tussen hen zou vanaf een nulpunt moeten worden opgebouwd. De verstandhouding tussen de ouders is echter zodanig dat er op dit moment geen rustige situatie kan worden gecreëerd. De Raad is van oordeel dat de aanwezige spanningen dermate negatief zullen werken dat de kans klein is dat [minderjarige] en de man een band kunnen opbouwen die nodig is voor een goede omgang in de toekomst. De Raad is van mening dat het nu starten van begeleide omgang een groot risico met zich meebrengt op het mislukken hiervan en acht de negatieve gevolgen hiervan voor tot stand gekomen van omgang in de toekomst groot. Omgang in de toekomst is wel in het belang van [minderjarige], mits de ouders kunnen zorg dragen voor een rustige situatie waarbij begeleiding noodzakelijk wordt geacht. Verder is de Raad van mening dat van de vrouw mag worden verwacht dat zij de man regelmatig (viermaal per jaar) informeert over [minderjarige] en een recente foto meestuurt.
De Raad adviseert om het verzoek tot omgang af te wijzen omdat [minderjarige] anders teveel wordt geconfronteerd met een gespannen situatie tussen de ouders en hij onvoldoende weerbaar is om hierin zijn eigen weg te kunnen vinden. Begeleide omgang zou nu alleen maar leiden tot onrust voor [minderjarige].
De man is van mening dat het rapport van de Raad tegenstrijdigheden bevat. De man ziet niet in waarom de band tussen hem en [minderjarige] niet snel hersteld kan worden. De man heeft mediation voorgesteld en is nog steeds bereid om op die manier de verhouding met de vrouw te verbeteren. De man stelt dat er bij de minderjarige geen contra indicaties blijken voor omgang met de man.
De vrouw staat achter het advies van de Raad.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ontvankelijkheid
De man is de biologische vader van [minderjarige]. Partijen hebben voor en gedeeltelijk tijdens de zwangerschap een relatie gehad. Partijen hebben zich een aantal maanden na zijn geboorte verzoend, en hebben samen met [minderjarige] samengewoond. Gelet op deze omstandigheden, acht de rechtbank voldoende aangetoond dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking op grond waarvan de man kan worden ontvangen in zijn verzoek tot omgang. Bovendien zal de man na gebruik van de vervangende toestemming tot erkenning juridisch ouder worden en is dan het bestaan van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en [minderjarige] voor het recht op omgang niet langer vereist.
Inhoudelijk
Voor de rechtbank is vast komen te staan dat er sprake is van een gebrek aan vertrouwen tussen de ouders, met name van de vrouw jegens de man. De Raad heeft gewezen op het risico dat bij het nu starten van een omgangsregeling er negatieve gevolgen voor de toekomst kunnen ontstaan. Maar de rechtbank ziet ook het risico dat -indien er niet vroegtijdig omgang van de grond komt - [minderjarige] niet in staat zal zijn om een eigen beleving van zijn vader op te bouwen en zijn beeld gebaseerd zal zijn op de negatieve ervaringen van moeder.
De rechtbank is van oordeel dat het wantrouwen van de vrouw onvoldoende rust op objectieve gronden. De vrouw stelt dat de man agressief is/een agressieprobleem heeft maar in het rapport van de Raad staat vermeld dat er volgens de politie sprake was van over en weer geweld in het gezin. De vrouw lijkt hieraan dus ook debet te hebben.
Daarbij komt dat de man de vrouw al anderhalf jaar met rust laat. De man heeft voorgesteld om de onderlinge verhouding bijvoorbeeld door mediation te verbeteren maar de vrouw lijkt elke poging om de situatie te verbeteren af te houden. De rechtbank is van oordeel dat dit er niet toe kan leiden dat er dan geen omgang tussen de man en [minderjarige] plaatsvindt. De man moet een kans krijgen om aan de vrouw te laten zien dat haar wantrouwen ongegrond is. De keus om zijn vader te leren kennen, kan - juist nu moeder dit niet ondersteunt - op de schouders van [minderjarige] worden neergelegd.
Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat er nu, zij het in beperkte vorm, contact moet zijn tussen de man en [minderjarige]. De vrouw heeft uiterst subsidiair aangegeven dat zij wenst dat de omgangsregeling onder begeleiding plaatsvindt. De rechtbank acht dit, gelet op het rapport van de Raad en de weerstand van de vrouw tegen omgang, raadzaam.
De rechtbank zal partijen daarom verwijzen naar het begeleide omgangsproject van het BOR (Humanitas). Onder leiding van het BOR worden dan afspraken gemaakt over de frequentie, duur en opbouw. Een suggestie kan zijn eenmaal per twee weken 2 uur, dan drie uur, en zo verder waarbij als start wordt toegewerkt naar één dag per twee weken.
Partijen moeten hiervoor beide contact opnemen met mevrouw De Ridder, telefoon: 036 539 70 45 (di,wo,do). De rechtbank zal de zaak drie maanden aanhouden, in afwachting van de (eerste) resultaten van de begeleide omgang.
De rechtbank acht het raadzaam dat de vrouw tevens het advies van de Raad opvolgt om de man viermaal per jaar te informeren over [minderjarige]. Nu de vrouw achter het advies van de Raad staat gaat de rechtbank er ook vanuit dat zij dit zal doen. Nu hiertoe geen verzoek is gedaan, kan de rechtbank een informatieregeling niet opleggen.
Verleent aan de man vervangende toestemming, in plaats van de toestemming van de vrouw, tot erkenning van het minderjarig kind: [minderjarige] geboren in de gemeente [plaats] op [datum] 2007.
Wijst het verzoek tot wijziging van het gezag af.
Stelt als voorlopige omgangsregeling tussen de man en de minderjarige vast, totdat daarover nader wordt beslist:
- begeleide omgangsmomenten via het BOR (stichting Humanitas), tenzij partijen een andere begeleidende instantie overeenkomen.
Bepaalt dat partijen zich uiterlijk één week na heden aanmelden bij het BOR, door contact op te nemen met mevrouw De Ridder (coördinator Humanitas), telefoon: 036 539 70 45
(di, wo, do).
Houdt de beslissing over de definitieve omgangsregeling aan.
Alvorens verder te beslissen
Stelt partijen in de gelegenheid om de rechtbank binnen een periode van drie maanden na datum van deze beschikking de rechtbank te informeren over:
- het verloop van de voorlopige omgangsregeling,
- de wenselijkheid van een zitting, onder opgave van verhinderdata,
- de voortgang van de procedure.
Verklaart deze beschikking, voor zover toepasselijk, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. A.C. van de Velde-ter Beek, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van J.N. Pracht, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2011.
Hoger beroep
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, als nevenzittingsplaats van het gerechtshof te Arnhem. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.