ECLI:NL:RBZLY:2011:BU2102

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
28 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
184652 - HA ZA 11-520
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onjuiste partijaanduiding en incidentele vordering in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, is een incidentele vordering aan de orde gesteld door [A], die betoogde dat de eiser, Rotra Forwarding B.V., niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in haar vordering. Rotra Forwarding had [A] gedagvaard, maar stelde later vast dat in de dagvaarding de verkeerde vennootschap als eisende partij was opgenomen. De eiser verzocht om rectificatie van de partijaanduiding, omdat volgens haar de bedoeling was dat Rotra Air & Ocean als eisende partij zou optreden. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot rectificatie niet kon worden toegewezen, omdat de dagvaarding geen gebrek vertoonde in de zin van artikel 45 Rv. De rechtbank stelde vast dat de naam van een bestaande vennootschap was opgenomen en dat er geen reden was om aan te nemen dat [A] op de hoogte was van een vergissing in de dagvaarding.

De rechtbank verduidelijkte dat het onderscheid tussen processuele en materiële verweren van belang is voor de beoordeling van de incidentele vordering. De stellingen van [A] werden als inhoudelijke geschilpunten beschouwd die in de hoofdzaak aan de orde moesten komen, en niet in het kader van de incidentele vordering. De rechtbank wees de incidentele vordering van [A] af en bepaalde dat de zaak weer op de rol zou komen voor verdere behandeling in de hoofdzaak. Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en openbaar uitgesproken op 28 september 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 184652 / HA ZA 11-520
Vonnis in incident van 28 september 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROTRA FORWARDING B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. T.M. Maters te Huissen,
tegen
[A],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.T. Hoen te Gorredijk.
Partijen zullen hierna Rotra Forwarding en [A] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in incident van 27 juli 2011.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
In de hoofdzaak heeft Rotra Forwarding gevorderd [A] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan haar te voldoen een bedrag van EUR 4.603,54, te vermeerderen met kosten en rente.
Rotra Forwarding heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat zij en [B] B.V. (verder: [B]) daags voor 11 december 2008 een vervoersovereenkomst hebben gesloten en dat Rotra Forwarding uit hoofde daarvan op 11 en 12 december 2008 goederen voor [B] heeft vervoerd. [B] is per 31 december 2008 ontbonden wegens een gebrek aan baten en de door Rotra Forwarding aan [B] toegezonden facturen zijn deels onbetaald gebleven. Volgens Rotra Forwarding heeft [A] als directeur-grootaandeelhouder en enig werknemer van [B] onrechtmatig jegens haar gehandeld, omdat hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst wist of moest begrijpen dat [B] niet in staat zou zijn haar verplichtingen jegens Rotra Forwarding na te komen en dat [B] tevens geen verhaalsmogelijkheden kon bieden. Op grond hiervan is [A] volgens Rotra Forwarding aansprakelijk voor de door haar geleden schade.
[A] heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank Rotra Forwarding niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, omdat de door Rotra Forwarding ingestelde vordering haar niet toekomt. [B] heeft volgens [A] een overeenkomst met Rotra Air & Ocean B.V. (verder: Rotra Air & Ocean) gesloten en Rotra Air & Ocean heeft de goederen voor [B] vervoerd. Daarnaast heeft [A] betoogd dat Rotra Forwarding de verkeerde partij heeft gedagvaard, omdat hij geen partij is bij de overeenkomst tussen [B] en Rotra Air & Ocean. Volgens [A] bestaat er geen grondslag om hem in rechte te betrekken, omdat [B] niet verwijtbaar heeft gehandeld en Rotra Forwarding geen bewijzen heeft overgelegd die haar stellingen ondersteunen.
Rotra Forwarding heeft in haar incidentele conclusie van antwoord erkend dat in de dagvaarding de verkeerde vennootschap als eisende partij is opgenomen. In de dagvaarding had volgens Rotra Forwarding Rotra Air & Ocean als eisende partij moeten worden vermeld. Volgens Rotra Forwarding is sprake van een verschrijving en blijkt uit haar sommatiebrieven aan [A] en het beslagrekest dat het onmiskenbaar de bedoeling was dat Rotra Air & Ocean als eisende partij zou optreden. Rotra Forwarding heeft verzocht om op grond van artikel 66 lid 2 Rv in de gelegenheid te worden gesteld het gebrek in de dagvaarding door middel van een exploot te herstellen.
Daarnaast heeft Rotra Forwarding betoogd dat zij terecht [A] heeft gedagvaard, omdat haar vordering is gebaseerd op het onrechtmatig handelen van [A].
[A] heeft bij akte uitlating in het incident bestreden dat het onmiskenbaar de bedoeling was dat Rotra Air & Ocean als eiseres zou optreden. Volgens [A] is de ingebrekestelling afkomstig van Rotra Forwarding en is het blijkens de diverse bij de dagvaarding overgelegde e-mails onduidelijk of namens Rotra Forwarding of Rotra Air & Ocean is gehandeld.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling in het incident
Het onderscheid tussen processuele verweren (excepties) en materiële verweren bestaat hierin dat excepties beperkt zijn tot die verweermiddelen, die ertoe strekken dat de rechter aan wie het geschil is voorgelegd, op grond van regels van processuele aard niet tot een beoordeling van de rechtsbetrekking in geschil zelf kan komen. Ook incidentele vorderingen hebben betrekking op processuele verwikkelingen die rechterlijke bemoeienis vereisen van andere aard dan beslechting van materiële geschilpunten. De stellingen van [A] betreffen inhoudelijke geschilpunten die kunnen leiden tot afwijzing van de vordering in de hoofdzaak. Deze aan de vordering tot niet-ontvankelijkheid ten grondslag gelegde stellingen hebben daarmee betrekking op de aard van de materiële rechtsbetrekking in geschil. De vordering tot niet-ontvankelijkheid is daarom geen exceptie in de zin van artikel 128 lid 3 Rv of een incident in de zin van artikel 208 lid 1 Rv. De aan de vordering tot niet-ontvankelijkheid ten grondslag gelegde argumenten moeten beschouwd worden als, althans gelijkgesteld worden met, een verweer ten principale en dienen daarom niet bij wege van incident opgeworpen te worden, maar dienen in de hoofdzaak aangevoerd te worden. De incidentele vordering van [A] tot niet-ontvankelijkheid moet daarom worden afgewezen.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
Het verzoek tot rectificatie van onjuiste partijaanduiding
Vooropgesteld wordt dat op de voet van artikel 45 Rv het exploot van dagvaarding op straffe van nietigheid (onder meer) de (juiste) naam van de eisende partij dient te vermelden. Op grond van artikel 66 lid 2 Rv kan een gebrek in een exploot dat nietigheid meebrengt bij exploot worden hersteld, tenzij uit de wet anders voortvloeit.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat de uitgebrachte dagvaarding geen gebrek in de zin van artikel 45 Rv, omdat in de dagvaarding als eisende partij de naam van een bestaande vennootschap is opgenomen. Dat het volgens Rotra Forwarding de bedoeling was om een andere vennootschap als eisende partij te laten optreden, leidt niet tot nietigheid van de dagvaarding. Derhalve bestaat geen aanleiding om Rotra Forwarding in de gelegenheid te stellen om door middel van een exploot de naam van de eisende partij te herstellen.
Voor zover Rotra Forwarding met haar verzoek heeft bedoeld te verzoeken dat de rechtbank de naam van de eisende partij in de dagvaarding verbeterd zal lezen en uit zal gaan van Rotra Air & Ocean als eisende partij, wordt het volgende overwogen.
Beantwoording van de vraag wie als eisende partij optreedt, vergt uitleg van het exploot waarmee de desbetreffende instantie is ingeleid. Ingevolge artikel 3:59 BW zijn de artikelen 3:33 en 3:35 BW op deze uitleg overeenkomstig van toepassing (HR 22 oktober 2004, NJ 2006, 202).
Rectificatie van een aanvankelijk onjuiste partijaanduiding is een aanvaardbaar middel tot herstel van een gemaakte vergissing wanneer het onder de gegeven omstandigheden voor de gedaagde kenbaar was dat van een vergissing sprake was, de gedaagde door deze vergissing en de rectificatie daarvan niet wordt benadeeld of in zijn verdediging wordt geschaad, en de rectificatie tijdig plaatsvindt (HR 4 december 1998, NJ 1999, 269 en HR 14 december 2007, NJ 2008, 10).
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken dat het voor [A] kenbaar was dat de vermelding van Rotra Forwarding als eisende partij in de dagvaarding op een vergissing berustte. Hiertoe is van belang dat Rotra Forwarding en Rotra Air & Ocean twee afzonderlijke vennootschappen zijn, die beide actief zijn in de logistieke dienstverlening. Weliswaar zijn de aan [B] gezonden facturen en een groot deel van de correspondentie met [B] en/of [A] door of namens Rotra Air & Ocean verstuurd en is ook het beslagrekest van 29 maart 2011 door Rotra Air & Ocean ingediend, maar de ingebrekestelling van 20 februari 2009 is op briefpapier van Rotra Forwarding gesteld en in de door Rotra Forwarding als productie 11 overgelegde e-mailberichten worden de adresgegevens van zowel Rotra Forwarding als Rotra Air & Ocean weergegeven zonder dat daarbij is aangegeven namens welke vennootschap de berichten zijn verzonden. Daardoor heeft Rotra Air & Ocean enige onduidelijkheid laten ontstaan ten aanzien van de vraag namens welke vennootschap is gehandeld. Hoewel [A] van mening is dat [B] enkel een contractuele relatie heeft gehad met Rotra Air & Ocean en niet met Rotra Forwarding, is gezien de onduidelijkheid in de correspondentie niet gebleken dat het ook voor [A] duidelijk was dat Rotra Air & Ocean en Rotra Forwarding eenzelfde mening waren toegedaan. Derhalve kan de stelling van Rotra Forwarding dat het voor [A] kenbaar is geweest dat in de dagvaarding een vergissing is gemaakt en dat het de bedoeling was dat Rotra Air & Ocean als eisende partij zou optreden niet worden gevolgd. Nu aan de eerste voorwaarde voor herstel van een vergissing, te weten dat deze voor de andere partij kenbaar was, niet is voldaan, zal de rechtbank de inleidende dagvaarding niet verbeterd lezen en uitgaan van Rotra Forwarding als eisende partij.
De beslissing
De rechtbank
in het incident
wijst het gevorderde af,
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 november 2011 voor conclusie van repliek in conventie en conclusie van antwoord in reconventie aan de zijde van Rotra Forwarding.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2011.