ECLI:NL:RBZLY:2011:BU8613

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
19 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
192992 / JZ RK 11-1038
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Miltenburg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van de verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de Raad voor de Kinderbescherming op 14 december 2011 een verzoekschrift ingediend tot machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna aangeduid als [naam kind]. De kinderrechter heeft op dezelfde dag een voorlopige beschikking gegeven, waarin de gezinsvoogdij-instelling de machtiging kreeg om [naam kind] uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening van 14 december 2011 tot 28 december 2011. De ouders van [naam kind], de moeder en de vader, zijn als belanghebbenden aangemerkt, evenals de gezinsvoogdij-instelling, vertegenwoordigd door Bureau Jeugdzorg Overijssel.

Tijdens de zitting op 19 december 2011 heeft de kinderrechter de situatie van [naam kind] beoordeeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er twijfels bestaan over de vaardigheden van de ouders om [naam kind] adequaat te verzorgen en op te voeden. De ouders hebben persoonlijke problemen die hun in de weg staan, en er is onvoldoende duidelijkheid over hun bereidheid en vermogen om samen te werken met derden. De kinderrechter heeft daarom besloten dat [naam kind] op een neutrale plaats bij derden moet verblijven, totdat er meer duidelijkheid is over de situatie van de ouders.

De kinderrechter heeft de Raad opgedragen om een onderzoek in te stellen naar de opvoedingsvaardigheden van de ouders. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengd tot 9 maart 2012, met de mogelijkheid tot terugplaatsing indien de ouders in staat blijken om [naam kind] adequaat te verzorgen. De kosten van de plaatsing zijn voor rekening van de ouders, conform het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector civiel recht
Locatie Zwolle
Zaak/rolnr.: 192992 / JZ RK 11-1038
datum : 19 december 2011
beschikking van de kinderrechter
inzake
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING
gevestigd te Arnhem,
vertegenwoordigd door [naam],
hierna als de Raad aangeduid,
verzoeker,
met betrekking tot de minderjarig [naam kind], hierna als [naam kind] aangeduid, geboren op 13 december 2011 in de gemeente Deventer,
kind van:
1. [naam moeder],
en
2. [naam vader],
wonende te [plaats],
hierna als de moeder respectievelijk als de vader aangeduid,
belanghebbenden.
De moeder is belast met het gezag.
Als belanghebbende is verder nog aangemerkt:
LEGER DES HEILS JEUGDZORG & RECLASSERING,
namens BUREAU JEUGDZORG OVERIJSSEL
gevestigd te Utrecht,
hierna als de gezinsvoogdij-instelling aangeduid,
Het procesverloop
De Raad heeft op 14 december 2011 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift ingediend tot machtiging uithuisplaatsing.
De kinderrechter heeft in deze zaak op 14 december 2011 reeds een beschikking gegeven. In die beschikking is het volgende, voor zover thans van belang, bepaald:
“Verleent de gezinsvoogdij-instelling machtiging [naam kind] voornoemd met ingang van 14 december 2011 tot 28 december 2011 uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg 24-uurs.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Houdt iedere verdere beslissing aan.”
De kinderrechter heeft na 14 december 2011 kennis genomen van een brief met bijlage van de moeder d.d. 19 december 2011.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren op 19 december 2011.
Verschenen zijn:
- de vader;
- [naam] namens de gezinsvoogdij-instelling;
- [naam] namens de Raad.
Vaststaande feiten
[naam kind] verblijft elders.
Bij beschikking van 9 december 2011 heeft de kinderrechter in deze rechtbank [naam kind] tot 9 maart 2012 voorlopig onder toezicht gesteld van de gezinsvoogdij-instelling.
Beoordeling van de zaak
Thans dient nog beslist te worden op het verzoek van de Raad [naam kind] eveneens met ingang van 28 december 2011 tot 14 december 2012 uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg 24-uurs.
Ter motivering voert de Raad aan dat er nog de nodige twijfels zijn of de vader en de moeder over voldoende vaardigheden beschikken om [naam kind] te verzorgen en op te voeden. Kort voor de bevalling verbleven de vader en de moeder in een stacaravan. De vereiste zaken die voor de bevalling en de opname in het gezin van een baby vereist zijn, waren niet aanwezig. Bovendien was de vader en de moeder aangezegd de caravan te verlaten. Tot slot stelt de Raad dat de moeder tijdens de zwangerschap niet regelmatig een verloskundige of arts bezocht.
De vader maakt bezwaar tegen toewijzing van het verzoek de gezinsvoogdij-instelling een machtiging te geven [naam kind] uit huis te plaatsen. Hij stelt dat er momenteel hard gewerkt wordt om huisvesting te regelen en een uitkering te krijgen. Zodra een en ander geregeld is kan [naam kind] in het gezin van de vader en de moeder opgenomen worden.
De moeder heeft schriftelijk aan de kinderrechter laten weten ook bezwaar te maken tegen het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing.
Naar het oordeel van de kinderrechter dient de Raad een onderzoek in te stellen naar de vaardigheden van de vader en de moeder of zij al dan niet met behulp van derden in staat zijn [naam kind] te verzorgen en op te voeden. Naar het oordeel van de kinderrechter is echter de vereiste duidelijkheid op dit punt thans niet aanwezig. In afwachting van de resultaten van het onderzoek door de Raad dient naar het oordeel van kinderrechter [naam kind] op een neutrale plaats bij derden te verblijven. Derhalve zal de kinderrechter de daartoe vereiste machtiging voor de termijn van de voorlopige ondertoezichtstelling aan de gezinsvoogdij-insteling verstrekken. Daarbij gaat de kinderrechter er van uit dat de Raad en de gezinsvoogdij-instelling zullen samenwerken. De hiervoor bedoelde duidelijkheid dient op zo kort mogelijke termijn verkregen te worden. Daarbij gaat de kinderrechter er van uit dat de vader en de moeder hun volledige medewerking aan het hiervoor bedoelde onderzoek zullen verlenen.
In het door de Raad uit te brengen rapport respectievelijk in een afzonderlijk door de gezinsvoogdij-instelling op te stellen en aan de kinderrechter over te leggen stuk dient het navolgende besproken te worden.
Met betrekking tot de hechting:
- Zijn de vader en de moeder daadwerkelijk beschikbaar voor [naam kind], dat wil zeggen richten zij hun leven zodanig in dat zij er daadwerkelijk voor [naam kind] kunnen zijn;
- Zijn de vader en de moeder in voldoende mate sensitief, dat wil zeggen herkennen zij de signalen van [naam kind] over datgene waaraan zij behoefte aan heeft;
- Zijn de vader en de moeder in voldoende mate responsief, dat wil zeggen kunnen zij op een goede manier met de hiervoor bedoelde signalen omgaan;
- Hebben de vader en de moeder oog voor de fysieke behoefte van [naam kind] en kunnen zij daar aan voldoen, bijvoorbeeld rust, voeding, kleding, reinheid, regelmaat en voorzichtigheid bij de dagelijkse omgang en verzorging van [naam kind].
Met betrekking tot de vader en de moeder:
- Kampen de vader en de moeder ieder voor zich met persoonlijke problemen die hun bij de verzorging en opvoeding van [naam kind] belemmeren;
- Staan de vader en de moeder open voor adviezen van derden danwel zijn zij in staat met derden samen te werken;
- Zijn de vader en de moeder voldoende in staat verzorging- en opvoedingsvaardigheden aan te leren.
De te geven antwoorden dienen zo veel mogelijk onderbouwd te zijn met concrete gegevens.
De kinderrechter gaat er van uit dat op korte termijn contact tussen de vader en de moeder enerzijds en [naam kind] anderzijds wordt hersteld en in geval van terugplaatsing wordt aangeven hoe de terugplaatsing zal verlopen.
De kinderrechter komt op grond van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht tot de slotsom dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind] of tot onderzoek van de geestelijke of lichamelijke gesteldheid noodzakelijk is de gezinsvoogdij-instelling te machtigen haar gedurende dag en nacht ook met ingang van 28 december 2011 tot 9 maart 2012 uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg 24-uurs. Het verzoek ten aanzien van de machtiging uithuisplaatsing zal worden toegewezen.
Aan de plaatsing zijn kosten verbonden, in welke kosten de vader en de moeder dienen bij te dragen, conform het Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg.
Beslissing
De kinderrechter:
Verleent de gezinsvoogdij-instelling machtiging [naam kind] voornoemd met ingang van 14 december 2011 tot 9 maart 2012 uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg 24-uurs.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Aldus gegeven door mr. W. Miltenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van P. Groothedde als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2011.
Hoger beroep
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de kinderrechter kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden na de datum van de uitspraak.
Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.