ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3069

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
27 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
183515 - HA ZA 11-387
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op exceptio plurium litis consortium in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, hebben eisers [A] en [B] een vordering ingesteld tegen gedaagde [C]. De zaak betreft een beroep op de exceptio plurium litis consortium door [C], die stelt dat zijn echtgenote, mw. [C], mede-eigenaar is van de woning die onderwerp van geschil is. [C] vordert dat [A en B] niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, omdat zij verzuimd hebben mw. [C] te dagvaarden.

[A en B] verweren zich tegen deze vordering en stellen dat zij gerechtvaardigd waren in de veronderstelling dat [C] de enige eigenaar van de woning is. Zij betwisten de stelling van [C] dat er sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding en dat de mede-eigendom van mw. [C] onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank heeft de zaak op 27 juli 2011 behandeld en beslist dat [C] in de gelegenheid wordt gesteld om zijn stellingen over de mede-eigendom van mw. [C] verder te onderbouwen.

De rechtbank oordeelt dat voor een succesvol beroep op de exceptio plurium litis consortium sprake moet zijn van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Dit houdt in dat het noodzakelijk is dat alle betrokken partijen in de procedure worden betrokken, zodat de beslissing voor hen allemaal geldt. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en stelt de zaak opnieuw vast op de rol voor 10 augustus 2011, waar [C] een akte moet indienen over de onderbouwing van zijn stellingen.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juli 2011. De zaak betreft een civielrechtelijke kwestie en is geregistreerd onder het zaaknummer 183515 - HA ZA 11-387.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 183515 / HA ZA 11-387
Vonnis in incident van 27 juli 2011
in de zaak van
1. [A],
wonende te [woonplaats],
2. [B],
wonende te [woonplaats],
eisers in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat mr. A. Vaarkamp te Zwolle,
tegen
[C],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. M.H. Hogeman te Zutphen.
Partijen zullen hierna [A en B] en [C] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering houdende exceptio plurium litis consortium
- de incidentele conclusie van antwoord.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
De beoordeling in het incident
[C] beroept zich op de exceptio plurium litis consortium en vordert dat [A en B] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vorderingen nu hij heeft verzuimd mevrouw [voorletters mw.] [C] eveneens te dagvaarden. [A en B] voert verweer en stelt daarbij dat hij gerechtvaardigd in de veronderstelling verkeerde dat uitsluitend [C] eigenaar van de woning is, dat [C] de mede-eigendom van zijn woning van mw. [C] onvoldoende heeft onderbouwd en voorts dat geen sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding. [A en B] concludeert dan ook, primair, tot afwijzing van de vordering. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
[C] heeft aangevoerd dat hij en mw. [C] eigenaar zijn van het perceel aan de [adres en huisnummer] in [woonplaats] en dat het ingevolge de samenhangende rechtsverhouding noodzakelijk is dat alle betrokken partijen in het geding worden gekend en dat derhalve ook mw. [C] had moeten worden gedagvaard.
Voor een succesvol beroep op de exceptio plurium litis consortium dient sprake te zijn van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Hiervan is pas sprake indien het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen in dezelfde zin luidt. Materiële ondeelbaarheid is daarvoor noodzakelijk noch voldoende, maar kan wel een omstandigheid zijn die meeweegt bij de beslissing over een ingeroepen processuele ondeelbaarheid.
De rechtbank is met [A en B] van oordeel dat [C] zijn stellingen met betrekking tot zijn beroep op de exceptio plurium litis consortium onvoldoende heeft onderbouwd. [C] heeft weliswaar gesteld dat mw. [C] mede-eigenaar is van het perceel aan de [adres en huisnummer], maar hij heeft niet onderbouwd waaruit haar mede-eigendom voorvloeit en uit de overgelegde stukken kan dit evenmin zonder meer volgen. Uit productie 2, overgelegd bij dagvaarding, blijkt immers uitsluitend dat [C] eigenaar van het perceel is en dat hij is gehuwd met [voorletters mw.] [achternaam].
Wanneer echter komt vast te staan dat mw. [C] mede-eigenaar van gemeld perceel is, is daarmee tevens de processuele ondeelbaarheid van de rechtsvordering gegeven. [A en B] heeft immers primair gevorderd dat het vonnis - waarin volgens hem zou moeten worden bepaald dat hij het betreffende stuk grond door verjaring heeft verkregen - in de daartoe bestemde registers wordt ingeschreven. Indien deze vordering thans wordt toegewezen, zal die inschrijving ook werken tegen een (eventuele) mede-eigenaar van gemeld perceel, terwijl hij of zij niet in een procedure is betrokken. Alvorens verder te beslissen zal [C] daarom in de gelegenheid worden gesteld zich uit te laten omtrent de grondslag van de door hem gestelde (mede-) eigendom van [voorletters mw.] [C].
De beslissing
De rechtbank
in het incident
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 10 augustus 2011 voor het nemen van een akte door [C] over hetgeen is vermeld onder 2.4. en 2.5., waarna de wederpartij op de rol van zes weken daarna een antwoordakte kan nemen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens-de Mug en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2011.