ECLI:NL:RBZLY:2011:BU3299

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/653334-10
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs van woninginbraak

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraak met geweld, heeft de rechtbank op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 20 september 2011. De verdachte werd ten laste gelegd dat hij op 5 december 2008, samen met anderen, een woning in Deventer had overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie was ontvankelijk in de vervolging en er waren geen redenen voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft de bewijsvoering kritisch beoordeeld. De verklaringen van de aangever en getuigen waren niet voldoende om de verdachte te identificeren als de dader van de overval. De aangever kon geen signalement van de overvallers geven en de getuigenverklaringen waren inconsistent. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de getuigen waren niet eenduidig en er waren tegenstrijdigheden in hun verklaringen, wat de betrouwbaarheid van het bewijs ondermijnde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde feit had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Zwolle-Lelystad, onder leiding van voorzitter mr. A.P.W. Esmeijer, en de rechters mr. L.J.C. Hangx en mr. A.J. Louter. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier mr. S.J. Verheij-de Vries.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.653334-10 (P)
Uitspraak: 4 oktober 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
(Verdachte),
geboren op (Geboortedatum) te (Geboorteplaats),
thans verblijvende te (Verblijfsplaats).
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. van Dijck-Jager, en van hetgeen door de uitdrukkelijk gemachtigde raadsman van verdachte,
mr. J.M. Keizer, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is, na een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 december 2008 in de gemeente Deventer, in een woning aan de (Straat), gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen acht, althans één of meer, mobiele telefoon en/of een plasmascherm en/of een armband en/of een halsketting en/of twee, althans een of meer, horloge(s) en/of 15 euro en/of een autoradio/cd-speler, in elk geval enig goed of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (Slachtoffer1), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die (Slactoffers), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zij mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), opzettelijk dreigend:
- die (Slachtoffer2) de woning heeft/hebben binnengeduwd, en/of
- een wapen, althans een op wapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd heeft/hebben gezet, en/of
- tegen die (Slachtoffer2) heeft/hebben gezegd: “Kijk naar de grond” en/of daarbij die (Slachtoffer2) tegen de neus, althans tegen het hoofd, heeft hebben geschopt en/of een voet op/tegen in het gezicht, althans op het hoofd, heeft gezet/geduwd, en/of
- tegen die (Slachtoffer1)heeft/hebben gezegd: ‘hou je kop, dit is een overval’ en/of “ga op de grond liggen’ en/of
- een vuurwapen, althans een op een wapen gelijkend voorwerp, in de nek, althans tegen het lichaam, van die (Slachtoffer1)geplaatst en/of daarbij tegen die (Slachtoffer1)heeft gezegd: “Kop houden anders schiet ik een kogel door je kop”
- die (Slachtoffer1)heeft/hebben vastgepakt, waarbij nog steeds een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de nek, althans het lichaam, was geplaatst, en/of die (Slachtoffer1)mee naar de bovenverdieping van de woning heeft genomen/gebracht, en/of
- tegen die (Slachtoffer1)heeft/hebben gezegd dat hij/ze in de kelderlast moest gaan zitten en daar 10 minuten moest(en) blijven zitten;
en/of
hij op of omstreeks 5 december 2008 in de gemeente Deventer, in een woning aan de (Straat), gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld die (Slachtoffer1)en/of (Slachtoffer2) heeft gedwongen tot afgifte van acht, althans één of meer, mobiele telefoon en/of een plasmascherm en/of een armband en/of een halsketting en/of twee, althans een of meer, horloge(s) en/of 15 euro en/of een autoradio/cd-speler, in elk geval enig goed of geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan (Slachtoffer), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte, en/of zijn mededader(s), opzettelijk dreigend:
- die (Slachtoffer2) de woning heeft/hebben binnengeduwd, en/of
- een wapen, althans een op wapen gelijkend voorwerp, tegen het hoofd heeft/hebben gezet, en/of
- tegen die (Slachtoffer2) heeft/hebben gezegd: “Kijk naar de grond” en/of daarbij die (Slachtoffer2) tegen de neus, althans tegen het hoofd, heeft hebben geschopt en/of een voet op/tegen in het gezicht, althans op het hoofd, heeft gezet/geduwd, en/of
- tegen die (Slachtoffer1)heeft/hebben gezegd: ‘hou je kop, dit is een overval’ en/of “ga op de grond liggen’ en/of
- een vuurwapen, althans een op een wapen gelijkend voorwerp, in de nek, althans tegen het lichaam, van die (Slachtoffer1)geplaatst en/of daarbij tegen die (Slachtoffer1)heeft gezegd: “Kop houden anders schiet ik een kogel door je kop”
- die (Slachtoffer1)heeft/hebben vastgepakt, waarbij nog steeds een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de nek, althans het lichaam, was geplaatst, en/of die (Slachtoffer1)mee naar de bovenverdieping van de woning heeft genomen/gebracht, en/of
- tegen die (Slachtoffer1)heeft/hebben gezegd dat hij/ze in de kelderlast moest gaan zitten en daar 10 minuten moest(en) blijven zitten;
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 8 december 2008 doet (Slachtoffer) aangifte van diefstal met geweld, in de nacht van 5 december 2008 gepleegd.
Getuigen (Getuige1). (Slachtoffer2) en (Getuige2)zijn daarover bij de politie gehoord.
Verdachte is vervolgens op 3 januari 2010 aangehouden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, nu aangever (Slachtoffer) heeft verklaard dat zijn woning aan de (Straat) op 5 december 2008 is overvallen door meerdere personen, (Slachtoffer2) heeft verklaard dat hij verdachte heeft herkend als één van de overvallers en (Getuige2)heeft verklaard dat verdachte samen met (Verdachte)bij hem thuis is geweest op de avond voorafgaand aan de overval en dat hij vermoedt dat verdachte samen met (Verdachte)de overval heeft gepleegd, omdat hij hen heeft verteld dat (Getuige1) (Slachtoffer2), op dat moment verblijvend bij (Slachtoffer) aan de (Straat), wiet in zijn bezit had.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Volgens hem is niet duidelijk dat zijn cliënt bij de overval op de woning aan de (Straat) is betrokken, nu de verklaringen van aangever (Slachtoffer) en (Getuige1) (Slachtoffer2) als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt en overig bewijs in het dossier ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezenverklaring ter zake van de aan verdachte ten laste gelegde diefstal met geweld.
In het dossier bevindt zich onder meer een verklaring van aangever (Slachtoffer). Hieruit kan echter niet worden afgeleid dat verdachte degene is geweest die op 5 december 2008 bij de overval op de woning aan de (Straat) te Deventer betrokken is geweest, nu hij alleen heeft verklaard dat hij door meerdere personen is overvallen. Een signalement van de daders heeft hij niet kunnen geven.
De verklaring van (Getuige2)kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin leiden tot een bewezenverklaring, omdat hij niet uitdrukkelijk heeft verklaard dat verdachte de overval heeft gepleegd. Uit zijn verklaring kan hooguit worden afgeleid dat hij niet ‘wist’ dat verdachte en (Verdachte2)een overval gingen plegen, maar dat hij dit – achteraf – heeft geconcludeerd, op grond van het feit dat verdachte en (Verdachte2)op de avond voorafgaand aan de overval bij hem zijn geweest en hij hen heeft verteld dat (Getuige1) (Slachtoffer2), op dat moment verblijvend bij aangever (Slachtoffer1)aan de (Straat), wiet in zijn bezit had. Bovendien valt niet uit te sluiten dat hij dit – pas – heeft geconcludeerd, nadat (Getuige1) (Slachtoffer2) bij hem is geweest en deze hem heeft verteld wie de overvallers zouden zijn. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aangever heeft verklaard dat hij direct na de overval met – onder meer – (Getuige1) (Slachtoffer2) naar Smit is gegaan.
Getuige (Slachtoffer2) wijst verdachte aan als één van de overvallers, maar uit zijn verklaring blijkt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende dat hij verdachte ten tijde van de overval daadwerkelijk heeft herkend. Hij verklaart dit niet uitdrukkelijk. Het signalement dat (Getuige1) (Slachtoffer2) van verdachte geeft, kan ook zijn gebaseerd op het feit dat (Getuige1) (Slachtoffer2), volgens zijn eigen verklaring, verdachte en (Verdachte2)al kende. Daarnaast komt de verklaring van (Getuige1) (Slachtoffer2) op bepaalde onderdelen niet overeen met de verklaring van aangever (Slachtoffer). Zo verklaart aangever dat hij samen met (Getuige1) (Slachtoffer2) en (Getuige1) uit Rotterdam in een kelderkast is gestopt, terwijl (Getuige1) Cornelisssen hier niets over heeft verklaard. Bovendien was volgens aangever sprake van 3 of 4 overvallers, terwijl er volgens (Getuige1) (Slachtoffer2) 2 overvallers waren. Een en ander doet ernstig afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
De rechtbank komt derhalve tot het oordeel dat – ook in onderlinge samenhang bezien – er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde te komen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
5. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. A.P.W. Esmeijer, voorzitter, en mrs. L.J.C. Hangx en A.J. Louter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. Verheij-de Vries als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2011.
Mr. A.J. Louter was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen