ECLI:NL:RBZLY:2011:BR4870

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
26 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
184493 / KG ZA 11-182
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.W.F. Houthoff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige executie van hypotheekakte

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad werd behandeld, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. Hulshof, een kort geding aangespannen tegen ABN AMRO BANK N.V., vertegenwoordigd door mr. R. Dijkema. De procedure betreft een geschil over de executie van een hypotheekakte die op 11 september 1998 is verleden. Eiseres en haar ex-echtgenoot hebben destijds een woning gekocht en een hypotheek afgesloten bij de bank. Na hun scheiding in 2006 en de verkoop van de woning in 2010, is er een restschuld ontstaan die de bank bij eiseres heeft geïnd. Eiseres vordert in dit kort geding dat de voorzieningenrechter de bank verbiedt verdere executiemaatregelen te treffen op basis van de hypotheekakte, en dat reeds gelegde beslagen worden opgeheven. De voorzieningenrechter heeft de feiten en het verloop van de procedure in acht genomen, waaronder de dagvaarding, producties en pleitnota's van beide partijen. De kern van het geschil is of de bank op basis van de hypotheekakte executiemaatregelen mag treffen. Eiseres stelt dat de akte geen executoriale kracht heeft, omdat deze niet het verschuldigde bedrag vermeldt en niet aangeeft hoe dit bedrag kan worden vastgesteld. De bank betwist dit en stelt dat de akte wel degelijk de hoogte van het verschuldigde bedrag vermeldt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de akte niet voldoet aan de vereisten voor executoriale kracht, omdat deze geen informatie bevat over het verschuldigde bedrag of de wijze van vaststelling daarvan. De vorderingen van eiseres worden toegewezen, en de bank wordt veroordeeld tot betaling van een dwangsom en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: 184493 / KG ZA 11-182
Vonnis in kort geding van 26 mei 2011
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. H. Hulshof te Emmeloord,
tegen
naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. R. Dijkema te Hilversum.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de bank genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 4 producties
- de fax van de bank van 17 mei 2011 met 2 producties
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiseres]
- de pleitnota van de bank.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is gehuwd geweest met de heer [echtgenoot van eiseres]. Gedurende hun huwelijk hebben [eiseres] en [echtgenoot van eiseres] een woning gekocht op [woonplaats]. Ten behoeve van de aankoop van deze woning hebben [eiseres] en [echtgenoot van eiseres] een hypotheek afgesloten bij de bank. Op 11 september 1998 is de hypotheekakte door de notaris verleden.
2.2. In 2006 zijn [eiseres] en [echtgenoot van eiseres] gescheiden. In 2010 hebben zij de woning met onderwaarde verkocht, zodat een restschuld bij de bank is ontstaan.
2.3. Na verkoop van de woning heeft de bank [eiseres] aangesproken tot betaling van (een deel van) de restschuld. De bank heeft daarbij aangekondigd dat zij bij uitblijven van betaling op grond van de notariële hypotheekakte van 11 september 1998 loonbeslag zal leggen. [eiseres] heeft de restschuld niet betaald, waarna de bank op 12 april 2011 loonbeslag heeft gelegd onder de werkgever van [eiseres].
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
I. de bank verbiedt (verdere) executiemaatregelen jegens [eiseres] te treffen op basis van de grosse van de notariële hypotheekakte van 11 september 1998, op straffe van een dwangsom van EUR 15.000,-- door de bank aan [eiseres] te betalen indien de bank in strijd met het in deze te wijzen vonnis executiemaatregelen treft;
II. opheft alle ten laste van [eiseres] door de bank op basis van de grosse van voornoemde hypotheekakte reeds gelegde beslagen;
III. de bank veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2. De bank voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De kern van het geschil betreft de vraag of de bank op grond van de notariële hypotheekakte van 11 september 1998 (hierna: de akte) executiemaatregelen mag treffen.
4.2. Volgens artikel 430 Rv kan een grosse van een in Nederland verleden notariële akte in Nederland ten uitvoer worden gelegd.
Aan de grosse van een authentieke akte komt slechts executoriale kracht toe met betrekking tot op het tijdstip van het verlijden van de akte omschreven vorderingen alsmede met betrekking tot toekomstige vorderingen die hun onmiddellijke grondslag vinden in een op het tijdstip van het verlijden van de akte reeds bestaande en in de akte omschreven rechtsverhouding.
In geval de akte wel betrekking heeft op één of meer vorderingen, die aan de in de vorige alinea bedoelde vereisten voldoen, maar niet de grootte van het verschuldigd bedrag vermeldt, is de grosse van de akte niettemin voor tenuitvoerlegging vatbaar, wanneer deze de weg aangeeft langs welke op voor de schuldenaar bindende wijze de grootte van het verschuldigd bedrag kan worden vastgesteld, behoudens de mogelijkheid van tegenbewijs door de schuldenaar (HR 26 juni 1992, LJN ZC0646).
4.3. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de akte geen executoriale kracht heeft omdat zij niet aan dit in de jurisprudentie ontwikkelde criterium voldoet. [eiseres] voert aan dat de akte niet het gevorderde dan wel het verschuldigde bedrag vermeldt, noch de wijze waarop dit bedrag op een voor [eiseres] en [echtgenoot van eiseres] bindende wijze kan worden vastgesteld.
4.4. De bank betwist dat de akte niet voldoet aan de vereisten voor executoriale kracht. Daartoe stelt zij dat de akte wel de hoogte van het verschuldigde bedrag noemt, te weten het bedrag van de oorspronkelijke hypotheeksom. De hoogte van de restschuld is - aldus de bank - eenvoudig vast te stellen door de hypotheeksom te verminderen met het verkoopbedrag van de woning. Gezien de eenvoudige aard van deze rekensom stelt de bank dat de akte executoriale kracht toekomt.
4.5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.6. De voorzieningenrechter is met [eiseres] van oordeel dat de akte noch het door haar en [echtgenoot van eiseres] aan de bank verschuldigde bedrag vermeldt, noch langs welke weg de grootte van het verschuldigde bedrag op voor [eiseres] en [echtgenoot van eiseres] bindende wijze kan worden vastgesteld.
4.7. Volgens het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad wordt aan het vereiste van bepaalbaarheid van het verschuldigde bedrag voldaan indien de akte bepaalt dat - behoudens tegenbewijs - een afschrift uit de administratie van de bank volledig bewijs oplevert van het door de debiteur aan de bank verschuldigde. Nu de akte een dergelijke frase niet bevat, noch enige andere passage betreffende de wijze van berekening van het van [eiseres] te vorderen bedrag, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de akte executoriale kracht ontbeert. De vorderingen van [eiseres] zullen als hierna vermeld worden toegewezen.
4.8. De bank zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 90,81
- griffierecht 71,00
- salaris advocaat 768,00
Totaal EUR 929,81
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. verbiedt de bank (verdere) executiemaatregelen jegens [eiseres] te treffen op basis van de grosse van de notariële akte van 11 september 1998,
5.2. heft op alle ten laste van [eiseres] door de bank op basis van de notariële akte van 11 september 1998 reeds gelegde beslagen,
5.3. veroordeelt de bank om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van EUR 15.000,00 indien zij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet,
5.4. veroordeelt de bank in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op EUR 929,81,
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W.F. Houthoff en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2011.