Uitspraak
2.Ontvankelijkheid
3.De verdere beoordeling
1.344,00(3,5 punten x tarief€ 384,00)
Rechtbank Zwolle-Lelystad
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Zwolle-Lelystad, is de vraag aan de orde of de bewindvoerder, na het overlijden van de onderbewindgestelde, bevoegd blijft om de procedure voort te zetten. De procedure begon met een tussenvonnis op 18 april 2012, gevolgd door getuigenverhoren en correspondentie tussen de advocaten van de partijen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.A. Heeren, stelde dat de erfgenaam, de heer [B], de procedure wilde voortzetten. De gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J.A. Neslo, voerde aan dat de eiseres niet meer bevoegd was om de procedure te voeren na het overlijden van de onderbewindgestelde, mevrouw [A]. De rechtbank overwoog dat, op basis van artikel 1:448, derde lid BW, de gewezen bewindvoerder verplicht blijft om noodzakelijke handelingen te verrichten totdat de erfgenaam de procedure heeft aanvaard. Aangezien niet was gebleken dat de heer [B] de procedure had overgenomen, concludeerde de rechtbank dat de eiseres bevoegd bleef om de procedure voort te zetten. De rechtbank oordeelde verder dat de eiseres niet was geslaagd in haar bewijsopdracht dat de gedaagde had toegezegd een bedrag van € 5.656,13 te betalen. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde tot dat moment waren begroot op € 1.602,00. Het vonnis werd uitgesproken op 26 september 2012 door mr. J.W.F. Houthoff.