ECLI:NL:RBZLY:2011:BW1438

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
12 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2011-W010
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 12 augustus 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. [A], die als kinderrechter optrad in een procedure betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige. Het verzoek tot wraking werd mondeling gedaan tijdens de terechtzitting op 21 juli 2011, waar de vader van de minderjarige, verzoeker, aanwezig was. Tijdens deze zitting had mr. [A] al een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, wat leidde tot de wrakingsaanvraag van verzoeker. De rechtbank heeft vastgesteld dat mr. [A] reeds uitspraak had gedaan op het moment dat het verzoek tot wraking werd ingediend. De wet staat niet toe dat een wrakingsverzoek wordt ingediend nadat de rechter een einduitspraak heeft gedaan. De rechtbank concludeerde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat het doel van wraking, het voorkomen van verdere bemoeienis van de gewraakte rechter, niet meer kon worden bereikt. De beslissing op het wrakingsverzoek werd dan ook zonder mondelinge behandeling afgewezen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Wrakingskamer
Zaaknummer: 2011-W010
Datum : 12 augustus 2011
Beslissing op het verzoek tot wraking ex artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
tegen
mr. [A], in haar hoedanigheid van (kinder)rechter.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek tot wraking, mondeling gedaan ter terechtzitting van 21 juli 2011, strekkende tot wraking van mr. [A];
- het proces-verbaal van de terechtzitting van de enkelvoudige familiekamer van deze rechtbank van 21 juli 2011, betreffende de behandeling van het door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) ingediende verzoek tot een voorlopige ondertoezichtstelling en een machtiging tot spoeduithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige], bekend onder zaaknummer 187654 / JL RK 11-618, in welke procedure verzoeker, in zijn hoedanigheid van vader van de minderjarige, belanghebbende is.
1.2. De beslissing op het wrakingsverzoek is bepaald op heden.
2. De beoordeling
2.1. Ter terechtzitting met gesloten deuren op 21 juli 2011 is mr. [A] overgegaan tot behandeling van genoemd verzoek van de Raad.
2.2. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling blijkt het volgende. Bij die behandeling zijn, naast verzoeker, de minderjarige en zijn moeder verschenen, alsmede mevrouw Schilstra namens de Raad en de heer Ludeking namens Bureau Jeugdzorg Flevoland. Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht heeft mr. [A] haar beslissing ter openbare terechtzitting uitgesproken. Zij heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling verleend.
2.3. Na de uitspraak en de motivering van mr. [A] heeft de vader meegedeeld: "Ik ga dan in hoger beroep en u wraken. Ik wraak u, u doet niet aan waarheidsvinding. Het is schandalig. U heeft nog geen uitspraak gedaan."
2.4. Anders dan verzoeker heeft gesteld blijkt uit het vorenstaande dat mr. [A] reeds (mondeling) uitspraak had gedaan op het moment dat verzoeker zijn verzoek tot wraking deed. Uit de aankondiging dat hij in hoger beroep ging kan overigens worden opgemaakt dat ook in de visie van verzoeker de rechter reeds uitspraak had gedaan. Met deze mondelinge uitspraak is een einde gekomen aan de door de Raad aanhangig gemaakte procedure.
2.5. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het geven van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Een wraking dient immers te beletten dat de gewraakte rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben; dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds einduitspraak heeft gedaan. Voor de procespartijen resteren in dat geval slechts de tegen de tegen de einduitspraak openstaande rechtsmiddelen.
2.6. Nu aanstonds duidelijk is dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek, zal worden afgezien van een mondelinge behandeling van het verzoek.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus beslist door mrs. H.C. Moorman, J. van der Hulst en A.M. Koene, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2011.