ECLI:NL:RBZLY:2011:BT7220

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.410064-08
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met dwangverpleging na positieve ontwikkelingen maar onvoldoende behandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van de betrokkene, die eerder op 4 november 2008 ter beschikking was gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. E.J. de Mare, en de officier van justitie mr. J.P. Scheffer, gehoord in raadkamer op 27 september 2011. De deskundige H. Petursdottir, verbonden aan FPC Veldzicht, heeft als getuige-deskundige verklaard dat de betrokkene nog onvoldoende behandeld is om een verminderd risico op delictgerelateerd gedrag te kunnen vaststellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene in het verleden klem is komen te zitten door haar neiging om haar eigen wensen ondergeschikt te maken aan die van anderen, wat heeft geleid tot een gevoel van onmacht en onbekwaamheid. Ondanks positieve ontwikkelingen in haar behandeling, zoals een afname van depressieve gevoelens en het verkrijgen van verlofmachtigingen, is de rechtbank van oordeel dat de betrokkene nog niet klaar is voor een terugkeer in de maatschappij. De deskundigen hebben aangegeven dat de behandeling nog geruime tijd in beslag zal nemen en dat de betrokkene meer tijd nodig heeft om aan haar behandeldoelen te werken. Gezien de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen heeft de rechtbank besloten de terbeschikkingstelling met 2 jaren te verlengen, in overeenstemming met de vordering van het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD
Sector Strafrecht - Strafraadkamer
Parketnr. : 07.410064-08
Uitspraak : 11 oktober 2011
Beslissing op de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:
(betrokkene),
geboren op (geboortejaar)
verblijvende in/wonende te (adres)
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
Betrokkene is bij vonnis van deze rechtbank d.d. 4 november 2008 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is ingegaan op 21 oktober 2009. Deze terbeschikkingstelling eindigt behoudens nadere voorziening op 21 oktober 2011.
Het openbaar ministerie heeft op 13 september 2011 een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met 2 jaren. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.
Betrokkene, bijgestaan door mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen, en de officier van justitie, mr. J.P. Scheffer, zijn op 27 september 2011 in raadkamer in het openbaar gehoord.
Tevens is als getuige-deskundige gehoord H. Petursdottir als gedragswetenschapper verbonden aan FPC Veldzicht (hierna te noemen de deskundige).
Op 18 augustus 2011 is door FPC Veldzicht een rapport en advies uitgebracht omtrent de eventuele verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling. Geadviseerd is om de terbeschikkingstelling met 2 jaren te verlengen.
De officier van justitie heeft in raadkamer volhard bij zijn vordering.
Betrokkene heeft in raadkamer verklaard tegen een verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met 2 jaren geen bezwaar te maken. De raadsman heeft zich niet tegen de vordering verzet.
OVERWEEGT
De rechtbank sluit zich aan bij voormeld advies van FPC Veldzicht en de door de deskundige daarop ter zitting gegeven toelichting. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Blijkens het adviesrapport hebben een depressie, een aantal persoonlijkheidskenmerken van betrokkene en situationele stressoren tot de onderliggende delicten geleid. Nu met name de zelfverwijten en het schuldgevoel ten aanzien van de gepleegde feiten op de voorgrond hebben gestaan, is de behandeling in het kader van de terbeschikkingstelling aanvankelijk moeizaam verlopen. De belangrijkste aandachtsgebieden die in de behandeling naar voren zijn gekomen, zijn eerder bedoelde depressie, de relatie met de echtgenoot en de kinderen, zelfontplooiing en het leren bespreekbaar maken van gevoelens en gedachten. Onder invloed van de behandeling is er bij betrokkene gaandeweg langzaam een ontwikkeling op gang gekomen. Bij betrokkene is meer gevoelsdifferentiatie ontstaan, waardoor ze thans goed in staat is om haar depressieve gevoelens te benoemen. Daarbij is de depressie dusdanig verminderd dat de medicatie recentelijk is afgebouwd. Er is nog steeds sprake van lijdensdruk die betrokkene onder andere motiveert haar behandeling te continueren. In mei 2011 is een machtiging tot zowel begeleid als onbegeleid verlof verstrekt, waarbij het onbegeleid verlof mede is bedoeld om betrokkene te stimuleren om zelfstandig keuzes te maken ten aanzien van vrije tijd, sociale contacten, eventuele opleiding en werk.
Hoewel er aldus van een positieve ontwikkeling sprake is, hebben de deskundigen aangegeven dat de behandeling in beginsel nog wel geruime tijd in beslag zal nemen. Betrokkene zal vooral meer tijd nodig hebben om aan haar behandeldoelen, het verder ontwikkelen van een eigen identiteit, haar emotieregulatie en relatieproblemen, te kunnen werken. De deskundige heeft ter zitting daarbij aangegeven dat er, door middel van systeemgesprekken en therapieën, een verdieping in de behandeling zal gaan plaatsvinden waardoor de behandeling voor betrokkene ook zwaarder zal worden.
Het risico op gewelddadig gedrag ligt thans in het feit dat betrokkene geneigd is vooral rekening te houden met anderen en haar eigen wensen ondergeschikt maakt aan dat wat in haar beleving moet. In het verleden is ze hierdoor klem komen te zitten in een leven dat voor haar gevoel vol zat met verplichtingen waar ze niet aan kon voldoen. Onder deze omstandigheden ging betrokkene zich onmachtig en onbekwaam voelen en had zij onvoldoende mogelijkheden om haar problemen op een adequate manier op te lossen.
Mocht de terbeschikkingstelling nu beëindigd worden, dan is betrokkene onvoldoende veranderd om problemen in de maatschappij op een deugdelijke manier op te lossen. Hoewel er sprake is van een gezonde lijdensdruk en probleembesef, is haar problematiek onvoldoende behandeld om te kunnen spreken van een verminderd risico op delictgerelateerd gedrag. Tevens kan niet worden uitgesloten dat betrokkene zelf slachtoffer zou kunnen worden van een te snelle en onvoldoende voorbereide terugkeer in de maatschappij. Daarbij is er geen sprake van een adequate maatschappelijke inbedding waarop ze terug kan vallen. Op grond van het voorgaande, wordt derhalve geadviseerd de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met 2 jaren te verlengen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling met 2 jaren eist.
De rechtbank zal op grond van het vorenstaande en gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht beslissen als hierna te melden.
BESLISSING
De rechtbank verlengt de termijn gedurende welke (betrokkene) voornoemd ter beschikking is gesteld, met bevel dat zij van overheidswege zal worden verpleegd, met 2 jaren.
Aldus gegeven door mr. H.H.J. Harmeijer, voorzitter, mrs. A.J. Louter en A.P.W. Esmeijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2011. Mr. Harmeijer, voornoemd, is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.