In deze zaak gaat het om de berging en sloop van een kotter die in de nacht van 14 op 15 juli 2011 in de haven is gezonken. De boot is op 26 juli 2011 geborgen door Lelystad Haven en op 15 augustus 2011 gesloopt. De eiser, die een jaarligplaats voor de kotter had gehuurd, is door Lelystad Haven gedagvaard voor betaling van achterstallige contributie en kosten voor de berging en sloop van het vaartuig. De eiser heeft verzet aangetekend tegen een eerder verstekvonnis waarin zijn vordering integraal was toegewezen. Hij stelt dat hij niet verantwoordelijk is voor de kosten van berging en sloop, omdat hij daar nooit opdracht voor heeft gegeven en dat de kosten onevenredig hoog zijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Lelystad Haven gerechtigd was om de noodzakelijke voorzieningen te treffen in geval van gevaar voor schade of veiligheid. De rechter heeft ook opgemerkt dat Lelystad Haven herhaaldelijk heeft geprobeerd contact op te nemen met de eiser, die niet bereikbaar was. Dit werd als zijn eigen risico beschouwd. De kantonrechter concludeert dat Lelystad Haven op goede grond is overgegaan tot berging en sloop van het schip, en dat de eiser de redelijke kosten voor deze handelingen dient te vergoeden. De zaak is aangehouden voor nadere specificatie van de kosten door Lelystad Haven, en de eiser zal in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.