ECLI:NL:RBZLY:2012:2192

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
5 september 2012
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
183279 / HZ ZA 11-358
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in civiele procedure met betrekking tot verfonthechting op gevelbeplating

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad op 5 september 2012 een vonnis gewezen in een zaak tussen [partij A] en [partij B]. De rechtbank heeft besloten een deskundige te benoemen om vragen te beantwoorden over de verfonthechting op gevelbeplating. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 16 mei 2012, waarin de rechtbank oordeelde dat er een deskundige moest worden benoemd. Partijen kregen de gelegenheid om zich uit te laten over de persoon van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd moesten worden. Na overleg heeft de rechtbank ing. [naam 2] van BDG Architecten Ingenieurs Zwolle bv benoemd als deskundige. De rechtbank heeft de deskundige vragen voorgelegd die betrekking hebben op de herstelmogelijkheden van de gevelbeplating en de kosten die daarmee gemoeid zijn. Tevens is bepaald dat partijen het procesdossier in afschrift aan de deskundige moeten overhandigen en dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek. De rechtbank heeft ook de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld op € 2.700,00, dat door beide partijen moet worden gedeponeerd. De zaak is vervolgens op de rol gezet voor 3 april 2013, waar verdere beslissingen zullen worden genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector civiel recht
Locatie Zwolle
zaaknummer / rolnummer: 183279 / HZ ZA 11-358
Vonnis van 5 september 2012
in de zaak van
[partij A],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.J. Douwes te Apeldoorn,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij B 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
gedaagde in conventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[partij B 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G.A. Smit te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [partij A] en [partij B], of ieder afzonderlijk [partij B 1] en [partij B 2], genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 mei 2012
  • de akte van de zijde van [partij A],
  • de akte uitlating deskundige van de zijde van [partij B]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Bij tussenvonnis van 16 mei 2012 heeft de rechtbank geoordeeld dat er een deskundige dient te worden benoemd, waarbij de rechtbank de aan de deskundige voor te leggen vragen reeds heeft vastgesteld, maar partijen nog de gelegenheid heeft gegeven zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de nader aan de deskundige voor te leggen vragen.
2.2.
De rechtbank heeft kennis genomen van het tussen partijen gevoerde debat omtrent de persoon van de deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen. Uit het debat volgt dat het opnieuw benoemen van [naam 1], van Stichting Keuringsbureau Hout (SKH), als deskundige op bezwaren stuit van [partij A]. [partij A] geeft er de voorkeur aan iemand van het COT (de akte vermeldt COA maar de rechtbank beschouwt dit als een verschrijving) als deskundige te benoemen. Mede gelet op de door het COT in rekening te brengen kosten voor een deskundigenonderzoek in verhouding tot de hoogte van de vordering, zal de rechtbank ertoe overgaan ing [naam 2], van BDG Architecten Ingenieurs Zwolle bv, als deskundige benoemen.
2.3.
Aan deze deskundige zullen de in het tussenvonnis van 16 mei 2012 onder rechtsoverweging 5.25. geformuleerde vragen worden voorgelegd welke als volgt luiden:
Kunt u aangeven wat de oorzaak is van de verfonthechting op de Ultraplanken die als gevelbeplating zijn bevestigd op de woonark van [partij A]?
Kan de ontstane verfonthechting worden hersteld en zo ja, hoe? Welke kosten zijn hiermee gemoeid?
Is het aanbrengen van een coating op de gevelbeplating een mogelijkheid om de ontstane verfonthechting te herstellen? Zo ja, dient de coating ook te worden vernieuwd na verloop van tijd? Zo ja, na hoeveel tijd?
Is de gevelbeplating gaan wijken? Zo ja, is nog na te gaan sinds wanneer de gevelbeplating is gaan wijken? Indien de gevelbeplating is gaan wijken, heeft dit dan consequenties voor de herstelmogelijkheden? Zo ja, welke? Waren bepaalde herstelmogelijkheden eerst wel mogelijk die nu, door het wijken van de gevelbeplating, niet meer mogelijk zijn? Indien de gevelbeplating is gaan wijken, is het aanbrengen van een coating dan nog steeds mogelijk als oplossing voor het probleem van de ontstane verfonthechting?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Voorts zullen op verzoek van partijen de navolgende vragen aan de deskundige worden voorgelegd:
6. Indien hersteld wordt met Fybercryl van AkzoNobel, zoals omschreven in de brief van 9 april 2009 (productie 10), dient deze coating dan na verloop van tijd te worden hersteld? Zo ja, binnen welke tijd? Zo nee, hoelang kan deze coating zonder nabehandeling toegepast worden?
7. Indien het antwoord op vraag 1 nee is, voor welke vorm van herstel zou dan volgens u moeten worden gekozen?
8. De huidige Canexel-toepassingsvoorschriften voor Ultraplan schrijven verticale montage voor. Bij [partij A] is Ultraplank horizontaal gemonteerd. Indien de verfonthechting onder normale omstandigheden zou kunnen worden hersteld door het aanbrengen van coating, is dit dan ook het geval in deze specifieke situatie, waarbij Ultraplank horizontaal is gemonteerd?
2.4.
De derde en laatste door [partij A] geformuleerde vraag, zoals weergegeven onder punt 7 van zijn akte, zal niet ter beantwoording aan de deskundige worden voorgelegd, aangezien de rechtbank van oordeel is dat die vraag buiten het bereik van het deskundigenonderzoek valt.
2.5.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige(n). De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.6.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige(n) doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.7.
In de vorige beslissing is al aangekondigd dat het voorschot door beide partijen, elk bij helfte, moet worden gedeponeerd.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de vragen als vermeld in rechtsoverweging 2.3.,
3.2.
benoemt tot deskundige:
ing. [naam 2] van BDG Architecten Ingenieurs Zwolle bv
Grote Voort 5
Postbus 633
8000 AP Zwolle
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van ing. [naam 2] vast op het door hem begrote bedrag van € 2.700,00 inclusief btw,
3.4.
bepaalt dat partijen ieder de helft van het voorschot dienen over te maken op rekeningnummer 56.99.90.734 ten name van MvJ Arrondissement Zwolle onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport" en het zaak- en rolnummer, en wel
binnen twee wekenna deze beslissing,
3.5.
draagt de griffier op om ing. [naam 2] onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot, en bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden niet eerder behoeft aan te vangen dan nadat de griffier van de rechtbank hem heeft meegedeeld dat het voorschot ontvangen is,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat zowel [partij A] als [partij B] het procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
  • de deskundige partijen bij een onderzoek van een object ter plaatse gelegenheid dient te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
  • indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt en welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na deze beslissing een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
3 april 2013,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [partij A] op een termijn van vier weken,
in reconventie
3.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.F. Clement en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2012.