ECLI:NL:RBZLY:2011:BR5280

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/650318-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met misdrijf tegen het leven, meermalen gepleegd; verminderd toerekeningsvatbaar; contactverbod; bewijs- en strafmaatoverweging

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 24 mei 2011, is de verdachte beschuldigd van bedreiging met een misdrijf tegen het leven, gepleegd op of omstreeks 22 oktober 2010 te Zwolle. De verdachte heeft meerdere slachtoffers bedreigd met de dood en heeft daarbij dreigende uitspraken gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om de zaak te behandelen. De verdachte heeft de beschuldigingen erkend, wat heeft geleid tot een bekennende houding in het proces. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen opgesomd die tot de bewezenverklaring hebben geleid, en heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen zijn verklaard.

De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door psychologen en psychiaters. De verdachte vertoont kenmerken van een autisme spectrum stoornis en ADHD, wat zijn gedrag beïnvloedt. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte een gevangenisstraf van 90 dagen moet ondergaan, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor hun woonadressen. De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is dat de verdachte de behandeling in de FPA De Boog kan voortzetten, om de kans op herhaling van strafbare feiten te verkleinen. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.650318-10 en 07.400175-09 (VTVV) (P)
Uitspraak: 24 mei 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(verdachte)
(geboortedatum)
(adres)
thans verblijvende in (verblijfplaats)
ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S.M. Wolff, advocaat te Zwolle.
Tevens is verschenen mevrouw Y. Loosgelder, reclasseringswerker.
Als officier van justitie was aanwezig R. den Haan.
TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 te Zwolle (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend achter die (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) aangefietst en/of heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend die (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) achtervolgd,
en/of
hij op of omstreeks 22 oktober 2010 te Zwolle (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk aan (slachtoffer 3) en/of (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5) dreigend de woorden toegevoegd “Ik heb haar gezien en ik heb geen moment nagedacht. Het werd zwart voor mijn ogen en ik wilde maar een ding, die jongen moest dood” en/of “Nee hij moet dood” en/of dat hij, verdachte de daad bij het woord had gevoegd als hij ze te pakken had gekregen en/of dat als hij, verdachte de vriend van (slachtoffer 1) te pakken had gekregen hem had kapot gemaakt en/of dat hij, verdachte, zijn bedreigingen zou uitvoeren als hij niet behandeld wordt en/of dat hij, verdachte, de vriend van (slachtoffer 1) kapot zal maken als hij de kans krijgt en/of dat als hij hem te pakken had gekregen dat hij dan hen dood zou hebben gemaakt, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (vervolgens) heeft/hebben (slachtoffer 3) en/of (slachtoffer 4) en/of (slachtoffer 5) voornoemde bedreigingen (mondeling/telefonisch) aan die (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) kenbaar gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2010 tot en met 21 oktober 2010 in de gemeente Zwolle (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (slachtoffer 1) en/of (slachtoffer 2) meermalen, althans éénmaal, (via Hyves en/of Hotmail) dreigend de woorden toegevoegd: “Ik stuur wel eens een mannetje of als ik een psychose heb dan kun je wat beleven” en/of dat als zij hem tegen zou komen hij hen iets aan zou doen en/of dat hij dan hoopte dat hij een psychose zou krijgen als hij hen tegen zou komen, want dan konden we de lol op en/of dat hij, verdachte, de vriend van (slachtoffer 1) dood zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
BEWIJSMOTIVERING
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting betoogd dat hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder voornoemde feiten ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ook betoogd dat hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen kan worden, met uitzondering van de exacte bewoordingen zoals opgenomen onder het onder 2 ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt, op grond van de hierna in voetnoten vermelde bewijsmiddelen , het navolgende.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer 1) ;
- het proces-verbaal van aangifte van (slachtoffer 2) ;
- het aanvullend proces-verbaal van (slachtoffer 4) ;
- het proces-verbaal van verhoor van (slachtoffer 3) ;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte ;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte ;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 mei 2011.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat
1.
hij op 22 oktober 2010 te Zwolle (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend achter die (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) aangefietst en heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend die (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) achtervolgd,
en
heeft verdachte opzettelijk aan (slachtoffer 3) en (slachtoffer 4) en (slachtoffer 5) dreigend de woorden toegevoegd “Ik heb haar gezien en ik heb geen moment nagedacht. Het werd zwart voor mijn ogen en ik wilde maar een ding, die jongen moest dood” en “Nee hij moet dood” en dat hij, verdachte de daad bij het woord had gevoegd als hij ze te pakken had gekregen en dat als hij, verdachte de vriend van (slachtoffer 1) te pakken had gekregen hem had kapot gemaakt en dat hij, verdachte, zijn bedreigingen zou uitvoeren als hij niet behandeld wordt en dat hij, verdachte, de vriend van (slachtoffer 1) kapot zal maken als hij de kans krijgt en dat als hij hem te pakken had gekregen dat hij dan hen dood zou hebben gemaakt en vervolgens heeft (slachtoffer 5) voornoemde bedreigingen mondeling aan die (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) kenbaar gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2010 tot en met 21 oktober 2010 in de gemeente Zwolle (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) meermalen via Hyves en/of Hotmail) dreigend de woorden toegevoegd: “Ik stuur wel eens een mannetje of als ik een psychose heb dan kun je wat beleven” en dat als zij hem tegen zou komen hij hen iets aan zou doen en dat hij dan hoopte dat hij een psychose zou krijgen als hij hen tegen zou komen, want dan konden we de lol op en dat hij, verdachte, de vriend van (slachtoffer 1) dood zou steken.
Van het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
DE STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het bewezene levert op:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht
DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. Dit levert de genoemde strafbare feiten op.
Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 88 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook indien dit inhoudt:
- een klinische behandeling in FPA Warnsveld gedurende één jaar;
- aansluitend verblijf in een instelling voor begeleid wonen;
- aansluitend een ambulante behandeling.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een contactverbod met (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2) en een locatieverbod voor (adres) te Zwolle en (adres) te Zwolle.
Ter zake van de vordering tenuitvoerlegging ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd van de voorwaardelijke veroordeling te verlengen met de periode van een jaar onder gelijkluidende voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat zij de voorwaardelijke gevangenisstraf van 88 dagen fors vindt, gelet op hetgeen feitelijk is gebeurd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Verder heeft ze aangevoerd dat het van belang is dat de behandeling in Warnsveld doorgang vindt en dat verdachte wordt begeleid bij de overgang naar een instelling voor beschermd wonen, maar dat daarvoor kan worden volstaan met een gebruikelijke proeftijd van twee jaar.
Ten slotte heeft de raadsvrouw zich op het punt van de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling aangesloten bij de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank voorts acht geslagen op:
- Pro Justitia rapport d.d. 30 januari 2011, opgemaakt door R.J.H. Winter, psychiater;
- Pro Justitia rapport d.d. 3 februari 2011, opgemaakt door drs. M. van Heteren, GZ psycholoog;
- Reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 6 april 2011, opgemaakt door R. Verhoef, reclasseringswerker;
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 5 april 2011.
Verdachte heeft gedurende langere tijd zijn voormalige vriendin en haar nieuwe partner bedreigd via e-mailberichten. Vervolgens heeft hij hen bij een toevallige ontmoeting op straat ernstig bedreigd.
Uit het rapport van psychiater De Winter blijkt dat bij verdachte sprake is van een autisme spectrum stoornis hetgeen een grote mate van mentale rigiditeit en een gebrek aan sociaal- en contactueel inschattingsvermogen met zich brengt. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor een langdurige bestaande ADHD, welke de primaire stoornis compliceert omdat het bijdraagt aan (sterk) verhoogd impulsief gedrag. Daarnaast is de sterk verhoogde mate van rigiditeit van aanmerkelijk belang in het voortduren van het verlangen/de aandrang tot wraak. De Winter acht de verdachte op het moment van het plegen van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Psycholoog Van Heteren concludeert in haar rapport dat verdachte lijdt aan moeilijk te diagnosticeren ontwikkelingsproblematiek met een overwegend autisme spectrum stoornis. Hij voldoet aan de criteria van PDD-NAO en er is sprake van zwakbegaafdheid. Daarnaast is sprake van gedragsproblematiek die zich heeft ontwikkeld tot persoonlijkheidsproblematiek met afhankelijke, borderline/narcistische en antisociale trekken. Er is sprake van een verhoogde recidivekans omdat verdachte weinig inlevingsvermogen heeft en spanningszoekend gedrag vertoont. Ook Van Heteren acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Ten slotte geeft Van Heteren aan dat het van groot belang is dat de behandeling van verdachte binnen de huidige setting van FPA wordt voortgezet en dat verdachte aansluitend wordt geplaatst in een begeleide woonvorm.
In het reclasseringsrapport wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden een opname in FPA De Boog in Warnsveld, een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod voor de woning van de slachtoffers.
De rechtbank onderschrijft de inhoud van de vorengenoemde rapporten en maakt de daarin getrokken conclusies tot de hare.
De rechtbank concludeert dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en zal bij de strafoplegging rekening houden met deze verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dan de reeds ondergane duur van de voorlopige hechtenis niet wenselijk is. Het is van belang dat verdachte de behandeling die thans is ingezet in FPA De Boog kan voortzetten waarbij hij leert om te gaan met zijn beperkingen, zodat de kans op problemen in de toekomst kan worden verkleind. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte een stok achter de deur nodig heeft om hem ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen en hem te blijven motiveren om de ingezette behandeling voort te zetten. Echter, een proeftijd van langer dan twee jaar acht de rechtbank niet noodzakelijk. Namens de reclassering heeft mevrouw Y. Loosgelder ter terechtzitting verklaard dat het toezicht van belang is bij grote veranderingen in het leven van verdachte, met name bij de overgang van het verblijf in De Boog naar een beschermde woonvorm. Nu zij tevens heeft verklaard dat deze overgang volgens verwachting binnen een jaar zal plaatsvinden, acht de rechtbank een proeftijd van twee jaren voldoende.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Gelet op het voorgaande en op het bepaalde in artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank termen aanwezig de proeftijd van de door de meervoudige strafkamer bij vonnis van 28 oktober 2009 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen te verlengen met een jaar.
BESLISSING
Het onder 1 en ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.
Het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
De tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Van de gevangenisstraf zal een gedeelte, groot 88 dagen, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat de verdachte:
? zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, ook als dit inhoudt het ondergaan van een klinische behandeling in de FPA De Boog te Warnsveld voor de duur van maximaal één jaar en ook als dit inhoudt opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang en ook als dit inhoudt een ambulante behandeling;
? op geen enkele wijze rechtstreeks contact mag opnemen met de slachtoffers (slachtoffer 1) en (slachtoffer 2), ook niet als deze aangeven wel weer met hem contact te willen hebben, tenzij de reclassering anders bepaalt;
? zich niet zal bevinden aan de (adres) en (adres) te Zwolle, tenzij de reclassering anders bepaalt.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank gelast de verlenging met één jaar van de proeftijd van de in de zaak met parketnummer 07.400175-09 bij vonnis d.d. 28 oktober 2009 van de meervoudige strafkamer voorwaardelijk aan verdachte opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een gevangenisstraf van 90 dagen.
De rechtbank bepaalt dat de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden worden gewijzigd in die zin dat als bijzondere voorwaarde thans wordt gesteld dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, ook indien dat inhoudt dat hij zal worden opgenomen in FPA De Boog te Warnsveld, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gewezen door mr. M.A. Wijnands-Veninga, voorzitter, mrs. J.N. Bartels en L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.W. Emmen als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2011.