vonnis
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
zaaknummer / rolnummer: 191040 / KL ZA 11-1019
Vonnis in kort geding van 10 november 2011
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOUWBEDRIJF OOST B.V.,
gevestigd te Urk,
eiseres,
advocaat mr. R.A. Korver te Amsterdam,
1. DE ONTVANGER DER RIJKSBELASTINGEN/RANDMEREN/KANTOOR
ZWOLLE,
kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. J.C.G. Vestjens te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOUTHANDEL GOEDKOOP B.V.,
gevestigd te Duivendrecht, Molenkade 43-44,
gedaagde,
niet verschenen,
3. [gedaagde sub 3],
h.o.d.n. M.T.D. Montage,
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen afzonderlijk zullen hierna Bouwbedrijf Oost, De Ontvanger, Houthandel Goedkoop en [gedaagde sub 3] genoemd worden. Gedaagden gezamenlijk zullen De Ontvanger c.s. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 oktober 2011 met producties;
- de brief van 28 oktober 2011 van De Ontvanger met producties;
- de faxen van 31 oktober 2011 van Bouwbedrijf Oost met producties;
- de mondelinge behandeling van 1 november 2011;
- het tijdens de behandeling verleende verstek tegen de niet op een juiste wijze in rechte
verschenen Houthandel Goedkoop;
- de pleitnota van Bouwbedrijf Oost;
- de pleitnota van De Ontvanger.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Bouwbedrijf Oost verkeert in ernstige financiële problemen.
2.2. In september 2010 heeft Bouwbedrijf Oost zich gewend tot Zuidweg & Partners B.V. (hierna: Zuidweg). Zuidweg heeft in opdracht van Bouwbedrijf Oost een schuldsaneringsregeling opgesteld en deze aan 87 schuldeisers van Bouwbedrijf Oost aangeboden. Uiteindelijk zijn van de 87 schuldeisers, waarvan 86 concurrente schuldeisers zijn en alleen De Ontvanger preferent schuldeiser is, 84 schuldeisers met de minnelijke regeling akkoord gegaan.
Gedaagden weigeren in te stemmen met het akkoord. De schuld van Bouwbedrijf Oost aan Houthandel Goedkoop bedraagt EUR 1.680,89, de schuld aan [gedaagde sub 3] bedraagt EUR 238,-- en de schuld aan De Ontvanger bedraagt een bedrag van EUR 145.760,--.
2.3. In het kader van het aan de schuldeisers aangeboden buitengerechtelijk schuldeisersakkoord wordt aan de concurrente schuldeisers een vergoeding aangeboden van 12% tot 14% van hun vordering en aan de preferente schuldeiser een vergoeding van 24% tot 28% van haar vordering.
2.4. Op grond van een door Bouwbedrijf Oost bij het Zelfstandigenloket Flevoland (ZLF) in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) aangevraagd bedrijfskrediet, heeft BTBedrijfsadvies te Lunteren (BTB) een bedrijfseconomisch onderzoek verricht. Op 11 april 2011 heeft BTB rapport uitgebracht.
2.5. Hoofdstuk 4 van het door Bouwbedrijf Oost overgelegde door BTB opgesteld rapport van 11 februari 2011 luidt:
"4. ADVIES
De heren [directieleden Bouwbedrijf Oost] zijn gedreven om hun bedrijf voort te zetten, ook al zijn de omstandigheden, zowel ten aanzien van de financiële positie als de exploitatie, buitengewoon moeilijk.
Een sanering kan, nu bij een derde partij financiering is aangetrokken, worden doorgevoerd.
Wij adviseren het ZLF de Bbz-aanvraag van de heren [directieleden Bouwbedrijf Oost] af te wijzen, omdat er sprake is van een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht toereikend en passend te zijn (artikel 15, lid 1 van de WWB).
Wij hebben het onderzoek naar de levensvatbaarheid van de onderneming, gelet op het vorenstaande, niet afgerond.
(...)."
3. Het geschil
3.1. Bouwbedrijf Oost vordert - kort gezegd - veroordeling van gedaagden tot medewerking aan een minnelijke schuldregelingsvoorstel en bij gebreke aan onverkorte medewerking dit vonnis in de plaats komt van die medewerking.
3.2. Bouwbedrijf Oost stelt dat gedaagden door het onthouden van hun medewerking aan het buitengerechtelijk schuldeisersakkoord misbruik van hun bevoegdheid maken.
3.3. De Ontvanger en [gedaagde sub 3] voeren verweer.
3.4. De Ontvanger heeft als verweer aangevoerd dat - anders dan Bouwbedrijf Oost stelt - niet gebleken is dat ook na totstandkoming van het akkoord het bedrijf Bouwbedrijf Oost levensvatbaar is. Voorts heeft De Ontvanger aangevoerd dat het haar aangeboden bedrag van EUR 27.840,-- niet hoog is en dat in een faillissementssituatie De Ontvanger uitzicht heeft op een hogere uitkering. Ook heeft De Ontvanger gemeld dat niet alle schuldeisers (o.a. diverse banken) betrokken zijn bij het akkoord. Tenslotte heeft De Ontvanger zich op het standpunt gesteld dat hij er dient voor te waken dat hij een ondernemer niet bevoordeelt boven andere ondernemers, zowel uit oogpunt van concurrentievervalsing als in verband met precedentwerking alsook dat hij twijfelt of hij wel op de door Bouwbedrijf Oost aangeleverde informatie kan afgaan en dat bij instemming met een akkoord hij wellicht de mogelijkheid verliest om derden aansprakelijk te stellen voor de belastingschuld van Bouwbedrijf Oost.
3.5. [gedaagde sub 3] heeft ter zitting gemeld dat van hem niet verwacht kan worden dat hij vrijwillig instemt met een buitengerechtelijk schuldeisersakkoord als Bouwbedrijf Oost daarvoor niet het fatsoen heeft gehad te reageren op de diverse pogingen van [gedaagde sub 3] om met Bouwbedrijf Oost in contact te komen.
3.6. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Bij een buitengerechtelijk akkoord als het onderhavige, op de totstandkoming waarvan de gewone regels van het verbintenissenrecht van toepassing zijn, staat het een schuldenaar in beginsel vrij het hem door de schuldenaar aangeboden akkoord - dat inhoudt dat hij slechts een (beperkt) deel van zijn vordering betaald krijgt en voor het restant afstand doet van zijn recht op voldoening - te weigeren. Dit kan uitzondering lijden, indien de uitoefening van deze bevoegdheid wordt misbruikt en de schuldeiser aldus naar redelijkheid aanvaarding van het aanbod niet had kunnen weigeren.
4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in het onderhavige geval voldaan aan de criteria die plegen te worden aangelegd bij het aanmerken als 'misbruik van recht' van de weigering van een schuldeiser om mee te werken aan een onderhands akkoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3. Anders dan De Ontvanger heeft betoogd acht de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk dat na uitvoering van het buitengerechtelijk akkoord de onderneming Bouwbedrijf Oost voldoende levensvatbaar is. Weliswaar is het juist dat BTB het onderzoek naar de levensvatbaarheid niet heeft afgerond, maar daar staat tegenover dat door Bouwbedrijf Oost is gesteld dat - ook onder de huidige slechte financiële omstandigheden - haar toeleveranciers gewoon blijven leveren, de banken de aan haar geleverde kredietfaciliteiten niet hebben ingetrokken en dat een derde geldschieter bereid is een bedrag van EUR 90.000,-- ter beschikking te stellen. Dit duidt niet op een gebrek aan vertrouwen in de levensvatbaarheid van de onderneming.
Bouwbedrijf Oost heeft intern ook maatregelen getroffen die voor de langere termijn sterk kostenbesparend zijn (onder meer het inkrimpen van het personeelsbestand en bezuinigingen op vervoersmiddelen en kantoorbezetting).
Bovendien geldt dat de huidige problematiek bij Bouwbedrijf Oost niet alleen is veroorzaakt door de economische recessie, maar mede is veroorzaakt door een bouwongeval van de derde vennoot. Juist deze (inmiddels uitgetreden) vennoot zag toe op het managen van omvangrijke projecten. Thans is Bouwbedrijf Oost overgegaan naar minder omvangrijke projecten.
Voorts mag op grond van de opgestelde prognosecijfers van Bouwbedrijf Oost er van uit worden gegaan dat Bouwbedrijf Oost na uitvoering van het schuldenakkoord opnieuw een winstgevend bedrijf zal zijn.
4.4. De schulden van Bouwbedrijf Oost aan Houthandel Goedkoop en [gedaagde sub 3] bedragen in totaal EUR 1.918,89, hetgeen 0,297% van de gehele schuldenlast uitmaakt. Deze twee schulden, zowel absoluut als relatief bezien, vertegenwoordigen een zeer gering percentage in het geheel. De honorering van de weigering van deze schuldeisers om in te stemmen met het buitengerechtelijk akkoord heeft voorts verstrekkende gevolgen voor de groep van 84 concurrente schuldeisers met wie wel overeenstemming is bereikt. Ter zitting is immers onweersproken gesteld dat indien er niet overeenkomstig het voorstel een akkoord tot stand komt, een faillissement onvermijdelijk is en dat in dat geval alle concurrente schuldeisers vermoedelijk geen enkel bedrag uitgekeerd krijgen. Het niet aanvaarden van het akkoord door Houthandel Goedkoop dient dan ook te worden aangemerkt als een misbruik van bevoegdheid.
4.5. Voor De Ontvanger geldt dat hij naar verwachting wel een hoger bedrag bij faillissement van Bouwbedrijf Oost ontvangt. Ter zitting is zijdens De Ontvanger echter ook erkend dat hij niet alleen oog moet hebben voor de directe financiële belangen, maar ook rekening dient te houden met maatschappelijke aspecten als werkgelegenheid en de regionale betekenis van bedrijven. Onweersproken is door Bouwbedrijf Oost gesteld dat het bouwbedrijf al sinds 1878 actief is.
4.6. De voorzieningenrechter onderschrijft het standpunt van De Ontvanger dat hij er voor dient te waken dat hij een ondernemer niet bevoordeelt boven andere ondernemers. Door De Ontvanger wordt echter ook erkend dat hij geregeld aan buitengerechtelijke akkoorden meewerkt. Concrete omstandigheden waarom in dit geval De Ontvanger uit het oogpunt van concurrentievervalsing en/of in verband met precedentwerking niet akkoord zou kunnen gaan met het aangeboden akkoord worden niet genoemd.
4.7. Dat het De Ontvanger aangeboden bedrag in verhouding met de vordering niet hoog is, staat niet aan toewijzing van de vordering in de weg. Bouwbedrijf Oost heeft binnen het beschikbare financieringsruimte De Ontvanger als preferente schuldeiser het dubbele aangeboden ten opzichte van concurrente schuldeisers. Dit is in lijn met de geldende regels van het minnelijke traject van een schuldenregeling.
4.8. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de door Bouwbedrijf Oost verstrekte (financiële) informatie. Dat De Ontvanger dit wel doet, is begrijpelijk in het licht dat hij aanvankelijk een niet complete versie van het rapport van BTB heeft ontvangen. Andere aanknopingspunten die steun geven aan het vermoeden van De Ontvanger dat niet van de juistheid van de door Bouwbedrijf Oost verstrekte informatie kan worden uitgegaan, ontbreken echter.
4.9. Met betrekking tot het verweer van De Ontvanger dat naast vorenbedoelde 87 schuldeisers betrokken bij het akkoord er nog andere schuldeisers zijn, geldt dat Bouwbedrijf Oost heeft gesteld dat er inderdaad banken zijn die vorderingen op haar hebben, maar dat dit geen opeisbare vorderingen zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze niet-opeisbare vorderingen van de banken niet in de weg staat aan toewijzing van de vordering.
4.10. Voor wat betreft het door De Ontvanger gestelde dat bij -al dan niet gedwongen- acceptatie van een schuldregelingsvoorstel hij de mogelijkheid verliest om derden aansprakelijk te stellen voor de belastingschuld van Bouwbedrijf Oost, geldt dat De Ontvanger ter zitting erkend heeft dat in het onderhavige geval er geen grond is om aan te nemen dat derden inderdaad aansprakelijk gesteld kunnen worden. Toewijzing van de vordering leidt dan ook niet tot verlies van deze rechten aan de zijde van De Ontvanger.
4.11. Slotsom is dat de vordering in na te melden zin voor toewijzing in aanmerking komt.
4.12. De Ontvanger c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bouwbedrijf Oost worden begroot op:
- dagvaarding EUR 82,21
- griffierecht 560,00
- salaris advocaat 904,00
Totaal EUR 1.546,21
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt De Ontvanger c.s. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis medewerking te verlenen aan het op 17 mei 2011 door Zuidweg aangeboden akkoord, door schriftelijk aan Zuidweg te kennen te geven dat zij akkoord gaan met dit aanbod;
5.2. bepaalt dat, indien De Ontvanger c.s. weigeren tijdig gehoor te geven aan het hiervoor bepaalde, dit vonnis in de plaats treedt van die rechtshandeling(en);
5.3. veroordeelt De Ontvanger c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Bouwbedrijf Oost tot op heden begroot op EUR 1.546,21,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Telenga en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2011.