vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 187188 / HZ ZA 11-781
Vonnis van 21 december 2011
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. F.G. Verstraaten te Apeldoorn,
1. [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat mr. M.H.J. Miltenburg te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden c.s.] of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 september 2011
- het proces-verbaal van comparitie van 6 december 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagden c.s.] zijn van oktober 2001 tot mei 2006 vennoten geweest van de vennootschap onder firma [Firma A] (verder: de VOF). De VOF is per 19 mei 2006 beëindigd. Ook zijn beiden bestuurder/directeur geweest van de besloten vennootschap [B], welke vennootschap inmiddels failliet is verklaard.
2.2. [eiser] is de bestuurder van en houdt de aandelen in Diamond Management Support BV (verder: DMS) en [C].
2.3. [eiser] heeft op 8 oktober 2004 aan de VOF een factuur gestuurd ten bedrage van EUR 1.949,22 met daarin de vermelding: "Besprekingen en advies Overname [D] te [woonplaats]".
2.4. [C] heeft op 11 juli 2005 een bedrag ad EUR 5.000,00 per Postbank overgemaakt aan [gedaage sub 1].
2.5. DMS heeft op 2 september 2005 per Postbank een bedrag ad EUR 3.050,78 overgemaakt aan [gedaage sub 1].
2.6. [eiser] heeft op 17 juli 2009 een e-mail gestuurd aan [gedaagde sub 1] waarin staat:
"[gedaagde sub 1]
Er staat nog een factuur open van eind 2004 inzake financieringsaanvraag SNS EUR1949,22
Dit is volgens mijn administratie nog niet betaald
Indien dit wel op een bakrekening is overgemaakt, wil je dan aangeven welke?
Met betalingsbewijs
Indien deze factuur niet betaald is wat is dan de reden
Of anders toch maar direct overmaken op ING/Postbank (...)
2.7. DMS heeft op 31 mei 2010 een brief, geadresseerd aan "[B] [gedaagde sub 1] [gedaagde sub 2]", gestuurd waarin onder meer staat:
"Ik stel u hierbij zowel privé als [B] aansprakelijk voor alle schade die al geleden is en alle toekomstige schade die hieruit voortvloeit. (...) Tevens heeft u in privé en [B] geen gehoor gegeven aan het verzoek tot teruggave van onder uw beheer gekomen goederen. (...)
Tevens stel ik u aansprakelijk voor de voorgeschoten bedragen aan DSPM Beheer BV zoals huur EUR7037,11, Nuon EUR1050 en telefoon EUR500 over mei 2005 en juni 2005.
Er zijn aan u een geldbedragen overgemaakt door [eiser] privé op uw girorekening privé EUR8100. Dit was als voorschot en heeft geen enkele juridische basis. Ook dit bedrag vorder ik van u terug.
(...)
DSM BV
[eiser] (direktie)"
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat en uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [gedaagden c.s.] als hoofdelijke schuldenaren tot betaling van EUR 9.993,00 vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiser] grondt het gevorderde op de navolgende stellingen. [eiser] heeft de VOF geadviseerd bij de overname van een horecagelegenheid en de voor dat advies aan de VOF gezonden factuur ad EUR 1.949,22 is onbetaald gebleven. Tevens zou [eiser] twee bedragen aan [gedaagde sub 1] hebben voorgeschoten tot een totaalbedrag van EUR 8.100,00. [eiser] heeft geld gebruikt van de betreffende vennootschappen door welke het voorschot is overgemaakt omdat daar het geld op dat moment beschikbaar was. Op grond van gemaakte afspraken vordert hij die voorschotten van beiden terug, aldus [eiser].
3.3. [gedaagden c.s.] voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De factuur ad EUR 1.949,22
4.1. [gedaagden c.s.] hebben tegen dit onderdeel van het gevorderde aangevoerd dat zij de factuur nimmer hebben ontvangen en dat de VOF niet bij de overname van [D] betrokken is geweest nu de aandelen daarvan werden gekocht door [B] Ook merken zij op dat de betaling van de factuur moet worden gedaan aan DMS zodat [eiser] de vordering niet zou kunnen incasseren, aldus [gedaagden c.s.]
4.2. De rechtbank begrijpt het verweer van [gedaagden c.s.] aldus dat de VOF geen contractuele wederpartij van [eiser] is geweest, alsmede dat [eiser] niet gerechtigd is tot de vordering. Naar het oordeel van de rechtbank lag het in ieder geval na deze betwisting van de factuur op de weg van [eiser] om zijn vordering op dit punt nader te onderbouwen. [eiser] had dat ter gelegenheid van de comparitie van partijen kunnen doen, maar heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat de VOF partij is geweest bij de overeenkomst van opdracht inzake zijn advies over "[D]", zoals de factuur vermeldt. Om aan te kunnen nemen dat tussen [eiser] enerzijds en [gedaagden c.s.] als vennoten van de VOF een overeenkomst heeft bestaan, daarvoor is na de betwisting van die stelling hoe dan ook te weinig door [eiser] gesteld, waarmee voor bewijslevering geen plaats is.
De vordering ad EUR 8.100,00
4.3. Het meest verstrekkende verweer dat [gedaagden c.s.] tegen dit onderdeel van het gevorderde heeft opgeworpen, is het beroep op verjaring. [gedaagden c.s.] stelt dat de vordering niet is gestuit met de brief van 31 mei 2010 omdat die brief afkomstig is van DMS. Ook is die brief gericht aan [B] ter attentie van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en niet aan hen in privé.
4.4. Tussen partijen staat als onbetwist vast dat via de door [eiser] bestuurde vennootschappen in juli 2005 en in september 2005 bedragen tot een totaal van EUR 8.350,78 aan [gedaagde sub 1] zijn betaald. Er is dus niet aan [gedaagde sub 2] betaald en dat ook zij op grond van een afspraak gehouden zou zijn tot terugbetaling daarvan, zoals [eiser] stelt, is gemotiveerd betwist en daarna niet nader door [eiser] onderbouwd, waarmee de vordering jegens [gedaagde sub 2] sowieso afgewezen dient te worden. Daarbij komt dat de verjaringstermijn voor deze vordering voor het uitbrengen van de dagvaarding op 20 juni 2011 geacht moet worden te zijn voltooid nu deze verjaring niet tijdig door [eiser] is gestuit. Voor zover [eiser] heeft bedoeld te stellen dat sprake is geweest van stuiting is die stelling uitsluitend gebaseerd op de brief van 31 mei 2010.
4.5. Vooropgesteld moet worden dat een stuitingshandeling naar inhoud en strekking een voldoende duidelijke waarschuwing aan de schuldenaar moet inhouden dat hij ook na het verstrijken van de verjaringstermijn ermee rekening moet houden dat hij de beschikking houdt over zijn gegevens en bewijsmateriaal opdat hij zich tegen een alsnog ingestelde vordering van de schuldeiser behoorlijk kan verweren. Daarbij geldt dat aan de mededeling die aan de schuldenaar wordt gedaan niet de eis kan worden gesteld dat deze nauwkeurig de vordering moet omschrijven waarvoor de schuldeiser zich het recht op nakoming voorbehoudt met aanwijzing van de correcte juridische grondslag daarvoor. Voor een voldoende duidelijke waarschuwing is wel noodzakelijk dat voor de schuldenaar kenbaar is welke vordering is bedoeld. Daartoe is in een geval als dit tenminste vereist dat de vordering zodanig is omschreven dat de schuldenaar daaruit kan begrijpen 1) op grond waarvan de schuldeiser zich een aanspraak op betaling voorbehoudt en 2) waartegen de schuldenaar zich in dat verband heeft te verweren.
4.6. De rechtbank wil wel aannemen dat de brief van 31 mei 2010 niet alleen voor [B] - zoals [gedaagden c.s.] betogen - maar ook voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in privé bestemd is geweest. De brief bevat immers ook een aansprakelijkheidstelling van [B] en [gedaagden c.s.] in privé, zodat aangenomen moet worden dat de brief ook voor hen bedoeld was. Echter een stuitingshandeling dient ook plaats te hebben van de zijde van de gerechtigde (zie artikel 3:317 BW), derhalve zijdens [eiser] in privé. Daarvan is hier geen sprake nu de stuitingsbrief niet alleen op briefpapier van DMS is verzonden, maar ook namens deze vennootschap waarbij [eiser] als vertegenwoordiger, namelijk als directeur van DMS, is vermeld. Nu [eiser] in privé noch in de brief van
31 mei 2010, noch anderszins een stuitingshandeling heeft verricht, zijn zijn rechtsvorderingen voor zover hij die in privé al kan ontlenen aan de door zijn vennootschappen gedane betalingen, verjaard.
4.7. De conclusie is dat de vorderingen van [eiser] afgewezen dienen te worden. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden c.s.] worden begroot op:
- griffierecht EUR 285,00
- salaris advocaat EUR 768,00 (2 punt × tarief EUR 384,00).
Totaal EUR 1.053,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden c.s.] tot op heden begroot op EUR 1.053,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2011.